|
Het schandelijke leven
van Heliogabalus
de decadentste keizer van Rome

vertaald en
toegelicht door Vincent Hunink
Astoria
Uitgeverij, Benthuizen 2020
ISBN 978 94 91618 69 7; 69 pp. € 12,49
(vierde, herziene
versie)
---
Oorspronkelijke
uitgave:

vertaald en toegelicht
door Vincent Hunink
Athenaeum - Polak & Van Gennep,
Amsterdam 2001
herdrukt
in:
Martijn Icks, Heliogabalus, een
denkbeeldige biografie,
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010,
275-304
[ISBN 978 90 351 3487 4]
Onder de
Romeinse keizers zijn er heel wat liederlijke
figuren en monsters geweest. Maar als we de
antieke bronnen moge geloven spande de
exotische Heliogabalus wel de kroon. Deze
Syrische priester van de zonnegod Elagabal was
pas veertien toen hij in 218 tot keizer werd
uitgeroepen. De vier jaar die er toen volgden
behoren tot de meest bizarre in de
geschiedenis van het Romeinse hof. Nooit
eerder zag men een keizer die zich
publiekelijk zozeer misdroeg en zo'n
aanfluiting maakte van zijn bestuur. Zijn
keizerschap had nog het meeste weg van een
onafgebroken orgie. Na vier jaar was de maat
meer dan vol en werd de jonge keizer door
soldaten bruut vermoord.
Wat van
zijn korte bewind rest zijn voornamelijk
sterke verhalen. Die zijn te vinden in een
bonte levensbeschrijving van Heliogabalus, die
deel uitmaakt van de zogenaamde 'Historia
Augusta'. Dat is een verzameling
keizersbiografieën uit de vierde of vijfde
eeuw, bedoeld als vervolg op Suetonius'
'Keizers van Rome'. In harde bewoordingen
veroordeelt de auteur het leven van de
verdorven jonge keizer. Maar intussen kan hij
zich ook heel aardig uitleven. Hij levert tal
van sappige details over de onvoorstelbare
luxe waarmee Heliogabalus zich omringde.
Inderdaad: sensatiezucht is van alle tijden.
'Het
leven van Heliogabalus' wordt al eeuwenlang
gezien als een van de boeiendste
schandaalkronieken uit de klassieke letteren.
Het is een fascinerend kleinood vol perversie
en decadentie, dat bijvoorbeeld Louis Couperus
inspireerde tot zijn roman 'De berg van
licht'.
De
geruchtmakende Latijnse tekst is pas in deze
versie voor het eerst in het Nederlands
beschikbaar.
De tekst
van de vertaling is integraal herdrukt als
appendix in: Martijn Icks, Heliogabalus,
Prometheus/Bert Bakker) Amsterdam 2010
Een nieuwe uitgave van de
tekst is voorzien voor zomer 2020 bij
uitgeverij Astoria.
FRAGMENT
Schandelijke
praktijken (6-8)
Ereambten,
onderscheidingen en hoge functies verkocht hij
allemaal voor geld, hetzij in eigen persoon,
hetzij via zijn vele slaven en lust-assistenten.
Hij benoemde mensen in de senaat zonder
onderscheid in leeftijd, vermogen of afkomst,
tegen betaling. Zelfs de functies van
commandant, tribuun, gezant of generaal werden
verkocht en zelfs de taken en diensten in het
paleis. Twee wagenrenners, Protogenes en
Cordius, die aanvankelijk zijn kameraden waren
bij de races, liet hij later delen in zijn hele
leven en alles wat hij deed. Veel anderen die
hij mooi vond om te zien haalde hij weg bij het
toneel, de Circus of de arena en bracht ze zijn
paleis binnen. Op Hiërocles was hij zo gek dat
hij diens geslachtsdelen zoende (dit is zelfs
onfatsoenlijk om te zeggen), waarbij hij
verklaarde dat hij het `Flora-feest aan het
vieren was'.
Hij bedreef
ontucht met een Vestaalse maagd, vernielde
schrijnen, ontwijdde de rituele voorwerpen en
wilde het eeuwigbrandend vuur doven. En niet
alleen de godsdienstige plechtigheden van de
Romeinen wilde hij afschaffen maar die van heel
de wereld. Hij had namelijk maar één ding voor
ogen: dat de god Heliogabalus overal zou worden
vereerd. Zelfs in de gewijde ruimte van Vesta,
waar alleen de Vestaalse maagden en priesters
mogen komen, drong hij binnen. En dat terwijl
hij in alle opzichten moreel bezoedeld was en
degenen die hem bezoedeld hadden bij zich had!
Hij probeerde ook het heilige voorwerp mee te
nemen. De opperpriesteres wilde hem misleiden en
wees hem een aarden pot aan, als zou dat de
echte zijn. Toen hij die pakte maar er niets in
kon vinden, gooide hij hem op de grond en brak
hem kapot. Toch heeft hij geen afbreuk kunnen
doen aan de cultus. Men vertelt namelijk dat er
verschillende potten gemaakt waren die er
hetzelfde uitzagen, juist om ervoor te zorgen
dat nooit iemand de echte eruit kon halen.
Niettemin nam hij wel een beeld mee waarvan hij
dacht dat dit het Palladium was. Hij hulde het
in goud en plaatste het in de tempel van zijn
god.
Hij ging ook
over tot de cultus van de Grote Moeder en
onderging de Taurobolium-riten. Op die manier
hoopte hij haar cultusbeeld weg te kunnen halen
en ook alle andere heilige voorwerpen die
achterin haar heiligdom bewaard worden. Hij liep
wild met zijn hoofd te schudden tussen de
gecastreerde sekteleden, bond zijn
geslachtsdelen af en deed alles wat de Galli
doorgaans nog meer doen. Het gewijde voorwerp
wist hij mee te nemen en hij bracht het over
naar het heiligdom van zijn eigen god.
Ook hield hij
een processie voor Salambo, compleet met alle
rouwmisbaar en wilde gebaren van de Syrische
cultus. Dat was eigenlijk een voorteken van zijn
eigen op handen zijnde ondergang.
Alle goden
waren niet meer dan bedienden van zijn god, zo
zei hij. Sommige noemde hij diens kamerheren,
andere diens slaven en weer andere bedienden
voor verschillende dingen. De zogenaamde
`goddelijke stenen' wilde hij uit hun eigen
tempel weghalen en ook het beeld van Diana uit
het heiligdom in Laodicea, waar Orestes het had
opgesteld.
Men zegt dat
Orestes niet slechts één beeld van Diana op één
plaats heeft opgesteld maar vele beelden op vele
plaatsen. Nadat hij zich bij Drie-Rivieren in de
buurt van de Hebrus ritueel had gereinigd op
grond van een orakelspreuk, stichtte hij de stad
Oresta, waar vaak mensenbloed zou vloeien.
Hadrianus wilde dat die stad Oresta aangeduid
werd met zijn eigen naam, hetgeen ook gebeurde
op grond van een orakelspreuk, in de tijd dat
Hadrianus aan waanzin begon te lijden. Er was
hem namelijk opgedragen om `in het huis of in de
naam van een waanzinnige te kruipen'. Daarna, zo
wordt verteld, genas hij van zijn waanzin. Onder
invloed daarvan had hij al vele senatoren ter
dood veroordeeld, maar ze waren allemaal gered
door Antoninus, die ze nadien binnenvoerde in de
senaat. Daarmee verwierf hij zich de erenaam
Pius, de Vrome, omdat iedereen geloofde dat ze
al op bevel van de keizer waren gedood.
Heliogabalus
bracht ook mensenoffers. Hiervoor koos hij uit
heel Italië mooie, adellijke jongens van wie de
vader en moeder nog in leven waren. Ik denk dat
hij dat deed om het leed des te groter te maken,
omdat het dan telkens twee ouders trof. Voorts
beschikte hij over allerlei soorten magiërs, die
hij elke dag offers liet brengen. Daartoe
moedigde hij ze zelf aan en hij bracht dank aan
de goden die hun gunstig gezind waren. Dat kon
hij bepalen wanneer hij de ingewanden van de
jongens schouwde en de slachtoffers martelde
volgens het ritueel van zijn land.
RECENSIES
-
'vertaalde
de tekst in een zeer eigentijds
register'
(H a n s G u l p e n in De
Gelderlander 18 mei 2001)
-
'Ik
(...) heb mij (...) kostelijk
geamuseerd'
(P a t r i c k D e R
y n c k in De Morgen 6 juni 2001)
-
'Hunink
heeft de verleiding weerstaan de tekst
klassieker te laten klinken dan hij
is'
(H a n s W a r r e n in
Provinciale Zeeuwse Courant 26 juli
2001; ook in GPD 26 juli 2001;
Noordhollands Dagblad 23 augustus
2001)
-
'fascinerende
inkijkjes in de decadente upper class van
Rome'
(W i m D o e s b u r g in
De Limburger 18 oktober 2001)
-
'sensationele
levensbeschrijving van deze verknipte
jongeman'
(P i e t G e r b r a n d y
in: De Groene Amsterdammer 14 juli
2001)
-
'Overigens
leest de vertaling over heel de lijn soepel
en vlot, met goed vertaalde scheldnamen als
"Sleepzak" en "Smeerpijp".'
(J e
f E c t o r in
Leesidee 7,2001,6)
Volledige tekst van recensie P a t r
i c k D e R y n c k
(de Morgen, 6 juni 2002):
Een
model van zwijnerij
Triviale lectuur van een minderwaardig talent
voor een diepgezonken lezerspubliek. Pure
sensatiezucht. Een ratjetoe. Boosaardige
achterklap. Ziedaar wat mijn voorgangers over
Het schandelijke leven van Heliogabalus zoal te
melden hebben. Vertaler Vincent Hunink memoreert
in zijn Nawoord de vernietigende oordelen over
deze anonieme Latijnse tekst uit circa 400,
waarvan hij nu de eerste Nederlandse vertaling
maakte. Hij voegt er zijn eigen oordeel aan toe:
"Er is maar één goede reden om de tekst serieus
te nemen: als oefening in het bedenken en
opsommen van exotische details en staaltjes van
luxe en decadentie. Alleen het seksuele gebied
blijft, jammer genoeg of gelukkig, enigszins
onderbelicht." Ik sluit mij volgaarne bij al
mijn voorgangers en bij Hunink aan en ik heb mij
bij het lezen van dit werkje over "een keizer
die zinnelijk genot toeliet in alle openingen
van zijn lichaam" - je raast erdoorheen op
pakweg de trein tussen Antwerpen en Leuven - dan
ook kostelijk geamuseerd. Ben ik nu een
diepgezonken lezerspubliek? Met plezier.
De Syriër Heliogabalus of Elagabal werd in 218
keizer van Rome. Hij was toen veertien, de
leeftijd voor nukkige pukkels en van vroegrijpe
violisten en Roemeense turnsterretjes, niet van
Romeinse keizers die naam waard. Zijn
grootmoeder manoeuvreerde hem in Rome op de
troon. Daar deed Heliogabalus, "wiens leven
alleen bestond uit het bedenken van
genietingen", zijn best om niet te regeren en om
uitzinnig te leven. Die dubbele puberale keuze
blijkt uit de keuze van zijn cabinettards: een
van de voornaamste selectiecriteria was dat ze
goedgeschapen moesten zijn. Lang heeft het
onwezenlijk exuberante liedje niet geduurd: na
vier jaar werd Heliogabalus in een openbaar
toilet vermoord en vervolgens werd zijn lijk
smadelijk in een riool van Rome gedumpt en in de
Tiber geworpen. Hij heeft dus niet een van zijn
vele zelfmoordplannen kunnen realiseren: "Hij
had een heel hoge toren laten maken, met op de
grond platen voorzien van goud, waarin in zijn
bijzijn edelstenen waren geplaatst. Daaruit kon
hij zich omlaagstorten." De alternatieve Val van
Rome heeft niet mogen plaatsvinden.
Moeten we alles geloven wat in dit obscure,
laatantieke tekstje van een naamloze
'historicus' wordt verteld? Is het allemaal
waar? Zoals dat voor de meeste antieke
biografieën geldt: nee, en zeker niet in dit
geval. Veel details en gedragingen maken deel
uit van het vaste repertorium van antieke
tirades tegen luxe. Je ziet de retorische en
vertelmatige trucs en clichés defileren in het
patroon van Heliogabalus' misdragingen zoals ze
hier worden verteld: hij doet doorgaans
letterlijk het omgekeerde van wat de norm
voorschrijft, streeft voortdurend naar Guiness
Book-superlatieven, leidt een theatraal
schijnleven vol domme grollen waarin 'doen
alsof' de clou uitmaakt en wil eigenlijk het
liefst alles in z'n leven maar één keer doen,
ook in zijn wegwerprelaties. Je herkent in deze
biografie nu en dan stukjes Caligula en Nero,
ook niet meteen voorbeelden van psychische
stabiliteit.
Het leven van Heliogabalus zoals het hier wordt
verteld, fascineerde voor en na 1900 niet de
kleinste jongens: Gustave Flaubert, Joris-Karl
Huysmans, Louis Couperus, André Gide.
Decadenten, diepgezonkenen. Zij hadden iets met
het aberrante, en tegen morele en religieuze
beknottingen en hersenboeien. De androgyne
Heliogabalus, de keizer die zwom in rozenwijn en
rozen en zich liet nemen verkleed als de godin
Venus, was een lichtend voorbeeld, een bijna
bovenmenselijk hoogtepunt in de aberratie.
Heliogabalus was de decadente, perverse heilige
van de antichristelijke Vrije Zeden.
latest changes here:
17-4-2020
|
|