|
EUTROPIUS
Korte geschiedenis van Rome
een historisch overzicht
vertaald door Vincent Hunink,
toelichting door door Jona Lendering
Athenaeum-Polak
& Van Gennep, Amsterdam 2019
ISBN 978 90 253
1084 4 | 189 blz; EUR 15
In
de late 4e eeuw, kort na het bewind van
Julianus, maakte de historicus Eutropius
de balans op van 1118 jaren Romeinse
macht, sinds de stichting van de stad
tot de dood van keizer Jovianus in 364.
Zijn overzichtswerkje, 'Breviarium
historiae Romanae', munt uit door korte,
heldere weergave van de belangrijkste
gebeurtenissen en feiten, zoals de
Romeinen die wilden vastleggen. Voor
diepgravende analyse of voor reflectie
op sociale, politieke of psychologische
achtergronden moet je juist weer niet
bij Eutropius zijn. Hij houdt het graag
zo concreet mogelijk. Wel geeft hij af
en toe pittige algemene oordelen over
vooral de wat latere keizers.
Zijn handige boekje
vormde al snel schoollectuur, en ook in
de Middeleeuwen is het werk vaak
gebruikt. Daardoor heeft het mede het
eeuwenlang gangbare beeld bepaald van de
Romeinse geschiedenis, met 'goede' en
'foute' figuren, 'grote' en 'kleine'
daden, 'sterke' en 'zwakke' leiders. En
natuurlijk: oorlogen, veroveringen, soms
een beschamende nederlaag of verlies van
een provincie, maar steeds het
geloof in de vanzelfsprekende
superioriteit van Rome. Wie Eutropius
leest ziet een soort standaardverhaal
over de Eeuwige Stad en haar Rijk. Een
partijdig en gekleurd verhaal, waar de
Romeinen zelf in zijn gaan geloven.
De persoon van
Eutropius blijft nogal duister. Hij
vertelt bijna aan het slot dat hij zelf
mee is geweest met keizer Julianus op
campagne in het verre oosten tegen de
Parthen. Daarna is hij blijkbaar
teruggekeerd in het westen, en hij heeft
steeds goede contacten onderhouden met
het hof. In de opdracht van zijn boek
noemt hij zichzelf 'magister memoriae',
wat zoiets is als 'directeur van het
archief'. Een man uit hogere kringen
dus, met een mooie militaire en
bestuurlijke carrière onder
verschillende 4e eeuwse keizers.
Vermoedelijk dus geen al te opvallende
of ambitieuze figuur.
Zijn Latijn is
meestal vrij eenvoudig, wat hem eens te
meer geschikt maakte als schoolauteur
door de eeuwen heen. En misschien ook
nog in onze dagen.
Dit boek bevat de
eerste Nederlandse vertaling van
Eutropius' complete werk, vergezeld van
toelichtingen in de vorm van een
uitvoerige namenindex. Bijna alle extra
informatie kan gekoppeld worden aan de
talrijke namen die door de historicus
worden genoemd of besproken. De
vertaling is van Vincent Hunink, en Jona
Lendering tekent voor de annotatie.
FRAGMENTEN
Tijdens
het consulaat van redenaar Marcus Tullius
Cicero en Gaius Antonius, in het jaar 689 na
de stichting van de stad, heeft Lucius Sergius
Catilina, een man uit een adellijke familie
maar met een verdorven karakter, een
samenzwering op touw gezet om het vaderland te
vernietigen [63]. Dat deed hij samen met een
aantal anderen, mannen van aanzien maar
roekeloze figuren. Door Cicero werd hij
verdreven uit Rome. Zijn metgezellen werden
opgepakt en in de gevangenis gewurgd. Catilina
zelf werd door Antonius, de andere consul, in
de strijd overwonnen en gedood.
(6,15)
---
Vanuit
Rome trok Caesar naar Africa, waar een enorm
aantal edelen de oorlog had hervat samen met
Juba, de koning van Mauretanië. De Romeinse
generaals daar waren Publius Cornelius Scipio,
afkomstig uit het aloude geslacht van Scipio
‘de Africaan’ (hij was namelijk schoonzoon van
Pompeius geweest), Marcus Petreius, Quintus
Varus, Marcus Porcius Cato en Lucius Cornelius
Faustus, de zoon van Sulla de dictator. Tegen
hen ging de strijd. Na een groot aantal
confrontaties eindigde Caesar als overwinnaar
[46]. Cato, Scipio, Petreius en Juba pleegden
zelfmoord. Faustus, de zoon van voormalig
dictator Sulla en schoonzoon van Pompeius,
werd door Caesar gedood.
Een jaar later was Caesar weer in Rome. Hij
benoemde zichzelf voor de vierde maal tot
consul en vertrok onmiddellijk naar Spanje,
waar de zoons van Pompeius, Gnaeus en Sextus,
een grootschalige oorlog hadden voorbereid.
Talrijke slagen vonden er plaats, de laatste
bij Munda [45]. Caesar kwam daarin dicht bij
een totale nederlaag. Ja, zijn mannen sloegen
al op de vlucht en hijzelf dacht al aan
zelfmoord, om niet na zijn enorme militaire
roem in handen te komen van een paar
groentjes, als man van vierenzestig. Maar ten
slotte wist hij zijn troepen te hergroeperen
en behaalde hij de overwinning. De oudste van
Pompeius’ zoons werd gedood, de jongste
vluchtte.
Nu had Caesar de burgeroorlogen overal ter
wereld beëindigd en keerde hij terug naar
Rome. Zijn optreden daar kreeg overdreven
arrogante trekjes, wat indruiste tegen de
Romeinse vrijheid zoals men die gewend was.
Ereambten verleende hij nu naar eigen
goeddunken, terwijl ze vroeger door het volk
werden toegekend. Als de Senatoren zich bij
hem vervoegden stond hij niet voor hen op. En
zo waren er nog meer dingen die deden denken
aan een koning of welhaast een despoot.
Er volgde een samenzwering tegen hem van
minstens zestig Senatoren en Romeinse ridders
[44]. De hoofdfiguren waren Brutus, een telg
uit het geslacht van de Brutus die als eerste
consul in Rome was geweest en die de koningen
had verdreven, verder Gaius Cassius en
Servilius Casca. Op de dag van de
Senaatszitting, toen Caesar te midden van de
anderen naar de Curia kwam, werd hij
doodgestoken: drieëntwintig maal sloeg men
toe.
(2,23-25)
latest changes here:
|
|