[Over het leven van Heliogabalus] tekst
gepubliceerd als 'Nawoord' in: HET SCHANDELIJKE LEVEN VAN HELIOGABALUS Wat gebeurt er wanneer een jongen van veertien op de troon van een wereldrijk komt? Op die leeftijd zijn de meesten vooral op zoek naar zichzelf, een zoektocht waar een nieuwsgierige blik bij hoort, maar ook gedrevenheid en mateloosheid, met alle gevaren van extreem gedrag vandien. Een verantwoordelijke positie en onbeperkte macht zijn dan wel de laatste dingen die een mens aankan. De kans dat er een goed en wijs bestuurder van komt is erg gering. Een keizer van veertien jaar: voor menig jongere misschien een mooie droom, voor alle anderen beslist een nachtmerrie. Zo'n ramp voltrok zich in 218, toen een jonge priester uit het oosten het tot Keizer van Rome schopte. Het keizerschap was inmiddels ruim twee eeuwen oud en had de nodige 'goede' keizers opgeleverd, zoals Augustus, Trajanus en Marcus Aurelius. Bekender waren natuurlijk de legendarische slechteriken zoals Caligula, Nero, Vitellius, Domitianus... Ze begonnen soms onder een gunstig gesternte, maar ontpopten zich volgens veel antieke bronnen al snel tot monsters en perverse sadisten, die het keizerrijk plunderden, alleen hun eigen genoegens najoegen en een potje maakten van het openbaar bestuur. Zo is er het fraaie verhaal van Caligula die zijn paard Incitatus tot consul wilde maken (Suetonius, Caligula 55). Maar zo bont als Heliogabalus had nog niemand het gemaakt, en in de oudheid zou hij niet meer overtroffen worden. Heliogabalus was afkomstig uit Syrië en heette eigenlijk Varius Avitus Bassianus. Hij dankte zijn naam aan de Syrische zonnegod El-agabal ('Heer van de Berg'), van wie hij al op jonge leeftijd priester was geworden. Door allerlei intriges van zijn familie, vooral zijn grootmoeder, kwam hij uiteindelijk in Rome op de troon terecht. De rust en vrede die het Romeinse Rijk gedurende de tweede eeuw had gekend was in de derde eeuw soms ver te zoeken. In de paar jaar dat Heliogabalus aan de macht was, droeg hij het zijne bij aan de chaos. Om het openbaar bestuur maakte hij zich niet bijzonder druk, en voor zover hij er wat aan deed, werd het een farce. Volgens de schrijver van zijn biografie selecteerde hij voor belangrijke taken vooral verdorven lieden en mannen met opvallend grote edele delen. Meer zorg had Heliogabalus voor de godsdienst. Hij deed bijzondere moeite om 'zijn' zonnegod tot Oppergod te maken en voerde diens cultus in Rome met veel nadruk in. Rome had overigens wel meer goden uit het oosten zien komen en die zonder veel problemen in het bestaande systeem geïntegreerd. Ook El-agabal kon er dus wel bij, lijkt het, en van serieus verzet was dan ook geen sprake. (Alleen godsdiensten zoals het Christendom, met zijn claims op exclusiviteit en absolute waarheid, waren voor het antieke Rome een probleem). Maar bovenal richtte Heliogabalus zich op zijn eigen luxe leven. Ongetwijfeld kon hij als keizer een comfortabel, zorgeloos bestaan leiden. Maar als we de bronnen mogen geloven deed hij er alles aan om het nog weelderiger, extravaganter en uitzinniger te maken dan iemand ooit voor mogelijk had gehouden. De voorbeelden van weeldezucht en decadente uitspattingen die op zijn naam staan zijn indrukwekkend. Zwembaden vol wijn, vierspannen van olifanten, banketten van tweeëntwintig gangen, practical jokes met leeuwen en luipaarden: niets was hem te gek. Evenmin vertoonde hij Romeinse deugden als het om seks ging. De jonge Heliogabalus verkende ook hier, letterlijk, alle grenzen die hij kon bedenken. Dat hield onder meer in dat hij zich op de meest liederlijke wijze vergooide en vergreep aan alles en iedereen, zo beschrijven de bronnen ons met onverholen fascinatie. Een keizer die zich openlijk uitkleedde, poseerde als de godin Venus en zich zo liet nemen door potige kerels, of die zijn voornaamste edelen zomaar vroeg of ze nog wel eens een nummertje maakten -- zoiets had Rome zelfs onder Caligula en Nero niet mee hoeven maken. Het is nauwelijks verbazend dat het bewind van Heliogabalus maar een jaar of vier duurde. Het verzet tegen hem was misschien niet eens ingegeven door zijn persoonlijke uitspattingen. Veeleer zullen het zijn falende bestuur en zijn buitensporige beslissingen zijn geweest waardoor hij zich onmogelijk maakte. Zijn lot was dat van vele andere keizers: men greep de wapens, slachtte de gehate machthebber af en deed alles in de ban wat aan hem herinnerde. Tragisch was het hierbij voor Heliogabalus dat hij zijn ver ontwikkelde plannen voor een 'luxe zelfmoord' (satijnen strop, te pletter springen op goud en juwelen) niet heeft kunnen verwezenlijken. Het totaalbeeld dat we van zijn schrikbewind krijgen is verbijsterend. Zijn luxezucht en seksuele fantasie kenden geen grens of maat, en in zijn gebrek aan verantwoordelijkheid, zijn bandeloosheid en grilligheid overtrof hij alle andere keizers, wanneer we de bronnen geloven. Als we de bronnen tenminste mogen geloven! Dit algemene voorbehoud geldt hier misschien meer dan voor enig ander literair werk uit de oudheid. Want de laat-antieke levensbeschrijving van Heliogabalus, die in deze uitgave is vertaald, maakt deel uit van de zogeheten Historia Augusta, een verzamelwerk van twijfelachtig historisch allooi. Het gaat om een serie van dertig keizerbiografieën van Hadrianus tot Numerianus (de periode van 117 tot 285), die op naam staat van een zestal verschillende schrijvers. Het geheel is duidelijk bedoeld als vervolg op Keizers van Rome door Suetonius, die tot en met keizer Domitianus was gekomen (de keizers Nerva en Trajanus waren ooit wellicht vertegenwoordigd in de Historia Augusta, die dan met het jaar 98 moet zijn begonnen). Anders dan het werk van Suetonius lijkt de Historia Augusta vaak weinig accuraat en betrouwbaar. Zo worden er redevoeringen, brieven en andere 'documenten' opgenomen die zelf geschreven zijn, feiten gegeven die niet kloppen en tal van anekdotes gedebiteerd die op niets anders berusten dan roddels en sensatieverhalen. De hele collectie wordt door veel geleerden tegenwoordig gezien als één grote vervalsing. De zes verschillende 'auteurs', Aelius Spartianus, Iulius Capitolinus, Vulcacius Gallicanus, Aelius Lampridius, Trebellius Pollio en Flavius Vopiscus zouden allemaal schuilnamen zijn voor misschien maar één schrijver, die ons op alle mogelijke manieren zand in de ogen strooit. Sommige beschrijvingen, zoals het leven van Hadrianus, lijken nog vrij helder en gebaseerd op goede bronnen. Maar in andere zijn waarheid en objectiviteit ver te zoeken en is eerder sprake van een troebel mengsel van feit en fictie, zo niet erger. De Historia Augusta geeft voor te zijn geschreven in de tijd van keizer Constantijn (begin vierde eeuw), maar ook dat is vermoedelijk een bewuste misleiding. Eerder valt te denken aan een datum laat in de vierde eeuw. De meeste deskundigen houden het op de periode rond 395. Dat roept natuurlijk de vraag op naar het oorspronkelijke doel van zo'n mystificatie en falsificatie. Die vraag is, uit de aard der zaak, nog moeilijker te beantwoorden. Een enkele geleerde zoekt het in de richting van 'heidense propaganda', die in een christelijke tijd (na 313 was het christendom feitelijk de voornaamste godsdienst) alleen nog zeer indirect mogelijk was. Veel anderen vinden zelfs zo'n strekking teveel eer voor de Historia Augusta, en zien er niets in dan een produkt van pure sensatiezucht: triviale lectuur van een minderwaardig talent voor een diep gezonken lezerspubliek. Vooral historici zitten intussen lelijk in hun maag met deze bonte verzameling biografieën. Steeds komen zij in de verleiding om het nogal overvloedige materiaal te gebruiken, eens temeer omdat er voor de beschreven periode niet veel bronnen zijn. Maar telkens stuiten ze weer op het fundamenteel onbetrouwbare karakter van de teksten, waardoor ze als historische bron eigenlijk onbruikbaar zijn. De Historia Augusta levert uiteindelijk niet veel materiaal op over de historische keizers, hooguit over hun laat-antieke beeldvorming. Gelukkig zijn niet alle lezers historici die op zoek zijn naar de waarheid. Literair gezien doet de historische waarde er in feite niet toe, zolang we maar een goed of sappig verhaal te lezen krijgen. Wie zich wil verlekkeren aan bizarre details en boosaardige achterklap, of gefascineerd is door luxe en decadentie, kan in de Historia Augusta en zeker in 'het schandelijke leven van Heliogabalus' voldoende interessants vinden. Zoals Heliogabalus behoort tot de meest buitenissige keizers van Rome, zo is zijn levensbeschrijving in de Historia Augusta een van de meest vreemde in de collectie. De tekst (zogenaamd geschreven door 'Aelius Lampridius') is een ratjetoe: de historische waarde is sterk wisselend (alleen c. 13-17 geldt als bruikbaar materiaal), de compositie slordig, de stijl rammelig. Er is maar één goede reden om de tekst serieus te nemen: als oefening in het bedenken en opsommen van exotische details en staaltjes van luxe en decadentie. Het is of de auteur zich hier met volle kracht heeft uitgeleefd. Het hele seksuele gebied blijft, jammer genoeg of gelukkig, enigszins onderbelicht, al staan er hier en daar enkele welgekozen details om de fantasie te prikkelen. Misschien is 'zinnenprikkeling' wel het voornaamste doel van deze tekst geweest. De wat plichtmatige uitingen van verontwaardiging over de keizer kunnen niet verhelen dat de schrijver zich ook heeft kunnen uitleven: met zichtbaar genoegen geeft hij de vele details over 's keizers liederlijke levenswandel. Veel van de bijzonderheden gaan terug op topoi ('vaste items of patronen') uit oudere keizerlevens, zoals ook het basisschema van de biografie uit Suetonius is overgenomen ('leven en daden,' gevolgd door specifieke details over persoonlijke eigenschappen en prestaties, en over het levenseinde). Wie Suetonius' beschrijvingen van Caligula en Nero kent, zal dan ook geregeld elementen kunnen herkennen. Hier en daar lezen we ook wel gegevens die mogelijk kloppen, althans te verenigen zijn met wat we aan schaarse andere bronnen over Heliogabalus hebben (vooral Cassius Dio en een paar bladzijden bij Herodianus). Een kuis en ingetogen bestaan heeft Heliogabalus vast en zeker niet geleid. Door de concentratie op weelde en luxe keren in bepaalde details ook aloude punten van kritiek en satire terug. Tirades tegen luxe kende Rome al ten tijde van de oude Cato (ca. 200 voor Chr.) en die vormen een rode draad door de hele heidense en christelijke Latijnse literatuur. Zo zijn er moeiteloos parallellen te vinden voor het vermelden van allerlei extravagante spijzen en 'nagebootst voedsel', voor paradoxale bouwactiviteiten en verspilling van staatsgeld. Wie de biografie doorleest zal verder een ware obsessie voor de naam Antoninus opvallen: Heliogabalus noemt zich wel Antoninus, maar is geen Antoninus, hoewel hij dat wel zou willen, waardoor hij die naam bezoedelt, enzovoorts. Tot in de laatste regels van de eigenlijke beschrijving komt de auteur telkens weer terug op die al dan niet juiste naam. Je kunt hierin serieuze intenties zien of juist een gebrek aan intellectuele diepgang. Maar het is ook denkbaar dat dit 'terugkerende thema' bedoeld is als een pesterige knipoog: het lijkt soms een soort parodie op ernstige onderzoeksvragen. Hoe dit ook alles zij, 'het schandelijke leven van Heliogabalus' laat zich het best genieten als een stuk antieke fictie met een tijdloos karakter. Nergens in de antieke literatuur staat zoveel 'schandelijke weeldezucht' bij elkaar. Geen wonder dat uitgerekend deze tekst in later tijden zoveel fascinatie opriep, zij het veelal in het verborgene. De decadente schrijver J.-K. Huysmans laat in zijn roman À rebours ('Tegen de keer') (1884) de hoofdpersoon mijmeren over het markante contrast tussen de extreem strenge kerkvader Tertullianus en zijn tijdgenoot Heliogabalus, 'de wonderlijke hogepriester uit Emessa', die model staat voor 'de zwijnerij van het heidendom'. Niet veel later schiep Louis Couperus zijn Berg van Licht (1905), een lijvige roman, waarin Heliogabalus wel zeer uitgebreid aan bod komt, en die in belangrijke mate geënt is op de antieke levensbeschrijving in de Historia Augusta, getuige de vele overgenomen details. Deze Latijnse tekst werd niet eerder in het Nederlands vertaald. Misschien bleef dit achterwege uit schaamte over de inhoud, die haaks staat op de 'verhevenheid' en 'maat' waarmee de klassieken tot voor kort werden vereenzelvigd, misschien uit aarzeling over de historische status van de tekst, misschien ook simpelweg uit onbekendheid ermee. De schaamte over de tekst is intussen wel verdwenen, evenals het vooroordeel over ernst en voorbeeldigheid van antieke literatuur, of het idee dat alleen historisch betrouwbare bronnen aandacht verdienen. Hopelijk zal nu ook de onbekendheid voor een deel kunnen verdwijnen. Voor de vertaling maakte ik gebruik van de nieuwste tekstuitgave in de Franse Budé-reeks: Histoire Auguste, III, 1: Vies de Macrin, Diaduménien, Héliogabale, ed. Robert Turcan, Paris 1993. Deze uitgave bevat ook een goede Franse vertaling en nuttige filologische, literaire en historische aantekeningen. Wie zich verder in de tekst wil verdiepen kan het beste in deze Franse uitgave terecht. Een oudere tekstuitgave met enigszins verhullende Engelse vertaling is te vinden in de Loeb-serie: Scriptores Historiae Augustae II, ed. David Magie, Cambridge Mass./London 1953 (meermaals herdrukt, onder meer 1980). Een Nederlands artikel over de keizerbiografieën van Suetonius en de Historia Augusta is: D. den Hengst, 'De Romeinse keizerbiografie', in: Lampas 17, 1984, 367-380. De roman van Huysmans is in Nederlandse vertaling uitgegeven door Athenaeum - Polak & Van Gennep (laatste herdruk 1987). Couperus' roman De berg van Licht is nog herdrukt in 1997. Over de historische Heliogabalus bestaat niet veel secundaire literatuur. Bovendien zijn de weinige beschikbare studies veelal slecht leesbaar door een openlijk vertoon van morele verontwaardiging, een overdosis psychoanalyse, of erger nog: een combinatie van beide. Nog redelijk genietbaar is: Robert Turcan, Héliogabale et le sacre du soleil, Paris 1985. Bij het vertaalwerk ben ik zeer geholpen door enkele meelezers. Stephan Mols en Marco Balvers leverden me bruikbare opmerkingen bij de vertaling, en Daan den Hengst bij het nawoord. Natuurlijk zijn zij niet verantwoordelijk voor het resultaat. In een exotische tekst als deze blijven onvermijdelijk onzekere of discutabele punten staan. Voor leugens en onwaarheden in het origineel moet ik natuurlijk verwijzen naar de onbekende auteur. ga naar de vertaling van Het schandelijke leven van Heliogabalus latest changes here:
30-07-2012 16:01 |
|