De
vertalers
De vertalers werken al meer dan tien jaar
samen binnen een vertaalgroep van het Augustijns Instituut, die zich bezighoudt
met preken van Augustinus. Klik boven rechts op de link
'Augustinus-bijdragen op VincentHunink.nl' voor meer info (zoek naar:
'vertaling: preken').
In dit project werken zij voor het eerst samen aan een boekuitgave buiten het
kader van de vertaalgroep.
Vincent en Joke aan het werk op het
Augustijns Instituut Eindhoven (juni 2008)
Teksten
Hieronder als voorbeeldtekst het begin van
Augustinus' overzicht.
"Vanaf
het moment dat de Heer ten hemel is opgestegen zijn de volgende ketterijen
opgekomen.
[1] De Simonisten zijn genoemd naar Simon de Magiër, die werd gedoopt door
diaken Filippus. Dat lezen we in de Handelingen van de apostelen. Simon wilde de
heilige apostelen geld geven, zodat ook door zijn handoplegging de Heilige Geest
op iemand kon neerdalen. Hij had met zijn toverkunsten al heel wat mensen
bedrogen. Zijn leer bepleitte een slechte, schaamteloze omgang met vrouwen als
gemeenschappelijk bezit. Ook ontkende hij dat God de wereld had gemaakt en dat
het lichaam zou verrijzen. Hij claimde de Christus te zijn en wilde
tegelijkertijd doorgaan voor Jupiter. En een zekere Helena, een hoertje dat hij
tot zijn medeplichtige had gemaakt, zou dan Minerva zijn. Portretten van
zichzelf en van dat hoertje gaf hij aan zijn leerlingen om ze te aanbidden. Ook
in Rome had hij die portretten officieel laten opstellen als een soort
godenbeelden. Het was in die stad dat de apostel Petrus hem liet ombrengen door
de sterke arm van de almachtige God.
[2] De Menandrianen zijn genoemd naar Menander, ook een magiër en een leerling
van Simon. De schepping van de wereld schreef hij niet toe aan God maar aan de
engelen.
[3] De Saturninianen zijn genoemd naar een zekere Saturninus. Door zijn toedoen
schijnen de schaamteloze praktijken van Simon vaste voet te hebben gekregen in
Syrië. Ook beweerde hij dat zeven engelen de wereld hadden geschapen, geheel
zelfstandig, buiten medeweten van God de Vader.
[4] De Basilidianen zijn genoemd naar Basilides. Zijn leer week in zoverre af
van die van Simon dat hij geloofde dat er 365 hemelen waren, evenveel als de
dagen van een jaar. Daarom beschouwde hij het woord abrasax als heilig. Als je
de letters van dat woord optelt volgens de Griekse berekening kom je uit bij het
zelfde aantal. Het zijn namelijk zeven letters: α+β+ρ+α+σ+α+ξ. Dat wil zeggen
1+2+100+1+200+1+60: dat is samen 365.
[5] De Nicolaïten zijn genoemd naar Nicolaos, naar men zegt een van de zeven
diakens die door de apostelen zijn aangesteld. Toen hij werd beschuldigd van
afgunst vanwege zijn beeldschone vrouw wilde hij zijn naam zuiveren. Daarom gaf
hij toestemming dat ieder die dat wilde haar mocht hebben, zo wordt verteld.
Deze geste van hem heeft geleid tot een uiterst schaamteloze sekte, die vrouwen
gebruikt als gemeenschappelijk bezit. Verder maken zij geen onderscheid tussen
hun eigen voedsel en dat van de afgoden, en zijn ze ook niet afkerig van andere
heidense bijgelovige praktijken. Bovendien vertellen ze bepaalde mythen over de
wereld, waarbij ze hun verhalen doorspekken met onbekende, barbaarse
vorstennamen om de toehoorders schrik aan te jagen. Maar bij verstandige mensen
wekt dat eerder de lachlust op dan vrees. Het schijnt dat ook zij de schepping
niet aan God toeschrijven maar aan bepaalde machten die ze in hun buitengewone
domheid verzinnen of waar ze echt in geloven.
[6] De Gnostici gaan er prat op dat ze zo worden genoemd, of althans zouden
moeten worden genoemd vanwege hun speciale kennis. En dat terwijl ze dommer en
slechter dan alle reeds genoemde ketters zijn! Hoe dan ook, ze hebben in de
verschillende delen van de wereld verschillende namen. Sommigen noemen hen
Borboriten oftewel smeerlappen, vanwege de excessieve schaamteloosheid die ze in
hun riten zouden praktiseren. Anderen denken dat ze afstammen van de Nicolaïten,
weer anderen van Carpocrates, over wie wij nog te spreken komen.
Hun leerstellingen kennen de meest onwaarschijnlijke verzinsels. Ook zij krijgen
de zwakke zielen in hun greep door afschuwelijke namen te geven aan vorsten en
engelen. Over God en de natuur brengen ze fantastische verhalen te berde die ver
bezijden de waarheid zijn. Ze zeggen dat de ziel een goddelijke natuur heeft. De
komst van de ziel in ons lichaam en haar terugkeer naar God omlijsten zij met
diezelfde ellenlange, stompzinnige mythen die passen bij hun dwalingen. Daardoor
blinken hun gelovigen niet uit door grote kennis, zoals zij zelf denken, maar
worden ze door al die fantastische verhalen juist grote blaaskaken als je het
mij vraagt. Tot hun stellingen zou ook behoren dat er een goede God is en een
slechte God.
[7] De Carpocratianen zijn genoemd naar Carpocrates, die alle soorten liederlijk
gedrag onderwees en alle zonden die je maar kunt verzinnen. Als je die niet
kende kon je de vorsten en machten, die dol zijn op dat soort dingen, niet
passeren en voorbijgaan om een hogere hemel te bereiken. Ook schijnt hij van
mening te zijn geweest dat Jezus alleen maar mens was en voortkwam uit een vader
en een moeder. Maar Hij had dan wel een ziel gekregen waardoor Hij het hogere
kon kennen en verkondigen. De verrijzenis van het lichaam wees hij af, evenals
de Wet. Hij zei dat de wereld niet door God was gemaakt maar door bepaalde
machten.
Men zegt dat bij die sekte ook een zekere Marcellina hoorde, een vrouw die
beelden van Jezus en Paulus, Homerus en Pythagoras vereerde. Ze aanbad die en
brandde er wierook voor.
[8] De Cerinthianen zijn genoemd naar Cerinthus, maar heten ook wel Merinthianen
naar Merinthus. Ze zeggen dat de wereld door engelen gemaakt is, dat besnijdenis
noodzakelijk is en dat nog meer van dit soort wettelijke voorschriften moeten
blijven gelden. Ze zijn er zeker van dat Jezus alleen maar mens is geweest en
niet is verrezen, nee, die verrijzenis komt nog. Ook zou er na die verrijzenis
van Christus een duizendjarig, aards rijk komen, met alle geneugten van buik en
onderbuik. Daarom worden ze ook Chiliasten genoemd.
[9] Ook al belijden de Nazoreeën dat Christus de zoon van God is, ze houden zich
toch volledig aan de oude Wet. Christenen hebben via de apostolische traditie
geleerd dat je die Wet niet naar de letter maar naar de geest moet
interpreteren.
[10] Ook de Ebionieten zeggen dat Christus alleen maar mens is. De letterlijke
voorschriften van de Wet nemen ze in acht, zoals de besnijdenis en andere
belastende dingen waarvan we door het Nieuwe Testament zijn bevrijd.
Aan deze ketterij koppelt Epiphanius de Sampseeën en de Elceseeën. Zo brengt hij
ze onder één noemer als ging het om één ketterij, hoewel hij aangeeft dat er
bepaalde verschillen bestaan. Maar als hij ze daarna weer ter sprake brengt
geeft hij ze elk een eigen naam. Als Eusebius het heeft over de sekte van de
Elceseeën, vertelt hij dat je volgens hen bij vervolgingen je geloof mag
afzweren, maar wel in je hart moet bewaren."
Recensies
In een grote, halve pagina ruimte innemende bespreking in het
Nederlands
Dagblad van 20 maart 2009 (Boeken, p.3) gaat K l a a s
W i e r e n g a uitvoerig in op het boek. Hij noemt het
geschrift van Augustinus 'een kostelijk werk, vakkundig bezorgd, vertaald en
toegelicht' door de beide vertalers. Ook merkt hij op: 'bestudering van deze
fraaie, tweetalige uitgave noopt tot nederigheid en zelfonderzoek. Moge het werk
ruime ingang vinden bij allen die andersdenkenden te vuur en te zwaard
bestrijden.'
Klik hier voor een
PDF van de volledige recensie (Nederlands
Dagblad, 20 maart 2009) (overgenomen met vriendelijke toestemming van de
redactie.)
---
Uit de korte bespreking voor NBD Biblion
(Nederlandse Bibliotheek Dienst) door W. H. J. v a n S t i p h o u t:
(...) gedegen inleiding (...) heldere
vertaling (...) verzorgde uitgave
---
Kort signalement door D. Q u a n t
in Ambtelijk Contact, juni 2009, p. 461
---
'Uitgever Damon levert in samenwerking met
het Augustijns Instituut in Eindhoven opnieuw topklasse in het vertaalwerk'
K l a a s v a n d
e r Z w a a g in
Reformatorisch Dagblad 22
april 2009 (over vier nieuwe Augustinus-publicaties, waaronder Ketters en
Scheurmakers)
---
'(...) De inleiding vind ik intellectueel
zwak omdat men - o zo voorspelbaar - slechts wat politiekcorrect neuzelt over
'tolerantie' en dergelijke, alsof dat hier de kwestie is. Daarbij hanteert men
ten aanzien van de hamvraag wat orthodoxie van ketterij onderscheidt een
darwinistisch denkschema: orthodoxie is wat 'gewonnen' heeft en meer niet. Dat
staat duidelijk op gespannen voet met Augustinus zelf, hoewel ik de vertalers
moet toegeven dat de kerkvader soms weinig meer doet dan tieren, in plaats van
argumenteren. Hoe dan ook een interessant geschriftje, weer tweetalig
uitgegeven.'
HR in
Katholiek Nieuwsblad
van 8 januari 2009
---
Het boek is vermeld in het prestigieuze
wetenschappelijke tijdschrift Bulletin Augustinien pour 2008/2009, p.347,
maar zonder verder commentaar.
---
(...) Alles bij elkaar is het buitengewoon
leerzaam om in De haeresibus te zien hoe Augustinus met zijn bronnen
omgaat. Helaas wordt daar in de inleiding naar mijn smaak onvoldoende aandacht
aan geschonken. Volgde hij zijn bronnen slaafs of niet? Wat voegde hij toe, of
liet hij juist weg? De eigen inbreng van Augustinus is natuurlijk vooral daar te
vinden waar hij de heresieën uit zijn directe omgeving behandelt, zoals die van
de manicheeën, de pelagianen en de donatisten. Op die momenten is Augustinus
opvallend uitvoerig. Toch valt op dat hij ook dan min of meer descriptief te
werk gaat. Hoe deze ketters moeten worden bestreden, met welke argumenten, dat
vermeldt hij opvallend genoeg niet. De haeresibus blijft in Ketters en
Scheurmakers toch te veel een rariteitenkabinet. Dat had misschien kunnen
worden ondervangen, wanneer meer achtergrondinformatie over de verschillende
groeperingen zou worden gegeven (...) Het boekje De haeresibus zou - mits
dus met enige toelichting - een indruk kunnen geven van de rijk geschakeerde
christelijke wereld waarin Augustinus leefde, en hoe hij tegen die
niet-katholieke wereld aankeek. Daarnaast kan de vraag worden gesteld of zijn
informatie ook altijd werkelijk klopt. Hij schrijft over de Donatisten (§69),
dat de stichter Donatus het kerkvolk tegen Caecilianus opzette. Deze wijdde
Maiorinus tot bisschop van Carthago, die weer werd opgevolgd door een andere
Do-natus (Donatus alius). Kennelijk maakt Augustinus hier onderscheid tussen
twee personen die Donatus heetten. Volgens hem was de eerste de stichter.
Historisch gezien kennen we alleen de Donatus die Maiorinus opvolgde, aan wie
deze christelijke beweging haar naam te danken heeft. Kortom, een historische
insteek had wellicht dit boekwerkje meer reliëf kunnen geven.
uit recensie door A r i e K o o
i j m a n in:
Kerk en Theologie 62, 2010, 280-2
---
signalering met korte weergave van de
inhoud in: Veluwse Kerkbode, vr. 13 januari 2012
latest
changes here:
03-10-2012 16:14