VincentHunink



HOME VERTALINGEN | ALLE PUBLICATIES | INDEX | CONTACT




intro

fragmenten

recensies

 

 


 VROUWEN NAAST PAULUS
Twee romans uit het vroege christendom

vertaald door Vincent Hunink,
ingeleid door Fik Meijer
Damon, Budel 2013; 2e druk 2014

pb., 124 p.; ISBN  978 94 6036 154 8; € 14,90


 

Vrouwen en het vroege christendom: een interessante combinatie. Al vroeg waren er ook in niet-bijbelse teksten vrouwenfiguren die werden verbonden met de apostel Paulus. Twee vroegchristelijk Griekse romans over zulke vrouwen en hun contacten met Paulus zijn in deze vertaling bijeen gebracht.

De korte 'Handelingen van Thekla en Paulus' vertellen het verhaal van de al; in de late oudheid beroemde heilige Thekla, die de contouren krijgt van een soort vrouwelijke apostel naast Paulus. Het langere (en veel minder bekende) verhaal van Xantippe en Polyxena vertelt van een soortgelijk verlangen bij twee vrouwen. We reizen met hen mee in de antieke wereld, en beleven avonturen tot in Spanje.

De twee teksten laten zien hoezeer antieke lezers behoefte hebben gehad aan identificatie met vrouwenfiguren. De wereld van het vroege christendom blijkt rijker geschakeerd dan op het eerste gezicht lijkt.

De beide teksten zijn stevig geworteld in de christelijke wereld, maar staan als vertellende teksten ook onmiskenbaar in de traditie van Griekse en Latijnse romans. Compleet met zeereizen, heldinnen en Grote Liefdes. Al zijn die laatste wel vooral geestelijk.

Paulus-kenner Fik Meijer (die recentelijk een studie naar Paulus publiceerde) staat garant voor een deskundige en boeiende inleiding.


UPDATE AFBEELDING (juni 2014): Recensent Sam Janse van Trouw wees me erop (in een email) dat de afbeelding op de voorkant verkeerd is geduid. De vrouwfiguur met weggekraste ogen is niet Thekla, maar Theokleia, haar moeder. Dat blijkt duidelijk uit een grotere afbeelding van de schildering. Daarin staat de naam van de vrouwenfiguur erbij, en dat is dan duidelijk niet Thekla. tegelijk zie je links in een raam een vrouwenfiguur, die, gezien het verhaal, overduidelijk wél Thekla is. OK, Sam, bedankt, in een hopelijk te volgen tweede druk zal ik de fout verbeteren!

Hier een vervolgberichtje uit Trouw over de kwestie. Nou ja,het kwestie-tje.

In de tweede druk (2014) is de achterzijde van het omslag aangepast. Nu zie je daar in een klein toegevoegd stukje foto Thekla door een venster kijken. Als je goed kijkt althans...



 



FRAGMENTEN

(uit Thecla en Paulus, c.2)

En terwijl Paulus zo sprak in het huis van Onesiforos, ten overstaan van de gemeente, was daar ook een zekere Thecla, een maagd, de dochter van Theocleia en verloofde van Thamyris. Zij zat er in een nabijgelegen venster van het huis en luisterde dag en nacht naar de woorden over zuiverheid die door Paulus werden gesproken. En ze week niet van het venster maar werd geleid door haar geloof, in overstelpende vreugde.

Maar toen ze zag hoe veel vrouwen en meisjes bij Paulus naar binnen liepen, verlangde zij naar meer. Zij hoopte op haar beurt waardig geacht te worden voor Paulus' aangezicht te staan en het Woord van Christus te horen. Want zij had Paulus' persoonlijke trekken nog niet gezien maar hem alleen horen spreken.

Toen ze maar niet wegging van het venster zond haar moeder iemand om Thamyris te halen. Die kwam in grote blijdschap, met het idee dat hij het meisje nu ten huwelijk zou krijgen. 'Waar is mijn Thecla?' vroeg hij Theocleia. 'Ik wil haar graag zien.'

'Beste Thamyris,' begon Theocleia, 'ik heb je iets merkwaardigs te vertellen. Al drie dagen en drie nachten zit Thecla in een venster en komt maar niet overeind, nog niet om te eten of te drinken. Ze zit daar als gefascineerd, alsof er iets verrukkelijks plaatsvindt. Zo is ze in de ban van een vreemdeling, een man die bedrieglijke, kunstige verhalen afsteekt. Ja, ik ben verbaasd hoe zo'n keurig meisje zich zo in de nesten werkt.

Ach Thamyris, die man brengt grote onrust in Iconium en ook bij jouw Thecla! Want alle vrouwen en jongeren lopen bij hem binnen en leren er van hem. "Wat nodig is," zegt hij, "is vrees voor de ene, enige God en leven in zuiverheid." Ook mijn dochter zit als een spin in het venster vastgeklampt aan zijn woorden, volledig beheerst door een vreemd verlangen en een vreselijke emotie. Ze is gefascineerd door wat hij zegt, het meisje is bevangen. Kom, ga jij eens naar haar toe en praat eens met haar. Zij is tenslotte jouw verloofde!'

Zo ging Thamyris naar haar toe. Aan de ene kant hield hij van haar, aan de andere kant was hij beducht dat zij zo van streek was. 'Thecla, verloofde van me!' sprak hij haar aan. 'Wat zit jij daar nu? Door wat voor emotie ben je zo van streek? Kom, draai je om naar je eigen Thamyris en schaam je.'

En haar moeder zei hetzelfde soort dingen. 'Kind,' sprak ze, 'wat zit je daar nu naar beneden te kijken? Waarom geef je geen antwoord? Waarom zo van streek?'

Zo moesten ze daar in het huis erg huilen, Thamyris omdat hij zijn vrouw kwijtraakte, Theocleia haar dochter en de dienaressen hun meesteres. Groot was het rouwbeklag dat daar in huis werd uitgestort. En ondertussen draaide Thecla zich niet om maar bleef gefascineerd door Paulus' woorden.

Thamyris sprong op en liep naar buiten, de straat op. Daar bekeek hij alle mensen die bij Paulus naar binnen liepen en naar buiten kwamen. Zo zag hij ook twee mannen in een felle woordenstrijd met elkaar. 'Heren,' zei hij, 'wie bent u? Zegt u mij dat, en ook wie die man is daar binnen bij u, die misleider, die jongeren op verkeerde ideeën brengt en een slechte invloed heeft op maagden, zodat ze niet trouwen en blijven zoals ze zijn. Ik beloof u een hoop geld als u mij over hem vertelt. Ik ben de eerste man van de stad!'

Die twee waren Demas en Hermogenes. 'Wie die man is,' zeiden ze, 'dat weten we niet. Maar hij ontneemt jongemannen hun vrouwen en maagdelijke meisjes hun mannen. "Anders is er voor jullie geen Opstanding," zegt hij. "Die is er alleen als jullie zuiver blijven en je lichaam niet bezoedelen maar zuiver houden."'

'Toe, heren,' zei Thamyris, 'komt u mee naar mijn huis en ontspant u daar samen met mij.'

En ze gingen naar een kostbaar diner met veel wijn en grote weelde en een schitterende tafel. En Thamyris gaf hun te drinken, vanuit zijn liefde voor Thecla en zijn verlangen haar als vrouw te krijgen. 'Vertelt u mij eens, heren,' zei hij tijdens het diner, 'wat is de leer van die man? Dan weet ik het tenminste ook. Want ik maak me nogal druk vanwege Thecla, omdat zij zoveel om die vreemdeling geeft en omdat mijn huwelijk mij ontnomen wordt.'

'Neemt u hem mee naar gouverneur Castellius,' zeiden Demas en Hermogenes. 'Vanwege gerichte werving onder het volk voor de nieuwe leer van de Christenen. Dan zult u hem vernietigen en zelf uw vrouw Thecla krijgen. En wij zullen u leren dat die "opstanding" waarover hij spreekt al heeft plaatsgevonden, namelijk in onze kinderen (vgl. 2 Tim 2,17-18). En wij zijn "opgestaan" als wij de ware God hebben leren kennen.'

Toen Thamyris dit van hen te horen kreeg, schoot hij vol jalouzie en woede.

 

(uit c. 5 Xantippe en Polyxena)

Terwijl zij zo sprak sleepten ze haar snel mee weg. Ze kwamen bij de kust, huurden er een schip en voeren richting Babylon. Daar had haar ontvoerder namelijk een broer, de bestuurder van de streek

Maar ze kregen te kampen met tegenwind: zo kwamen ze vanwege haar niet vooruit, ze moesten op volle zee roeien. En zie, daar voer ook de grote apostel van de Heer, Petrus, langs. In een droomgezicht was hij ertoe aangezet zich naar Rome te spoeden. Toen Paulus vandaar namelijk was weggegaan naar Spanje was in Rome een bedrieger en magiër opgedoken met de naam Simon. Die had de eenheid van de door Paulus gestichte kerk verbroken. Onderweg op zijn tocht had Petrus een stem vanuit de hemel gehoord, die hem het volgende zei: 'Petrus, morgen vaart jou een schip tegemoet uit Spanje. Kom dan overeind en bid voor de ziel die op dat schip in nood is.'

Bij het zien van het schip dacht Petrus terug aan het droomgezicht en begon te bidden. 'Verzorger van mensen in nood!' sprak hij. 'Jezus! U die tot erbarmen wordt bewogen door de kwellingen van mensen in den vreemde, U die op aarde bent gekomen vanwege het gesteun en gejammer van mensen in gevangenschap, U die ons steeds alles geeft wat wij willen en zich nimmer afwendt van wat wij vragen! Betoont U ook nu medelijden en verleent U ook nu steun aan de ziel die op dit schip wordt geteisterd. Want U, Heer, voelt altijd mededogen met al wie pijn lijdt!'

De demonen hoorden zijn gebed en richtten zich tot de magiërs. 'Zorg dat we dat schip vermijden!' zeiden ze. 'Want als we het tegenkomen kunnen we niet meer bewegen.'

Maar de menslievende God zorgde voor Polyxene en zo belandde het schip in Griekenland. Daar bevond zich de gelukzalige Philippus, die op grond van een droomgezicht naar de kust kwam. Massa's mensen die van hem lessen kregen liepen met hem mee. En kijk, daar verscheen het schip met Polyxene aan boord: het was zwaar gehavend. 'Kijk!' riep Philippus uit, 'daar is het schip waarvoor we naar hier zijn gekomen, het schip waarop een ziel in nood is!'

Het schip kwam aan land en iedereen ging van boord op het droge. Daar vielen ze halfdood neer, doordat ze op zee zo vreselijk waren geteisterd. De apostel Philippus liet Polyxene optillen en naar de plek dragen waar hij zelf zijn intrek had genomen. Voor de anderen liet hij zorg dragen.

Toen Polyxenes ontvoerder was bijgekomen van de woelingen op zee, wilde hij haar weer in handen krijgen. Philippus had haar intussen aan een van zijn leerlingen gegeven en was weer verheugd teruggelopen. De man die Polyxene bij zich had <wilde de ontvoerder niet helpen>. 'Een heilig man heeft haar aan mij overgedragen,' zei hij, 'ik kan haar niet overdragen aan u.'

De ontvoerder vond dat onverdraaglijk. Ter plaatse trof hij een familielid aan, een man van adel, en bereidde zich <met hem> voor op gewapende strijd: achtduizend man bracht hij op de been. Toen Polyxene daar achterkwam ging ze 's nachts naar buiten en vertrok.

De man die voor Polyxene verantwoordelijk was <vatte moed>. 'Ik zal de mantel van Philippus aantrekken,' zei hij, 'en zo die troepen tegemoet treden!'

Maar terwijl hij dat zei kreeg hij bericht dat het meisje er niet meer was. Daarop liet hij alle zorg om gewapende strijd varen en liep vlug naar het slaapvertrek. Toen hij het meisje niet aantrof stortte hij op de grond. 'O, wat een ellende voor mij!' riep hij uit, 'nu ben ik een vijand van Philippus geworden! Wat moet ik hem antwoorden als hij het meisje bij me zoekt?'

'Staat u op van de grond, heer van ons,' zeiden zijn dienaren, die naar hem toekwamen. 'De troepen hebben het huis omsingeld, het meisje is niet te vinden!'

'Laat mij maar zo sterven omwille van haar!' riep hij uit. 'Misschien dat dit Christus' dienaar Philippus nog kan overtuigen! Want het zal zijn of ik zijn opdracht aan mijn laars heb gelapt.'

De dienaren zagen wel dat hij niet naar hen wilde luisteren. Daarop overlegden ze om zelf te vluchten, weg bij die vijanden. Maar door Gods voorzienigheid werden ze toch weer geraakt. 'Het is niet rechtvaardig als onze meester sterft,' zeiden ze. 'Laten wij het teken van het kruis opnemen en zo de troepen tegemoet gaan!'

Zo namen zij het kostbaar kruis op, zo'n dertig man sterk, en traden op de vijand toe. Ze hakten er vijfduizend in de pan, de rest sloeg op de vlucht. Zegevierend keerden ze terug bij hun meester, God prijzend met de woorden: 'Welke God is zo groot als onze God (Ps 76(77),14)? Hij duldde niet dat Zijn dienares door criminelen werd gedood!'

Zo gingen ze naar hun meester toe, die nog aan het huilen was. 'Staat u op, heer,' zeiden ze, 'huilt u niet! Het moet niet gaan zoals wij willen, maar zoals de Heer wil.'

Polyxene had intussen de stad verlaten. Ze wist niet welke weg ze moest gaan en kwam terecht in eenzaam berggebied. Daar ging ze op de grond zitten, in tranen.

'Wat een ellende!' riep ze uit. 'Verstoten ben ik, een gevangene, en ik kan hier nog geen wilde-dierengrot vinden om uit te rusten. Wat een ellende! Ik ben totaal verlaten. Zelfs de Hades, die toch voor geen mens verborgen blijft, heeft mij niet opgeslokt. Wat een ellende! Ooit vertoonde ik me zelfs niet aan mijn slaven, nu sta ik in de schijnwerpers voor demonen. Wat een ellende! De mensen voor wier blikken ik mij te goed voelde krijgen mij nu allemaal te zien. Wat een ellende! Ooit was ik helemaal verknocht aan afgodsbeelden en daarom is Gods genade nu in stilte aan mij voorbijgegaan.

'Wie moet ik nu te hulp roepen? De God van Paulus, de God die ik voortdurend boos heb gemaakt? Maar wie komt mij dan helpen? Niemand ziet me of let op me, niemand hoort mijn gesteun.

'Ja, werkelijk, ik zal Hem vragen die het verborgene ziet. Want wie kent zoveel mededogen en erbarmen als Hij? Altijd ziet Hij toe op mensen in nood. Maar mijn mond is onrein en bezoedeld, en zo durf ik Hem niet te vragen om hulp. Ach, was ik maar een van die wilde dieren, dan zou ik niet weten wat het is gevangene te zijn. Was ik maar verdronken in zee. Dan zou ik, als ik het goddelijke bad had gekregen, heengaan naar waar niemand gevangene wordt gemaakt. 'Wat moet ik nu doen? De dood laat op zich wachten, het wordt nacht en nergens is hulp.'

Met die woorden kwam ze overeind en liep weer verder. Achter een nauwe doorgang viel ze in een dicht, uitgestrekt bos. Daar vond ze een boomholte, feitelijk het hol van een leeuwin, en ging daar zitten. De leeuwin was namelijk weg om eten te zoeken.

'Ach ellendige geboorte!' zei Polyxene zodra ze daar zat. 'Ach bezwaarlijk uur, waarop ik ongelukkige ter wereld kwam. Ach moeder die mij baarde! Hoe kon het dat u mijn tegenslagen en omzwervingen voorzag en mij Polyxene noemde?[i] Kreeg ooit iemand anders zoveel tegenslagen en narigheid te verduren?

Waarlijk, Xanthippe, zus van me: het ging over mij, ongeluksvogel, wat jij hardop las: Ik loop gebogen, diepgebukt, ten einde toe (Ps 37(38),7) Maar jij uitte die woorden vol verdriet, terwijl ik op bed lag en totaal niet dacht aan mijn rampspoed. En daarom ben ik nu in de diepste rampspoed beland en leef ik hier buiten in verlaten gebied, als een wild dier. Maar wilde dieren leven nog met soortgenoten, terwijl ik hier helemaal alleen ben. Alsof ik geen deel uitmaak van het menselijk ras.'

En terwijl zij zo sprak en nog meer zei brak de dageraad aan en kwam de leeuwin terug van haar jacht. Bij het zien van het dier begon Polyxene te beven. 'Bij de God van Paulus!' zei ze. 'Heb medelijden met mij, wild dier! Verscheur mij niet voordat ik het doopsel heb ontvangen!'

Het dier werd bang voor die bezwering en deinsde meteen terug. Op een afstandje bleef het staan en hield daar de blik gericht op Polyxene.

'Kijk aan!' sprak Polyxene, 'het dier heeft naar me geluisterd. Dan zal ik op mijn beurt plaats maken in haar hol.' En dadelijk vertrok ze in oostelijke richting. Het dier ging haar voor, tot aan de rand van het bos.

'Wild dier!' begon Polyxene. 'Wat zal ik je geven, hoe zal ik je lonen? De God van Paulus zal het je lonen!'

Bij het horen van die bede keerde het dier meteen om en liep terug naar haar plek. Polyxene trok verder en vond een openbare weg. Daar hield ze stil en huilde: welke kant moest ze nu op? Er kwamen veel reizigers voorbij maar ze sloot zich bij niemand aan. 'Misschien dat de God van Paulus aan mij denkt,' zei ze. 'En als iemand dan erbarmen met mij heeft zal ik naar hem toegaan.'


Voor een betere kwaliteit afbeelding van de eerste foto:
zie http://www.flickr.com/photos/davidjlull/6002320425/

 


 

RECENSIES

 

Het boek is kort besproken in Kerk en Theologie 64, 2013, 363-372,  door R i e m e r   R o u k e m a.

===

signalering in Benedictijns Tijdschrift 2013, 188 door FB

===

signalering in Kerk en leven 30 oktober 2013, p3 188 door NL

===

uit de korte bespreking in NBD Biblion 30-10-2013:  'Door de vlotte vertaling doen beide verhalen vol spannende verwikkelingen, miraculeuze reddingen, ongelooflijke folteringen en een happy end verrassend modern aan.'

===

uit de bespreking door A r c o   d e n   H e i j e r  in  De Civitate 64,5, mei 2014, 45

'(...) Passend bij het genre is de vertaling van Vincent Hunink: geschreven in soepel Nederlands. De schoonheid van de vertelling schuilt in de eenvoud van de stijl, en die is in vertaling heel goed bewaard gebleven. (...) Voor de inleiding zou ik het boek niet kopen. Voor de vertalingen des te meer. Het zijn mooie verhalen, ze lezen vlot weg en ze geven op een heel eigen manier een blik in de wereld van het vroege christendom'


===

signalement op: http://zoeken.bibliotheek.be:

http://zoeken.bibliotheek.be/detail/Vincent-Hunink/Vrouwen-naast-Paulus-twee-romans-uit-het/Boek/?itemid=|library/marc/vlacc|8908511

===

uit de korte bespreking door B e r t  O v e r b e e k  in Geschiedenis Magazine, 49, 2014, nr 4, blz 56:

'(...) Literair zijn de beide teksten echter weinig belangwekkend en als historische bron voor het vroege christendom eigenlijk alleen voor specialisten echt interessant. Het zijn vooral de korte, informatieve inleiding van Fik Meijer over Paulus' houding tegenover vrouwen en het nawoord van de vertaler over het literaire aspect van beide "romans" die deze uitgave voor een breder publiek interessant kunnen maken.'

===

Fraaie, uitvoerige bespreking door S a m   J a n s e in Trouw van zaterdag 7 juni 2014, Letter en Geest, p 32-33.
Voor een volledige pdf (526kB) klik hier

===

Uit de korte bespreking door E r i k   E y n i k e l  in: Heilig en gewoon, religieuze dimensies van het dagelijks leven, tijdschrift voor geestelijk leven, oktober 2014, p. 103-104

'(...) zeker de moeite van het lezen waard.'


===

Uit de korte bespreking door TK in Inspiratie Magazine, 2014, nr 7, p24:

'(...) De toon is dweperig, emotioneel en onhandig. De wonderlijke gebeurtenissen zijn buitenissig en ongeloofwaardig - hoewel sommigen dat sowieso van wonderen zeggen, ook van bijbelse. Toch zijn de verhalen boeiend en een inkijk in wat van waarde was voor christenen in de tweede eeuw. (...) ' 


===

 

 


latest changes here: 17-09-2017


Uitgeverij Damon

Fik Meijer

Engels artikel over de Acta van Xantippe (2015) (mail me for further info)

 



HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2017 V. Hunink

copyright statement  / contact