VincentHunink.nl

Home > ONDERZOEK > VERTALINGEN | EDITIES | PUBL.LIJST | PROJECTEN ||| BRONNEN | INDEX


 

'ANTONIUS, VADER VAN MONNIKEN'


tekst gepubliceerd in: BENEDICTIJNS TIJDSCHRIFT 63, 2002, 2-12


Alles opgeven. Stoppen met werken. Je spullen verkopen en de opbrengst verdelen onder de armen. Familie, vrienden en kennissen, heel je vertrouwde leventje achterlaten en onherbergzame streken intrekken, op zoek naar de waarheid, naar zuiverheid en eenvoud, naar het absolute. Leven in stilte en eenzaamheid, met God alleen. -- Het is een even afschrikwekkend als verleidelijk verlangen, een simpel en radicaal idee, dat mensen door alle eeuwen heen heeft aangesproken.

Is het een christelijk fenomeen? Misschien, want Jezus gaf het zijn volgelingen inderdaad als voorschrift: sta op, verkoop je bezit en volg mij. Niet iedereen heeft het natuurlijk zo naar de letter opgevat, maar het is wel als ideaalbeeld van christelijk leven blijven gelden.

Toch is het verlangen naar de eenzaamheid veel ouder en wijder verbreid. Er waren al ascetische stromingen binnen het jodendom toen Jezus actief werd. De oude Grieken kenden al eerder figuren zoals Diogenes van Sinope, die in een ton ging wonen en van daaruit zijn levenslessen aan de mensheid verkondigde. In het verre oosten en in Afrika heeft het niet aan kluizenaars ontbroken, en ook in westerse metropolen van vandaag keert het verschijnsel op allerlei manieren weer terug. Een bestaan als kluizenaar, als monachos, zoals het Grieks zegt, lijkt een idee van alle tijden, iets dat de grenzen van cultuur overstijgt. Monachisme zit kennelijk ergens in de menselijke natuur. 

Antonius in de woestijn 

Het was dus eigenlijk niets bijzonders toen in het Romeinse Egypte rond het jaar 270 een Koptisch-christelijke jongeman van een jaar of twintig, een zekere Antonius, besloot zijn leven om te gooien en de woestijn in te trekken. Er waren in de streek waar hij woonde al enkele christelijke kluizenaars te vinden, en Antonius kon zich dus eenvoudig spiegelen aan hun voorbeeld. Hij verkocht zijn huis en bezittingen, regelde onderdak voor zijn jongere zusje, voor wie hij sinds de dood van hun ouders verantwoordelijk was, en begon aan zijn grote avontuur.

Het klinkt eenvoudig genoeg, maar Antonius' keuze voor deze stap zou bijzonder grote gevolgen krijgen. Allereerst gold dit voor hemzelf, want zijn bestaan werd inderdaad totaal anders. Door zijn goede afkomst zou hij normaal gesproken snel carrière hebben gemaakt en een goede positie in de Egyptische samenleving hebben verworven. Maar nu kwam in plaats van een gemakkelijk luxe leventje in de bovenklasse een grimmig bestaan van armoe en strijd met de elementen. In de woestijn wisselen extreme hitte en barre kou elkaar snel af, soms op een dag, zoals het er kan variëren van fel licht tot onpeilbare duisternis, van idyllische kalmte tot verzengende zandstormen. Daarbij komen nog de gevaren van honger en dorst, rovers en wilde dieren.

En dan zijn hier nog alleen `uiterlijke' dingen genoemd. Hoe zou het zijn om, zoals Antonius, twintig jaar in vrijwillige opsluiting te zitten en al die tijd geen mens te zien of te spreken? Hoe bewaar je dan je evenwicht en geestelijke gezondheid? Kan een mens onder zulke extreme omstandigheden, zo lang en zo genadeloos aan zichzelf overgeleverd, overeind blijven en zijn karakter behouden? Kan hij gelukkig worden? Dit lijkt vandaag de dag welhaast onvoorstelbaar.

Naar moderne normen geldt iemand die zover gaat in zijn verlangen naar afzondering eerder als psychotisch, en vinden we professionele hulp op zijn plaats. Maar in de oudheid dacht men daar in brede kringen heel anders over. De auteur van de levensbeschrijving van Antonius, bisschop Athanasius van Alexandrië (ca. 295-373) steekt zijn grote bewondering voor Antonius' heldendaden niet onder stoelen of banken. Twintig jaar eenzame opsluiting, jawel, maar als bijzondere dienst aan Jezus Christus! En het zijn jaren van bikkelharde confrontaties met de duivel en zijn trawanten, die de kluizenaar roemvol wint. De demonen belagen hem op allerlei manieren, proberen hem zover te krijgen dat hij zijn dienst opgeeft en terugkeert naar de gewone wereld. Ze verleiden hem met zinnelijke drogbeelden van seks en eten, ze dreigen en intimideren hem, ze houden hem uit de slaap, ja, ze tuigen hem geregeld tot bloedens toe af. Zo althans staat het bij Athanasius beschreven. Maar Antonius doorstaat alles voorbeeldig.

En daar blijft het niet bij. Na die eerste twintig jaar komt Antonius naar buiten uit het verlaten fort, waar hij al die tijd gewoond heeft. Tot verbazing van een inmiddels toegestroomde massa nieuwsgierigen maakt hij het fysiek en geestelijk uitstekend: hij heeft volgehouden en de demonen zijn verslagen. Antonius is geestelijk zo gegroeid dat hij nu ook kan prediken over zijn bestaan en anderen kan aanmoedigen. Zijn voorbeeld werkt inspirerend en krijgt navolging. De woestijn wordt `een stad van monniken,' zoals Athanasius in een beroemd geworden beeld zegt. Veel over de organisatie van die kluizenaarsgroepen horen we niet, maar Antonius wordt aangeduid als `leider' en `vader'.

Uiteindelijk wordt de drukte en last Antonius teveel, en hij trekt verder de eenzaamheid in, naar een bergstreek bij de Rode Zee. Slechts enkele keren komt hij daaruit nog tevoorschijn, zoals tijdens een van de laatste christenvervolgingen, in 311, waarbij hij tot zijn spijt zelf het martelaarschap niet kan bereiken.

De tijden waren dan ook werkelijk veranderd: een christen kon de Romeinse overheid na 300 nauwelijks meer uitdagen om op die manier terwille van Christus de marteldood te sterven. Dat was voor fervente christenen eeuwenlang dé manier geweest om te getuigen van hun onderdrukte, verboden geloof en om zelfs linea recta toegang tot de hemel te verdienen. Maar die houding had geen zin meer, want de Romeinse overheid was zelf in hoog tempo aan het verchristelijken (in 311 werd het Christendom officieel in het Romeinse rijk toegelaten, dankzij een edict van keizer Galerius). Antonius' drang naar het monastieke leven en de snelle navolging die hij vond moeten we dan ook mede tegen die achtergrond bezien: de vroegste fasen van het christendom waren definitief voorbij. De generaties van apostelen, van martelaren en fanatieke bestrijders van Rome worden vanaf 300 opgevolgd door kluizenaars, monniken en `holy men', die zich niet langer hoeven te verzetten tegen de keizerlijke macht (behalve natuurlijk als de keizer een ketterse dwaalleer aanhing). Hun strijd verplaatst zich daarmee naar een ander vlak: zij worden de helden van de geest, hun strijd wordt een ascese, hun leven een compromisloos streven naar het allerhoogste.

Antonius loopt het martelaarschap mis, maar bereikt grote roem als kluizenaar en leraar. Men weet hem ook steeds weer te vinden, hoe ver hij zich ook uit de wereld terugtrekt: zelfs eervolle brieven van het keizerlijk hof bereiken hem. Onverminderd blijft hij gegrepen door de hoge idealen uit het Evangelie, waarnaar hij probeert te leven. Het harde bestaan in de woestijnstreken heeft hem al met al ook fysiek behoorlijk goedgedaan, want hij leeft er in totaal maar liefst tachtig jaar. Als hij tenslotte sterft, in het jaar 356, heeft hij de gezegende leeftijd bereikt van honderdvijf jaar. Dat is een voor die dagen ongekend hoge ouderdom.

Zijn graf bleef op zijn uitdrukkelijk verzoek geheim, maar twee eeuwen later doken er toch relieken van hem op. Uiteindelijk kwam het merendeel daarvan rond het jaar 1500 terecht in het Franse Arles, waar ze zich nog altijd bevinden.

Een invloedrijk leven 

Antonius' keuze voor een kluizenaarsbestaan heeft zijn eigen leven dus inderdaad diepgaand veranderd. Bovendien heeft die keuze een verregaande invloed uitgeoefend op latere generaties. Paradoxaal genoeg heeft juist zijn verlangen naar eenzaamheid en onzichtbaarheid hem tot een van de meest bekende christenen aller tijden gemaakt. Antonius is sinds eeuwen in de hele christelijke wereld populair en bekleedt een ereplaats in het oosterse christendom. Uiteraard wordt hij in het bijzonder vereerd binnen de Koptische kerk, waar men zijn gestalte niet zelden ervaart als direct aanwezig en actief werkzaam.

Deze grote populariteit is in de eerste plaats te danken aan de literaire levensbeschrijving door Athanasius. We zouden weinig over Antonius weten wanneer de Alexandrijnse bisschop er geen boek aan had willen wijden. Hij deed dat kort na Antonius' dood en het werk werd meteen een doorslaand succes. De kleurrijke details over de strijd met de demonen, de opbouwende spreuken en preken, de indringende wonderdaden en visoenen: het heeft vrijwel onmiddellijk talloze lezers verbaasd en verrukt, en tot persoonlijke navolging aangezet. Het leven van Antonius is een van de kapitale teksten uit het christendom en daarmee uit de westerse literatuur.

Athanasius' tekst lijkt een originele schepping, wat het succes voor een deel verklaart: zoiets was in de christelijke wereld nog nooit vertoond. Maar het boek kwam toch niet helemaal uit de lucht vallen. Een heel tastbare invloed is bijvoorbeeld die van de heidense keizerbiografie, een genre dat vooral bekend is door het werk van de Romeinse schrijver Suetonius (tweede eeuw). In de keizerbiografie staat uiteraard een keizer centraal, en hoewel de `foute' keizers veelal lezenswaardiger literatuur opleveren dan de `goede', moeten we juist aan die laatste groep denken. De beschrijving van een voorbeeldige keizer levert een ideaal op, waarbij alle details van diens leven, vanaf de geboorte tot na zijn dood, het algemene beeld versterken. Het blijft wel een ideaal op afstand, niet iets wat een lezer concreet zou willen navolgen. Anders gezegd, er gaat geen direct appèl op het publiek van uit. Dat geldt eigenlijk evenzeer voor andere vormen van antieke biografie: levens van beroemde dichters en redenaars, van fameuze politici en filosofen -- ze hebben fascinatie gewekt en bewondering geoogst, maar nauwelijks lezers tot veranderingen aangezet.

Andere heidense literaire bronnen die achter Athanasius' schepping liggen zijn de populaire wonderverhalen over Wijze Mannen zoals de legendarische Pythagoras of de tweede eeuwse wijze Apollonius van Tyana, die in veel opzichten een soort voor-christelijke heiligen lijken. En er is invloed, misschien verrassend, van de antieke romans. De overgeleverde voorbeelden van het genre, zoals die van Petronius en Apuleius laten zien dat het genre heel populair geweest moet zijn. Late prozateksten uit de oudheid zijn in hun narratieve strategieën bijna allemaal schatplichtig aan het genre van de roman. (Zelfs het Bijbelboek Handelingen draagt er duidelijke sporen van.)

Christelijke invloeden op Athanasius' werk zijn er ook. Om te beginnen is er natuurlijk de Bijbel, die op tal van plaatsen doorklinkt in zijn verhaal, vaak letterlijk in de vorm van citaten. Ook de figuur van Antonius als zodanig lijkt gemodelleerd naar Bijbelse modellen, zoals de profeet Elia of Johannes de Doper. Auteurs zoals Athanasius kenden grote stukken van de Bijbel van buiten, en het spreekt haast vanzelf dat dit hun denken en schrijven verregaand heeft bepaald.

Er is nog een ander literair genre, dat specifiek christelijk is. Ik sprak al even over de martelaren uit de vroege kerk. Over veel van deze martelaren zijn korte documenten bewaard, waarin hun proces bij de Romeinse rechter en hun roemrijke executie werden verhaald. Aanvankelijk gebeurde dit op een simpele manier, in formele, bijna zakelijke processtukken. Men spreekt dan ook van martelaars-`akten'. Na de beginperiode kwamen er als vanzelf meer pakkende details, voorbeeldige uitspraken en opbeurende levenslessen in voor. Daarmee waren de akten meer geworden dan archiefstukken. Ze beoogden dan een voorbeeld te zijn voor gewone christenen, en een bron van troost en bemoediging.

Stichtelijke doelen

Het is heel duidelijk dat ook Athanasius soortgelijke doelen voor ogen had bij het schrijven. In zijn begeleidende brief spreekt hij expliciet over het stichtende karakter van zijn tekst: hij biedt een bruikbaar model van ascetisch leven, ook voor monniken buiten Egypte (mogelijk richt hij zich tot correspondenten in Syrië of Palestina):

Het is goed dat u wedijvert met de monniken van Egypte, die u wilt evenaren of zelfs overtreffen in de ascese die naar de deugd leidt. Dat is inderdaad mogelijk, want er bestaan nu ook bij u kluizen en de naam `kluizenaar' is heel gangbaar geworden. Uw voornemen verdient zonder meer lof, en moge God het mede door uw gebed tot vervulling brengen.

U hebt mij gevraagd naar het leven van de gelukzalige Antonius. U wilt graag horen hoe hij begon met zijn ascese, wat voor iemand hij voordien was, hoe het eind van zijn leven verliep en of het waar is wat er allemaal over hem wordt verteld. Want op die manier hoopt u net zo'n bezieling te kunnen krijgen als hij.

Ik heb uw verzoek met veel genoegen ontvangen, want ook mij brengt alleen al de herinnering aan Antonius groot voordeel. Ik weet het zeker: als u alles gehoord hebt, zult u de man bewonderen en daarnaast zijn voornemen willen navolgen. Voor monniken is het leven van Antonius een heel geschikt model van ascese.[i]

Antonius' heroïsche strijd tegen de demonen wordt breed uitgemeten met tal van bijzonderheden, die tot de verbeelding spreken. Al in de vroegste fase van Antonius' anachorese dringen de demonen zich op.

Onder dit zelfopgelegde strenge regime begaf Antonius zich naar de grafkamers, die een eind van het dorp af lagen. Eén van zijn vrienden vroeg hij om de zoveel dagen wat brood te brengen en daarna ging hij een grafkamer binnen. De ander deed de deur achter hem dicht en hij bleef alleen binnen. De Vijand kon hier niet tegen en was zelfs bang dat Antonius de woestijn in korte tijd tot een stad van ascese zou maken. Op een nacht kwam hij binnen met een menigte demonen en tuigde Antonius dusdanig af dat hij door die marteling zijn stem kwijt was en op de grond bleef liggen. Nadien verzekerde hij dat de pijn zo intens was dat het onmogelijk om klappen van mensen kon gaan: die hebben niet zo'n martelend effect.[ii]

Later zullen de demonen hem nog veelvuldig parten spelen. In de loop van de biografie wordt Antonius wordt ook sprekend opgevoerd in enkele tamelijk uitvoerige preken. Daarin verwoordt hij volgens sommigen af en toe denkbeelden die eerder Athanasius' visie weergeven. Maar als het over concrete gevechten met demonen gaat, zal het toch wel persoonlijke ervaringen betreffen.

`Hoe vaak hebben ze me niet zaliggesproken, waarna ik ze vervloekte in de naam van de Heer! Hoe vaak hebben ze me niet hoog water voorspeld, waarop ik hun zei: "Wat kan jullie dat schelen!" Dan kwamen ze met dreigementen en omsingelden me als soldaten die tot de tanden zijn bewapend. Of ze zetten mijn huis vol paarden, wilde dieren en slangen, waarna ik de psalm zong: "Sommigen gaan prat op hun wagens, anderen op hun paarden, maar wij op de naam van de Heer onze God".[iii] En via mijn gebeden werden ze verdreven door de Heer.

Op een keer kwamen ze in het donker en wekten de illusie dat ze licht bij zich hadden. "Antonius," zeiden ze, "we komen je bijlichten." Maar ik kneep mijn ogen dicht en bad, en meteen doofde het licht van de bozen.

Een paar maanden later kwamen ze opnieuw. Nu leken ze psalmen te zingen en plaatsen uit de Schrift te citeren, "maar ik hield mij doof en luisterde niet".[iv]

Een andere keer brachten ze mijn kluis aan het trillen, maar ik bad dat ik van binnen onwankelbaar zou blijven. Daarna kwamen ze opnieuw met lawaai, gefluit en gedans. Maar toen ik bleef bidden en liggend op mijn eentje psalmen bleef zingen, begonnen ze dadelijk met klagen en zeuren, alsof ze uitgeput waren. Maar ik prees de Heer, Die hun brutaliteit en razernij had neergeslagen en aan de kaak had gesteld.

Op een keer verscheen mij een demon, die de illusie wekte dat hij heel lang was, en die durfde te zeggen: "Ik ben de macht van God" en "Ik ben de Voorzienigheid. Wat wil je dat ik voor je doe?" Op dat moment blies ik hem des te harder in het gezicht, noemde de naam van Christus en probeerde hem te slaan. (Ik heb hem, geloof ik, ook echt geraakt!) En meteen was die grote demon met al zijn trawanten verdwenen door de naam van Christus.

De Bedrieger kwam ook eens in de gedaante van een monnik, in een tijd dat ik aan het vasten was. Hij wekte de illusie dat hij broden bij zich had en gaf me raad. "Hier, eet," zei hij. "Hou toch op met al die moeite. Je bent toch ook maar een mens, je wordt nog ziek!" Maar ik had door waar hij op uit was, kwam overeind en begon te bidden. Dat verdroeg hij niet: hij begaf het en verdween door de deur als rook naar buiten.

Hoe vaak heeft hij me niet in de woestijn goud voorgespiegeld, enkel en alleen zodat ik het zou aanraken en bekijken. Maar ik zong psalmen tegen hem, waarna hij oploste in het niets.

Vaak sloegen ze op me los, waarop ik zei: "niets zal mij scheiden van de liefde van Christus!".[v] Vervolgens sloegen ze dan juist op elkaar in. Let wel: niet ik was degene die ze deed stoppen en uitschakelde, maar de Heer, Die zegt:[vi] "Ik zag de satan vallen als een bliksemschicht."'[vii]

Zulke ervaringen geeft Antonius evenwel niet prijs uit misplaatste ijdelheid of trots, en hij lijkt er zelfs met een zekere tegenzin over te spreken. Maar ook voor hem staat het goede doel voorop: `ik heb indachtig het woord van de apostel "mezelf ten voorbeeld gesteld, zodat jullie leren"[viii] niet moedeloos te worden in de ascese en niet bang te zijn voor verschijningen van de duivel en zijn demonen.'[ix]

Zo lijken de stichtelijke bedoelingen van Antonius zonder meer te sporen met die de schrijver Athanasius.

De bisschop wilde met zijn tekst een voorbeeld stellen, en misschien tegelijk ook waarschuwen tegen bepaalde excessen. Zo is het opvallend dat Antonius zich in de tekst meestentijds open en nederig betoont en nergens baanbrekende ideeën verkondigt. Veelzeggender nog: hij betuigt respect aan wereldlijke maar vooral kerkelijke gezagsdragers. We zien hier zogezegd een `politiek-correcte' Antonius. Fanatieke kluizenaars die zich van de hele wereld isoleerden en buiten alle orde kwamen te staan, zulke lieden kon de bisschop van Alexandrië niet goed gebruiken. 

Het innerlijk leven 

In zijn beschrijving van Antonius' leven legt Athanasius speciale accenten. In de vroegste levensfase benadrukt hij de kracht en volharding waarmee de heilige alle verleidingen weerstaat. In de tweede, meer sociale fase, waarin Antonius gelouterd door de eenzaamheid naar buiten treedt zijn het vooral zijn toegankelijkheid en eenvoud, zijn aantrekkingskracht en bijzondere gaven die aandacht krijgen. De kluizenaar blijkt een bezorgd en wijs man, die de omgang met gewone gelovigen en zelfs andersdenkenden niet schuwt. Wonderdaden, spectaculaire genezingen en juiste voorspellingen maken van Antonius een heilige die rechtstreeks in het voetspoor van Jezus treedt. Hij voorspelt zelfs zijn eigen dood, zoals ook vele heiligen na hem zouden gaan doen: het werd een vast element in levensbeschrijvingen van heiligen.

Ondanks alle details is de tekst in onze ogen soms juist te terughoudend. Zo zouden we graag meer vernemen over Antonius' gebedsleven, iets waarover we bij Athanasius alleen terloops iets te lezen krijgen.

In het bovengeciteerde fragment bleek het gebed een beproefd wapen tegen de demonen. Dit motief komt ook elders in de tekst herhaaldelijk voor. In een andere opgenomen preek zegt Antonius: `Ja, [de demonen] zijn bang wanneer asceten vasten, waken en bidden. Ze vrezen hun mildheid, rust en onverschilligheid voor geld of ijdele roem, hun nederigheid en genegenheid voor de armen, hun aalmoezen, hun onverstoorbaarheid en bovenal hun vroomheid jegens Christus. Want dit is de reden waarom de demonen van alles uithalen: ze willen niemand hebben die hen onder de voet treedt.[x] Zelfs het noemen van de naam Christus bleek een effectieve manier om demonen te verjagen. Misschien zien we hier een stille verwijzing naar eenvoudige, oude gebedsformules zoals het zogenaamde Jezus-gebed, dat vooral in de orthodoxe monastieke wereld nog altijd wijdverbreid is (`Heer Jezus Christus, Zoon en Woord van de levende God, ontferm U over mij, zondaar, en red mij.') In Antonius' laatste levensfase, als hij actief mensen te woord staat en helpt, hanteert hij dezelfde methode van het noemen van Christus' naam: Antonius bracht dus geen genezingen teweeg door middel van bevelen, maar door te bidden en Christus' naam te noemen. Daardoor was het voor iedereen duidelijk dat niet hij het was die iets deed, maar de Heer, Die via Antonius Zijn menslievendheid toonde en zieken genas. Het aandeel van Antonius was alleen zijn gebed en ascese, waarvoor hij op de berg zat.[xi]

Wat we in ieder geval expliciet lezen is dat Antonius onafgebroken in gebed verzonken is: Bidden deed hij voortdurend, want hij had geleerd dat men alleen en zonder onderbreking moet bidden.[xii] Dat voortdurende bidden was overigens zeker niet zijn eigen uitvinding, want het wordt beschreven als een goede eigenschap die hij van anderen overnam: Van de een zag hij de vriendelijkheid, van de ander het voortdurend bidden. Bij anderen merkte hij de onverstoorbaarheid of menslievendheid op. Vigilies van de een en studiezin bij de ander kregen zijn aandacht. Er waren er die hij bewonderde omdat ze streng voor zichzelf waren, of vastten en op de grond sliepen. Van de een hield hij de mildheid aan, van een ander grootmoedigheid. En bij allemaal nam hij de vroomheid jegens Christus en naastenliefde in zich op.[xiii]

Over de inhoud van de gebeden vernemen we verder maar weinig. Het gebed mag geen eigenbelang beogen, zoveel is duidelijk. We moeten volgens Antonius `niet bidden om de toekomst te kennen, en dat niet als loon voor onze ascese vragen, maar bidden dat de Heer ons bijstaat om de duivel te verslaan[xiv] en we moeten bidden `dat we de gave tot onderscheiding van geesten krijgen',[xv] zodat wij sterker staan in die strijd.

Iets meer gedetailleerde informatie krijgen we daarentegen over Antonius' geestelijke lessen. Zo is er een opmerkelijke passage waarin hij spreekt over persoonlijk en gezamenlijk gewetensonderzoek:

`Iedereen moet zich dus dagelijks rekenschap geven van zijn daden van overdag en 's nachts. Heb je een zonde begaan, dan moet je daarmee ophouden, en in het andere geval mag je je er niet op laten voorstaan. Je moet dan in het goede volharden, zonder nalatig te worden, zonder je naaste te veroordelen, zonder jezelf te rechtvaardigen, tot aan de komst van de Heer, die, zoals de gelukzalige apostel zegt, het verborgene zal doorzoeken.[xvi] Want vaak zijn we ons niet bewust van wat we doen. Maar terwijl wij onwetend blijven ontgaat de Heer niets! Laten we het oordeel dus aan Hem overlaten en met elkaar mee voelen, elkaars lasten dragen, elkaar onderzoeken en ervoor zorgen onze tekorten aan te vullen.

Het helpt ook tegen het zondigen als we het volgende in acht nemen. Ieder van ons moet zijn daden en zielenroerselen waarnemen en opschrijven, alsof we elkaar erover gaan vertellen. Reken dan maar dat we uit pure schaamte dat onze zonde bekend zou worden ermee stoppen en zelfs geen slechte gedachte meer hebben. Want wie wil er gezien worden als hij zondigt? En wie wil er na de zonde niet liever liegen om maar onopgemerkt te blijven? Zoals we dus geen ontucht bedrijven zolang we elkaar zien, zo werkt dit ook: wanneer we onze gedachten opschrijven alsof we elkaar erover gaan vertellen, zullen we ons met kracht onthouden van onreine gedachten, uit schaamte dat ze bekend zouden worden. De letters moeten voor ons dan gelden als de ogen van mede-asceten, zodat we evenzeer blozen bij het schrijven als wanneer we werden gezien, en helemaal niets slechts meer denken.'[xvii]

Het zijn woorden met een sterke overtuigingskracht, die hun uitwerking zeker niet hebben gemist. Antonius moet hoe dan ook een enorm charisma hebben gehad, wanneer we Athanasius mogen geloven. Ook zijn gezicht had een bijzondere uitstraling. Hij had van de Verlosser onder meer de volgende opmerkelijke gave gekregen: als hij zich in een grote groep monniken bevond en iemand die hem niet kende wilde hem zien, kwam die persoon meteen naar voren, liet de anderen staan en rende naar hem toe, haast aangetrokken door zijn blik.[xviii] Geen wonder dus, lijkt het, dat hij jonge mensen aantrok,, die van hem wilden leren.

Vader van monniken

Antonius was niet de eerste christelijke kluizenaar en monniksleider. Toch is hij al snel gaan gelden als `vader van het christelijk kluizenaarsdom' en daarmee als de grote inspirator van het monnikendom. Het is een eer die de historische Antonius misschien niet helemaal toekomt, maar die hij stellig te danken heeft aan de biografie door Athanasius. Want mede dankzij deze vroege hagiografie heeft het westerse monniksideaal gestalte gekregen. Het zou uiteindelijk worden vastgelegd in verschillende monniksregels, waarvan de Regel van Benedictus[xix] uit de zesde eeuw wel de bekendste en belangrijkste is.

Het geweldige succes van het Leven van Antonius blijkt alleen al uit de honderden handschriften waarin de Griekse tekst is overgeleverd, en uit de ontelbare reacties op de tekst in de literatuur van de decennia en eeuwen erna. Een aanwijzing voor de `impact' van het boek wordt ook gevormd door de vele vertalingen ervan. Het Westen nam vooral kennis van de figuur Antonius via Latijnse vertalingen, waarvan er verschillende bewaard zijn. De oudste daarvan dateren van slechts korte tijd na het Griekse origineel. De Latijnse versies bereikten al snel het uiterste noorden, zoals de streek rond Trier, die in de vierde eeuw keizerstad was. De Griekse versie veroverde stormenderwijs het hele Griekstalige oosten. Voorts bestaan er oude Koptische, Syrische, Armeense, Georgische, Ethiopische en Slavische versies -- het is meer dan een mens ooit kan overzien.

De tekst werd niet alleen verspreid en vertaald, maar inspireerde ook tot andere levensbeschrijvingen van heiligen. Daarmee was een nieuw genre geboren, dat van kolossale invloed zou zijn op de late oudheid en de middeleeuwen, tot in de moderne tijd toe: de hagiografie. Athanasius' Leven van Antonius is het eerste christelijke heiligenleven en het ultieme voorbeeld van alle latere voorbeelden in het genre. De indeling en aanpak, de stichtelijke strekking, het gebruik van bijbelcitaten en spreuken, wonderen en visioenen: al deze kenmerken keren in verschillende variaties terug in alle latere hagiografieën. Niet zelden wordt het Leven van Antonius daar ook genoemd als model.

Het is duidelijk: we hebben hier een tekst die onmisbaar is voor ons begrip van de hele christelijke cultuur en geschiedenis, en zelfs de kunstgeschiedenis. Want ook in de kunst bleef Antonius de fantasie van latere generaties prikkelen. Ik wijs hier alleen maar op de 19e eeuwse Verleiding van Sint-Antonius van Flaubert, een tekst die zelf ook weer aanleiding gaf tot vertalingen en creatieve navolgingen. Talloos zijn de artistieke afbeeldingen van Antonius, die vrijwel allemaal teruggaan op de antieke biografie.

Maar is er meer? Kan die vreemde woestijnvader de (post)christelijke lezers van de 21e eeuw ook nog direct aanspreken? Niet op alle punten, zoveel is zeker. Veel mensen zullen moeite hebben met Antonius' fanatisme en harde ascese, die soms meer wegheeft van een masochistische zelfkwelling. Een heilige die zichzelf, laat staan anderen, niet naakt durft te zien, ook zoiets komt wat wereldvreemd over. En bij alle eenvoud lijkt Antonius soms tamelijk zelfbewust, om niet te zeggen intolerant en zelfingenomen. Navolging verdient dat alles inderdaad niet meer direct. Misschien lijkt zelfs Antonius' dappere strijd tegen de demonen niet meer relevant, en brengen zijn lange preken veel lezers voornamelijk tot geeuwen.

Toch is er wel enige hoop dat we de figuur Antonius werkelijk iets naderbij kunnen komen. Wie wil, kan wel degelijk iets van deze verre Egyptische vader leren. Het belang van standvastigheid bijvoorbeeld: hou vol, vlucht niet, ga je problemen niet uit de weg, maar bestrijd ze tot je ze de baas bent. Of de kracht van ware openheid naar andere mensen: een werkelijk sociaal contact is pas mogelijk als je stevig in je schoenen staat, als je weet wie je bent en waar je voor staat. Pas dan ook kun je hopen iets werkelijk over te kunnen dragen aan anderen. Misschien is dat, als je eenmaal zover bent, ook een morele plicht en ben je andere mensen min of meer verschuldigd een luisterend, welwillend oor te hebben en in alle bescheidenheid advies te geven.

Een blijvend voorbeeld kan ook Antonius' eenvoud zijn, of die nu historisch juist is of niet. Antonius is in deze tekst wijs, maar niet door jarenlange formele scholing, maar door een goed verstand, een deugdzaam leven, en uiteraard door de Genade. De biografie suggereert zelfs dat Antonius analfabeet is gebleven. Dat is misschien een beetje overdreven, maar in de kern zit er in Antonius' intellectuele eenvoud toch iets goeds. Haarkloverijen, betweterij, opscheppen over je grootse ervaringen en talenten, waarom zou je daar kostbare tijd aan besteden?

En die demonen, zijn die wel zo vreemd als ze in eerste instantie lijken? Ze zijn uiteraard gemakkelijk te vervangen door begrippen die in onze ogen moderner zijn, zoals `obsessies' en `verborgen verlangens', en wat we sinds Freud allemaal nog meer gewoon vinden. Maar misschien doen we Antonius toch onrecht door zijn strijd te herleiden tot een psychisch gevecht, tot een `projectie van innerlijke conflicten'. Zo heeft hij het zeker niet gevoeld. Voor hem was het niet slechts een innerlijke zaak, iets van zijn eigen hart, maar een werkelijk gevecht met machten buiten zich. Je hoeft dat geloof niet onverkort te delen om in deze tekst toch iets van die aloude levensvisie te proeven en na te voelen. Millennia lang hebben mensen gedacht in termen van zulke boze externe machten, en ook vandaag de dag is het geloof daaraan wijdverbreid. De psychoanalyse is, hierbij vergeleken, niet meer dan een recente, westerse hype.

Wat God van dit alles vindt, en of je Christus werkelijk dient door alles op te geven en de woestenij in te trekken, dat zijn vragen die het kader van dit artikel overstijgen. Het Leven van Antonius kan lezers wel aanzetten om hierover zelf hun gedachten te vormen. De confrontatie met de radicale keuzes van de woestijnvader kan minstens op die manier inspirerend zijn.

Deze oude tekst vormt in elk geval ook voor de modernste lezers een regelrechte provocatie. Ze biedt vanuit de christelijke traditie een alternatief voor de ideologie van de vrije markt en het alom aanwezige consumentisme en moreel relativisme. Ze belichaamt, kortom, de verleiding van de woestijn. Een verleiding die nog altijd niet helemaal is verdwenen. 

Een nieuwe vertaling 

Ondanks alle vreemde en soms afstotende elementen in de biografie van Antonius heeft de tekst dus nog meer dan genoeg te bieden voor hedendaagse lezers. Om die reden heb ik mij gewaagd aan een nieuwe Nederlandse vertaling.[xx] Evenals bij mijn weergave van de Regel van Benedictus[xxi] heb ik geprobeerd de biografie van Antonius toegankelijk te maken voor een ruim lezerspubliek. De bestaande, twintigste eeuwse Nederlandse vertalingen van de tekst[xxii] doen dit naar mijn opvatting onvoldoende. Ze schieten daarvoor tekort in hun taalgebruik, in hun typografie of hun algemene presentatie, of ze bieden slechts een bloemlezing van de meer spectaculaire passages. Ik heb een integrale vertaling willen maken, zodat de lezer de volledige vrijheid van keuze houdt.

Elke oude tekst verdient respect en genegenheid, maar op een voetstuk zetten is over het algemeen niet nodig. Uitvoerig commentaar of uitleg in voetnoten heb ik daarom vermeden. De tekst moet zoveel mogelijk voor zichzelf spreken, zelfs al bevat hij soms wat ongewone elementen. Ik heb steeds gestreefd naar een hedendaags, adequaat Nederlands. Hopelijk is de weergave, ook waar het gaat om oude christelijke concepten, zoveel mogelijk transparant en toegankelijk. De vertaling is gebaseerd op de kritische editie van de Griekse tekst.[xxiii]

Bij het werken aan de vertaling heb ik steeds, heel aards, iets van het licht en de hitte van de woestijn gevoeld. Een leerzame geestelijke ervaring kan ik dat moeilijk noemen maar op de talrijke druilerige dagen in Nederland maakt het alles wel veel aangenamer. Als de vertaling zo'n tastbaar verwarmend effect kan overbrengen, zou dat al mooi zijn.



[i]. Leven van Antonius, pr.1-3.

[ii]. Leven van Antonius, 8.

[iii]. Ps 19,8.

[iv]. Ps 37,14.

[v]. Rom 8,35.

[vi]. Vgl. Lc 10,18.

[vii]. Leven van Antonius, 39-40.

[viii]. 1 Kor 4,6.

[ix]. Leven van Antonius, 40.

[x]. Leven van Antonius, 30.

[xi]. Leven van Antonius, 84.

[xii]. Leven van Antonius, 3.

[xiii]. Leven van Antonius, 4.

[xiv]. Leven van Antonius, 34.

[xv]. Leven van Antonius, 38.

[xvi]. Vgl. Rom 2,16 en 1 Kor 4,5.

[xvii]. Leven van Antonius, 55.

[xviii]. Leven van Antonius, 67.

[xix]. Een recente vertaling is: De Regel van Sint-Benedictus, vertaald door Vincent Hunink, Amsterdam, Athenaeum - Polak & Van Gennep 2000.

[xx]. Athanasius van Alexandrië, Verleidingen in de woestijn. Het leven van Sint-Antonius, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, Amsterdam, Athenaeum - Polak & Van Gennep 2002.

[xxi]. Zie boven, noot 19. Voor een reflectie op de vertaling, zie: Vincent Hunink, De Regel opnieuw vertaald. Maar waarom en voor wie?, BT 2000/2, blz. 50-62. Een uitvoerige bespreking van de vertaling is: Walter Meeus, Wie zonder fouten is..., BT 2001/1, blz. 37-44.

[xxii]. Zie vooral: Pieter van der Horst, De woestijnvaders. Levensverhalen van kluizenaars uit het vroege christendom, Amsterdam, Prometheus 1998; p. 21-45 [vertaling van 1-15; 44-55; 89-103]; Christofoor Wagenaar, Leven, getuigenissen, brieven van de Heilige Antonius, abt, Bonheiden 1981.

[xxiii]. Athanase d'Alexandrie, Vie d'Antoine, introduction, texte critique, traduction, notes et index par G.J.M. Bartelink, Paris, les éditions du cerf 1994 (Sources Chrétiennes nr.400).

 


ga naar vertaling Leven van Antonius


latest changes here: 30-07-2012 16:00


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2014 V. Hunink

copyright statement  / contact