LEREN
VAN SENECA
tekst gepubliceerd in: Kleio, tijdschrift
voor oude talen en antieke cultuur, 36, 2007, 50-59
[>p.50]Na
vele jaren staat de Romeinse filosoof Seneca (ca. 2 v.Chr.- 65 n.Chr.) in
Nederland weer eens op de lijst van eindexamenauteurs. In 2008 zullen de
kandidaten zich mogen buigen over een pensum van teksten uit Seneca en Tacitus.
Helaas heeft Seneca bij veel classici en liefhebbers van de oudheid een slechte
naam. Daarom volgt in deze bijdrage een pleidooi voor het bestuderen van Seneca.
Wat heeft de oude filosoof aan Vlaamse en Nederlandse leerlingen van vandaag te
bieden? En hoe zit het met zijn vermeende hypocrisie?
Dat het lezen van Seneca verdediging
behoeft is eigenlijk een merkwaardige zaak. Weinig auteurs vragen zo weinig
voorkennis en zo weinig speciale vaardigheden van lezers als hij. Die
vaststelling van Seneca's begrijpelijkheid zou op zichzelf moeten leiden tot een
positief waardeoordeel. Antieke auteurs leest men in het algemeen om er wat van
te leren, om toegang te krijgen tot andermans gedachten uit andere tijden, en
hoe minder obstakels een oude tekst daarvoor opwerpt, des te beter. Sommige
classici hebben de neiging om auteurs juist meer te waarderen naarmate ze
moeilijker zijn en naarmate hun werk meer gepuzzel vergt. Ze spreken soms
geringschattend over een tekst 'die men onmiddellijk kan begrijpen', alsof dat
eerder tegen die tekst pleit dan ervoor. Het zal duidelijk zijn dat ik deze
opvatting niet deel.
Als begrijpelijk en toegankelijk auteur
heeft Seneca veel mee om hem tot een goede schoolauteur te maken. Eigenlijk hoef
je over Seneca niets te weten om zijn brieven aan Lucilius te kunnen lezen en
gebruiken. Ze bevatten algemene levenslessen en ze vormen nadrukkelijk voor
publicatie geschikt gemaakte traktaatjes. Hoe anders dan de correspondentie van
Cicero, waarvan haast geen brief te volgen is zonder een pagina aantekeningen en
toelichtingen! Cicero's brieven zijn eigenlijk meer stof voor historici dan
letterkundig interessante bronnen, uitzonderingen daargelaten.
Seneca's brieven hebben nauwelijks enige
contekst nodig, want hun inhoud redt het op eigen kracht: ze gáan echt ergens
over. Natuurlijk wordt de lezer niet slechter van enige voorkennis over
bijvoorbeeld de Romeinse elite, het hof van Nero, de Stoa en de geschiedenis van
het wetenschappelijk en filosofisch proza in Griekenland en Rome, om enkele
onderwerpen te noemen. Ook een paar namen uit de Romeinse geschiedenis die
Seneca graag als voorbeelden aanhaalt (het type Cato, Fabius Maximus,
Cincinnatus, Brutus en Scipio) zijn
nuttig om te kennen. Ten slotte kunnen ook een paar inzichten in Romeinse
politiek, inclusief wat roemruchte namen [>p.51]
(Catilina, de Gracchi, Sulla) en de antieke mythologie (Tantalus, Thyestes)
handig zijn bij de lectuur. Maar daarmee is het belangrijkste wel in kaart
gebracht.
En zelfs zonder zulke voorkennis laat het
meeste zich snel verklaren vanuit de teksten zelf. Seneca laat namelijk zelden
onduidelijkheid bestaan over de vraag of een exemplum 'goed' of 'fout'
is. En goed of fout, do's and don'ts, daarom draait het in zijn proza:
wat moet je doen om goed te leven? Hoe gebruik je de weinige tijd, die van
onzekere lengte is, zo goed mogelijk? Wat geeft zin en vervulling, en wat alleen
frustratie en ergernis? Kortom, wat is geluk en hoe word ik gelukkig? Dat is
waar het uiteindelijk om gaat.
Tijdloos
Vooral Seneca's brieven hebben een hoog
gehalte van tijdloosheid. Ik geef een aantal voorbeelden.
In brief 1 beschrijft Seneca op
indringende wijze dat je de tijd goed moet gebruiken. Tijd is onherroepelijk,
onvervangbaar, en mag dus niet verkwist of verspild worden. Vooral andermans
tijd verspillen is een groot kwaad, en omgekeerd moet je het krijgen van iemands
tijd als een groot geschenk waarderen: iets kostbaarders is er niet. Dat zijn
verbazend goede lessen, zou ik willen zeggen, en dat allemaal in het bestek van
één pagina!
Brief 5 betoogt dat je niet moeten
proberen om van andere mensen aan de buitenkant te verschillen en te koop te
lopen met je bijzondere gaven of je speciale identiteit. Innerlijke distantie
ten opzichte van anderen is wel in orde, maar verder is het beter je te
conformeren aan wat gangbaar is. Ook deze les van Seneca lijkt in West-Europa nu
onverminderd actueel.
In brief 12 staat de oude dag centraal.
Het is natuurlijk vervelend om die te ervaren, zegt Seneca, maar we moeten
proberen hem te omhelzen en lief te hebben. Veel universeler kan het thema niet.
Misschien is het voor jongeren niet meteen iets wat aansluit bij hun leefwereld,
maar zelfs voor hen kan het geen kwaad om de gedachte eens te overwegen.
Een mooie brief is nummer 15, die in het
teken staat van sport en sportverdwazing. Moet je aan krachtsport doen, meedoen
aan marathonlopen en wedstrijden, moet je wereldrecords breken? Allemaal onzin,
zegt Seneca. Goede, regelmatige beweging houdt een mens fit en in vorm en geeft
de geest rust. Dat levert dus echte gezondheid op, de andere vormen van sport in
feite niet. Opnieuw is de relevantie van Seneca's boodschap in onze wereld snel
duidelijk voor wie de media volgt.
[>p.52]Eveneens
herkenbaar en toepasbaar is brief 56. Daarin wordt bepleit dat ook wie omringd
is door herrie en lawaai moet proberen de rust en concentratie te bewaren.
Seneca geeft als voorbeeld het rumoer van een drukbezocht badhuis. In deze tijd
laat zich dat gemakkelijk vertalen tot, bijvoorbeeld, de bedrijvigheid in een
druk stadscentrum, een vertrekhal op een luchthaven of een wachtkamer in een
groot ziekenhuis. De boodschap blijft dezelfde: houd je staande temidden van de
drukte.
De gedachte van brief 69 heeft al bijna
de status van cliché bereikt: veranderen van plaats helpt niets; wie een ander
leven wil gaan leiden moet van binnen veranderen. Het is een waar woord, maar
velen leven er niet naar. Je zou het sommige bezeten wereldreizigers voor ogen
willen houden.
In brief 70 worden de lezers aangespoord
zich te bezinnen op het verloop van de tijd en op hun einde, via het voorbeeld
van een reis naar een eerder bezochte plek. Seneca spreekt in zijn brief over
Pompeii, de stad die dan nog niet aan de eruptie van 79 ten prooi is gevallen.
Dat maakt alles wat hij zegt voor lezers van nu, die Pompeii kennen als
archeologisch monument, nog des te pakkender.
Een belangrijke brief voor iedereen die
zich aan studie wijdt is brief 84. Die heeft als thema 'lezen en schrijven, ook
op reis'. Met alles wat we leren, betoogt Seneca, moeten we ook echt iets doen.
Het is nodig en zinvol om eigen keuzes te maken en ook zelf iets toe te voegen.
Het gelezene moet niet onverteerd blijven, maar in de geest van de lezer worden
verwerkt, zoals voedsel in zijn lichaam.
Zo laten de voorbeelden uit Seneca's
brievencorpus zich vermeerderen. Ik wijs nog op de praktische levenswijsheid van
brief 101 ('kijk niet te ver vooruit! Leef nu, zie elke dag als een nieuw
leven') en brief 107 ('wees klaar om te gaan, sterven maakt deel uit van het
leven'). Verder zijn er instructieve brieven over zelfbeschikking en euthanasie,
en natuurlijk de beroemde brief 47 over de noodzaak tot humane omgang met
slaven.
Al deze relevante en actuele teksten zijn
zonder veel contekst toegankelijk en verdienen een plaats in het
lectuurprogramma op school of universiteit. Een mogelijk nadeel is wel dat niet
alles even leuk en licht verteerbaar is voor jonge lezers. Bij de moralist
Seneca is het allemaal loden ernst, en luchtige noten zijn schaars. Dat is
ongetwijfeld waar, maar er zit toch ook weer een goede kant aan: hier geen
oppervlakkige kletspraat, geen verhaaltjes over generaals en nutteloze oorlogen
uit een ver verleden, dwaze strijd om Troje of de stichting van Rome, geen
mythologie die vooral zichzelf dient, en geen flauwe literaire spelletjes. Het
is Seneca ernst. In het huidige onderwijsklimaat kan enige ernst volgens mij
geen kwaad. Het getuigt van een goede instelling als we leerlingen durven te
confronteren met teksten die een werkelijk serieuze inhoud hebben. Het is vooral
aan de docent om die 'zware kost' lichter verteerbaar te maken.
[>p.53]Selecteerbaar
Er zijn allerlei manieren waarop dat
denkbaar is. Bij sommigen komt misschien de verleiding op om Seneca toch te
verbinden met humor. Dat kan op een wat grove manier door bijvoorbeeld iets te
laten zien van zijn satire op keizer Claudius, de bekende Apocolocyntosis
'verpompoening', een merkwaardig en enigszins boosaardig werkje, waarin de
pasgestorven Claudius belachelijk wordt gemaakt. De omstandigheid dat Seneca
over diezelfde Claudius ook een lovende lijkrede heeft geschreven die Nero op de
uitvaart uitsprak, is helaas geen echte aanbeveling voor de schrijver. Je zou
hem zelfs van hypocrisie kunnen beschuldigen. Op dat verwijt kom ik aan het slot
van deze bijdrage terug.
Er zijn wel meer Seneca-teksten die ter
variatie en verluchtiging kunnen worden aangeboden. Ik denk hier aan zijn
interessante en weinig gelezen Naturales Quaestiones met grappige
verklaringen van bliksem en vulkanisme, of aan Seneca's drakerige tragedies, die
zo over the top zijn in hun weergave van pathos en extreme emoties dat
het van de weeromstuit weer goed is voor een glimlach...
Maar gelukkig bieden de brieven aan
Lucilius zelf al voldoende mogelijkheden voor didactische variatie op grond van
hun typische kenmerken en de daaruit volgende mogelijkheden. Zo maakt het
materiaal het uitstekend mogelijk om hieruit een gerichte en verantwoorde keuze
te maken. Niemand is gedwongen om alle 124 brieven van het corpus te lezen.
De collectie is door Seneca ongetwijfeld
bedoeld als een samenhangend geheel met een duidelijke ontwikkeling daarbinnen.
Aan het begin staan veel brieven die vrij gemakkelijk zijn van thematiek en kort
van omvang. Verder zijn er de voor velen vertrouwde elementen van 'spreuken van
Epicurus', die Seneca ontleent aan de wijsgerige concurrentie om zijn addressaat
Lucilius tot lezen te verlokken. Lucilius wordt eerst als een soort beginneling
'de collectie ingetrokken', maar geleidelijk veranderen de toon waarop hij wordt
aangesproken en de kost die hij krijgt voorgeschoteld: er komen meer wijsgerige
onderwerpen, soms zelfs technisch van aard (vergelijk Brief 106 'over de
stoffelijkheid van het goede'). Ook de gemiddelde lengte van de brieven lijkt
toe te nemen: sommige brieven worden halve traktaten.
Maar aan die prachtig opgebouwde eenheid
en structuur van de bundel mag de gebruiker uiteindelijk lak hebben. Veel
brieven zijn prachtig, maar er zitten ook ronduit ergerniswekkende betogen in
over de deugd, over de unieke positie van de wijze en de filosofie, over
gehoorzamen aan het lot, enzovoorts. Wat let de lezer of docent om die gewoon
terzijde te laten?
De mogelijkheden voor zinvolle selectie
gaan nog verder. Zo kan men bijvoorbeeld brieven uitkiezen op een bepaald thema.
Denkbaar is een biografische benadering (welke brieven vertellen iets over
Seneca als mens?), een cultuur-historische [>p.54]invalshoek
(waar worden typisch Romeinse zaken zichtbaar?), een retorisch-communicatieve
benadering (wat is er te leren over stijl en effectieve informatieverwerking?)
of een politieke invulling (wat zeggen deze brieven over Nero, en hoe verhouden
ze zich tot het werk van Tacitus?)
Maar dat is nog niet alles: de brieven
zijn afgeronde eenheden, uiteraard, met een begin, een midden en een eind, maar
niemand is gedwongen om elke brief helemaal te lezen. In mijn bloemlezing van
Seneca-brieven in vertaling uit 2004 (zie de bibliografische aantekening) heb ik
een paar keer brutaal het mes gezet in lange, technische brieven, en een
belangwekkende passage uit het begin of einde eruit gelicht.
Dat is tot op zekere hoogte arbitrair en
subjectief, hoewel ik denk dat veel lezers mijn keuze zouden volgen. Maar een
filosoof zou de selectie misschien anders laten uitvallen. Seneca's werk biedt
simpelweg materiaal voor allerlei benaderingen, en dus ook voor allerlei
verschillende keuzes. Hij moedigt ons trouwens zelf in zijn brieven aan om het
heft in eigen handen te nemen en niet blind te varen op wat anderen ons
voorkauwen, getuige bijvoorbeeld zijn brieven 33 en 64. Seneca suggereert hier
dat je als lezer actief iets mag doen met teksten van anderen.
Zelfs
in fragmenten
De meest extreme vorm van fragmentatie
wordt bereikt wanneer men niet het hele corpus of een hele brief gebruikt, of
zelfs maar een samenhangend deel van een brief, maar op zoek gaat naar mooie
uitspraken en pakkende citaten. En ook hier levert Seneca waar voor zijn geld.
Uit de brieven zijn talloze one-liners, tegeltjeswijsheden en
'zelfhulp-inzichten' te halen, die ook los van alle contekst aardig en nuttig
kunnen zijn. Het beste bewijs hiervan is het boekje Seneca voor managers.
Hierin staan zo'n 250 korte, tweetalige citaten; uit bijna elke brief zijn een
of twee passages opgenomen. Vaak kiest de samensteller, Georg Schoeck, als
vanzelf voor de puntige spreuken waar Seneca zo beroemd mee is geworden: zijn
sententies.
Om enkele voorbeelden te geven: 'waartoe
al die slaapkamers? Je kan toch maar in één ervan slapen' (p.75); 'van nature
is de mens een zindelijk en verfijnd wezen' (p.77) en het onverslaanbare 'wie
gelukkiger wil leven, moet beter leven' (p.77). Het lijken direct bruikbare
wijsheden uit een zelfhulpboek van praktische psychologie.
In eerste instantie kan men geschokt
reageren op dit boekje, minstens bij de volgende opmerking: 'Veel van zijn
fonkelende zinnen schijnen als het ware te smeken om uit hun zinsverband te
worden verlost. Geïsoleerd van hun contekst bereiken zij pas hun volste
schittering' (p.12). Het lijkt absurd om integraal overgeleverde teksten
doelbewust te gaan versnipperen en het resultaat vervolgens beter te
noemen. Maar aan de andere [>p.55]kant: laten we ook dit eens durven denken! Wat is er
eigenlijk op tegen om af en toe op deze manier oorspronkelijke stukjes Latijn te
gebruiken?
Ik denk dat dit ook in de klas zou kunnen
werken: men zou leerlingen gewoon een serie van dit soort uitspraken kunnen
voorschotelen en eens zien wat ze ermee kunnen. Ik zou me kunnen voorstellen dat
ze nieuwsgierig worden naar de dan verzwegen contekst, dat die snippers smaken
naar méér, iets waarin de docent dan kan voorzien. De snippers worden dan tot
een Seneca voor beginners, als welbewuste aanloop naar een groter geheel.
Leerlingen zouden ook de opdracht kunnen
krijgen om vanuit bepaalde citaatjes een brief of passage te reconstrueren of
zelf een zinvolle contekst te schrijven volgens opvattingen van de Stoa. Ik weet
dat de tijd in de klas vaak te kort is voor dit soort schrijf-experimenten, maar
misschien is er toch af en toe een kleine gelegenheid om leerlingen op zo'n wat
meer creatieve manier aan het werk te zetten en zich als het ware spelenderwijs
te laten inleven in Romeins denken.
Overigens ben ik ervan overtuigd dat
juist in onze tijd fragmentarische teksten extra veel kansen bieden voor lezers,
omdat ze ruimte laten voor individuele invulling en aanvulling. Zijn die grote
massieve brokken tekst in onze uitgaven van Latijnse en Griekse teksten niet
vaak een hindernis? Fragmenten lezen is soms stimulerender.
Het letterlijk verbrijzelen van grote
stukken tekst in Seneca voor managers is in tweede instantie misschien
helemaal niet schokkend, maar juist een geslaagd waagstuk, een daad van durf en
moed, die de weg naar Seneca kan openen. We moeten méér durven, ja, alles
durven met de 'heilige' klassieke teksten, in het volle vertrouwen dat ze wel
tegen een stootje kunnen.
Realistisch
Seneca biedt nog meer praktische
aanknopingspunten voor behandeling in groepen. Een aspect van zijn brieven dat
misschien pas na aandachtige lectuur opvalt is zijn realisme.
Dat is een paradox. Deze in briefvorm
geschreven filosofische overpeinzingen lijken met het volle Romeinse leven
weinig te maken te hebben. Het is zelfs de vraag ze ooit als echte brieven
verstuurd zijn en of Lucilius wel heeft bestaan. De collectie is goed denkbaar
als een bundel fictieve of semifictieve brieven naar Hellenistisch model, in dit
geval met een originele, licht-filosofische invulling.
Veel onderwerpen zijn zo abstract en
algemeen geldig dat ze eigenlijk ontstijgen aan een louter Romeinse contekst.
Zelfmoord plegen, het belang van geestelijk evenwicht [>p.56]en
daadkracht, de wil om te leren: dat is allemaal niet speciaal Romeins maar juist
algemeen en universeel relevant.
Soms keert Seneca dat concrete Romeinse
leven zelfs letterlijk de rug toe, zoals in brief 7, waar hij uiting geeft aan
zijn diepe afkeer van de bloeddorstige spelen in het amfitheater. Aan zijn hand
wordt de lezer als het ware vanuit de arena teruggevoerd naar de studeerkamer.
Maar juist deze filosoof Seneca laat in zijn brieven menigmaal indringend iets
zien of voelen van het gewone Romeinse leven. Seneca's gestileerde teksten geven
en passant een beeld van de werkelijkheid, zoals zwart-wit films van de
'Nouvelle Vague' het straatbeeld oproepen van Parijs of Rome in de jaren '60:
onbedoeld en onbewust, maar scherp en misschien beter dan een documentaire uit
die tijd.
Heel bekend is natuurlijk de realistische
brief 47 over de omgang met slaven. Daarin staan al heel wat details over hoe
Romeinen dat dan kennelijk in de praktijk op allerlei manieren verkeerd deden.
Een ander voorbeeld is brief 123, waar Seneca beschrijft hoe hij na een
vermoeiende reis op zijn landgoed aankomt, waar het vervolgens ontbreekt aan
personeel. Onvergetelijk is Seneca's beschrijving van het badhuis waar hij enige
tijd boven woont, in brief 56, of de beeldend opgeroepen ouderwetse, simpele
badkamer van Scipio in brief 86.
Hoe kan het dat juist hier in zulke
brieven treffende details zichtbaar worden? Het geheim van de paradox schuilt
volgens mij in de bewuste stilering. Seneca maakt, terwille van zijn
filosofische doel, scherpe en herkenbare, afgeronde sfeerbeelden, die zonder
extra informatie begrijpelijk en direct toegankelijk zijn. Het 'rauwe leven'
ongefilterd weergeven levert kunst op die voor mensen in een latere tijd soms
juist moeilijk toegankelijk wordt. Seneca heeft het tijdelijke willen omvormen
naar het eeuwig geldige, en juist daardoor dat tijdelijke zo helder neergezet.
Als parallel is hier te denken aan de levendige en eveneens zeer gestileerde
settings in de dialogen van Plato.
Praktisch gezien lijkt ook dit aspect
goed te gebruiken in het onderwijs. Aan de hand van Seneca's brieven laat zich
bijvoorbeeld een interessant beeld van het leven in de grote stad ontwerpen.
Typisch
Romeins
De voordelen van Seneca als auteur zijn
hiermee nog niet uitgeput. Als gezegd gaan zijn brieven over brede vraagstukken
en zijn ze herkenbaar en relevant voor moderne mensen. Maar soms ook heeft de
auteur ongemerkt een typisch Romeinse kijk op de dingen. Seneca's
toegankelijkheid kan soms bedrieglijk werken. Heel lang heb ik gedacht dat zijn
talrijke verwijzingen naar oud-Romeinse helden (Cato, Flaminius, [>p.57]Fabius
Maximus), inclusief lovende opmerkingen over Deugd, Eenvoud, Rechtlijnigheid tongue
in cheek waren. Ik kan ze zelf namelijk moeilijk serieus nemen en ik zal wel
niet de enige postmoderne mens zijn die het met die reactionaire uitlatingen en
tirades tegen zedenverval moeilijk heeft.
Maar rustige lectuur van Seneca's tekst
laat zo'n ironische lezing eigenlijk niet toe: deze denker bedoelt alles ernstig
en is daarmee dus op een beslissend punt anders dan de postmoderne manier van
zien en voelen. Dat is leerzaam. Bestudering van de oudheid is niet alleen
zinvol vanwege de mogelijkheid van identificatie maar juist ook door
verwondering over het vreemde.
Voor een ander voorbeeld verwijs ik graag
naar brief 114 (eerder gepubliceerd in Hermeneus 76, 2004, 192-199). Deze
brief is vrijwel geheel gewijd aan stijl. Seneca gaat hierin fel tekeer tegen
'slappe' en mateloze stijl, zoals die bijvoorbeeld in het dichtwerk van de
beroemde Maecenas naar voren komt. De arme Maecenas wordt zelfs geciteerd en
belachelijk gemaakt. Het ideaal blijkt juist een 'mannelijke' stijl, die kracht
en zelfbeheersing insluit. Voor Seneca is stijl niet simpelweg een kwestie van
smaak en persoonlijke voorkeur. Er zijn allerlei principes mee in het geding, en
de keuze voor een bepaalde stijl verraadt veel over iemands persoonlijkheid. Het
heeft vermoedelijk gegolden voor de Romeinse elite in het algemeen: stijl en
imago waren nauw met elkaar verbonden, misschien meer dan vandaag de dag.
Daardoor zijn Romeinse discussies over stijl altijd ook discussies over
identiteit en (zelf)perceptie: geen vrijblijvende, academische disputen, maar
dringende kwesties van het hoogste gewicht.
In deze gevallen is Seneca dus wat
weerbarstiger, juist door de andere mentaliteit die hij laat zien. Zeker in de
klas zal men waarschijnlijk eerder de herkenbare en direct relevante denker
opzoeken. Maar het is toch iets om ook in het achterhoofd te houden: ook door
markante verschillen valt er van Seneca iets te leren.
Soms kunnen mentaliteitsvragen vrij
gemakkelijk een plaats krijgen bij de behandeling van bepaalde brieven. Ik denk
hier aan de al genoemde brief 47 over slaven. Daarin is de vraag naar de
vanzelfsprekendheid van slavernij een mogelijk aanknopingspunt. Seneca stelt de
slavernij namelijk, verrassend genoeg, nergens ter discussie, iets wat vanuit
modern en christelijk perspectief misschien wel te verwachten was.
Hypocriet
Tot slot wil ik nog even
stilstaan bij een heikel punt. Seneca mag dan nog zo veel te bieden hebben, hij
heeft een groot PR-probleem. De filosoof staat namelijk wijd en zijd te boek als
een figuur met bedenkelijke karaktertrekken, evenals bijvoorbeeld de [>p.58]historiograaf
Sallustius (eerste eeuw v.Chr.). Met name wordt Seneca vaak kwalijk genomen dat
hij een bepaalde mate van hypocrisie ten toon spreidt. Zo wordt dat althans vaak
geduid wanneer hij in zijn brieven eenvoud, vrijwillige onthouding, matigheid en
zelfs armoede predikt. Hij was immers een van de rijkste mensen die ooit in Rome
hebben geleefd. En hij geeft wel voorschriften over deugd en rechtschapenheid,
maar is toch ook de leraar geweest van de 'wrede tiran Nero'.
Wie goed kijkt, ziet overigens nog veel
meer schijnbare tegenstrijdigheden, ook in de teksten zelf. Hij ageert
regelmatig tegen futiele academische haarkloverij, maar soms doet hij er zelf
met plezier aan mee. Hij ademt een moderne visie van autonomie, eigen daadkracht
en denkkracht, maar roemt en prijst onverholen alles wat oud-Romeins is. Of, op
een hoger niveau: hij kiest positie als verdediger van rede, filosofie en
verstandelijkheid (ratio), maar leeft zich in zijn tragedies geweldig uit
in de schildering van wreedheden en emotionele excessen (pathos).
Maar is dat nu een verwijtbaar gebrek aan
evenwicht of zelfs een morele fout? Maakt het een auteur en zijn oeuvre niet
eerder boeiend als er spanningen en nuances in zitten? Mijn antwoord zal
duidelijk zijn. En met welk recht duiden rijke westerlingen Seneca als hypocriet
aan omdat hij 'als miljonair de armoede preekt'? Wat had hij dan moeten doen?
Zijn kapitaal opgeven of in de Colosseum uitstrooien, zich in lompen hullen en
bedelaar worden? Zulke dingen worden toch ook niet verlangd van hedendaagse
denkers die welvarend zijn.
Seneca's boodschappen zijn soms
confronterend en direct: vandaar misschien de instinctieve afwijzing ervan op
basis van het hypocrisie-argument. Maar daarmee wordt de deur naar begrip van
Seneca's teksten te snel gesloten. Het aloude verwijt van hypocrisie kan beter
even tussen haakjes worden gezet. In de klas kan het desnoods worden gebruikt om
te stimuleren tot een kritische benadering. Af en toe draaft Seneca door en zijn
morele gelijk werkt wel eens op de zenuwen. In zulke gevallen vraagt hij om
tegenspraak, om kritiek, om tegenargumenten waarmee door zijn fraaie stijl kan
worden heengeprikt.
Hoe dan ook, teksten die zozeer tot
reacties kunnen aanzetten, lijken op school bijzonder bruikbaar. Rechtsom of
linksom: van Seneca's teksten wordt een mens beter. En of je wilt of niet, want
zoals Seneca zelf zo treffend zegt: Dicam etiam inuitis profutura:
"Ook wie niet wil zal ik nuttige adviezen geven" (Brief 89,19).
Bibliografische
aantekening
Deze bijdrage is de bewerkte versie van een lezing op de nascholingdag Klassieke
Talen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (NL) op 10 maart 2006.
De meeste in het artikel genoemde brieven
van Seneca zijn in vertaling opgenomen in: Seneca, Leren sterven. Brieven aan
Lucilius, vertaald door Vincent Hunink, (Athenaeum - Polak & Van Gennep)
Amsterdam 2004.
Voorts is gebruik gemaakt van: Seneca
voor managers: kernspreuken, gekozen uit de Brieven aan Lucilius en ingeleid
door Georg Schoeck, Nederlandse vertaling [naar de Duitse versie uit het Latijn]
door Gaby Vanden Berghe, (Lannoo) Tielt 2001 (2e druk).
|