|
TACITUS
De opstand van de Bataven
vertaald
en toegelicht door Vincent Hunink
Athaenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2005

Ill.:Rembrandt's "eed van Claudius Civilis" (1661/62), Nationalmuseum Stockholm
[gebonden pb; 120 blz.; ISBN 90
25353347; EUR 9,90]
Aan
het begin van onze jaartelling waren de Romeinen de baas in de zuidelijke
Nederlanden. Zij oefenden hun macht onder meer uit door lokale stammen in te
schakelen in bestuur en leger. Een voorbeeld van zo'n stam waren de Bataven,
uit het huidige gebied tussen Rijn en Waal. Bataafse contingenten vochten voor
Rome tot in Engeland en Italië.
Totdat
de maat vol was. Afpersingen en misbruik door Romeinse machthebbers, ambities en
eerzucht van Bataafse leiders, chaos in Rome: dat alles leidde tot de opstand
van de Bataven tegen het Romeins gezag in 69, onder leiding van Julius Civilis.
Het is een beroemde opstand, waarop Nederlanders graag terugblikken: heldhaftig
verzet van onze fiere voorvaderen tegen wrede tirannie!
Maar
wat gebeurde er eigenlijk precies en hoe liep het met de oproerige Bataven af?
Daarover schreef de grote Romeinse historicus Cornelius Tacitus (ca.
55-117) in zijn geschiedwerk De Historiën. Zijn hier vertaalde relaas
vormt de enige geschreven bron over deze episode. Het is een spannend en
meeslepend verhaal, waarin ook Tacitus' cynisme, kritische houding en weergaloze
stijl ten volle zichtbaar worden.
De
vertaling omvat de volgende passages: Historiën 4,12-37; 54-79; 5,14-26;
Germania 29
FRAGMENT
Civilis was nu vastbesloten tot afvalligheid. Voorlopig verborg hij zijn diepere
bedoelingen -- hij zou zien hoe de dingen liepen -- en begon als volgt onrust te
stoken.
Op bevel van Vitellius werd er een
lichting onder jonge Bataven gehouden. Dat was op zichzelf al een last, maar het
werd nog bezwaard door de corruptie en perversie van de uitvoerenden: die
selecteerden oude of zwakke mannen om ze tegen betaling weer te laten gaan,
terwijl ze anderzijds de mooiste jonge jongens (en die hebben daar doorgaans al
vroeg een rijzige gestalte) meevoerden en zich aan hen vergrepen. Dat zette
kwaad bloed en er werd een opstand op touw gezet: de aanstichters bepleitten
dienstweigering.
Civilis riep de stamleiders en de felste
mannen bijeen in een heilig woud, zogenaamd voor een banket. Zodra hij zag dat
ze door nacht en feestvreugde verhit waren, begon hij over de roem en glorie van
hun volk, om vervolgens alle onrecht en afpersingen en andere slavernij-ellende
op te sommen. Dit was toch geen bondgenootschap meer zoals vroeger? Ze werden nu
behandeld als een soort slaven! Wanneer kwam er nog eens een volledig bevoegd
gouverneur, zo bezwaarlijk en arrogant als zijn gevolg ook was? Nee, ze werden
overgelaten aan prefecten en centurio's, en als ze die met hun bezit en bloed
hadden verzadigd werden die gewisseld. Dan zocht men weer nieuwe zakken om leeg
te schudden en allerhande excuses voor plundering. En nu stond er een lichting
voor de deur. Die zou kinderen van ouders, broers van broers scheiden, misschien
wel voorgoed. Maar nog nooit had Rome er zo slecht voor gestaan! En in het
winterkamp vond je alleen buit en oude mannen. Ze hoefden de ogen maar op te
slaan en moesten niet beducht zijn voor legioenen die er alleen in naam waren.
Zelf hadden ze toch sterk voetvolk en ruiters? De Germanen waren toch hun
bloedverwanten en de Gallische provincies wilden toch precies hetzelfde? Ja,
zo'n oorlog zou zelfs Rome niet slecht uitkomen. Werd het geen onverdeeld
succes, dan zouden ze zeggen dat het `voor Vespasianus' was, en bij een zege was
er van verantwoording geen sprake.
Zijn woorden kregen groot applaus. Daarna
gebruikte hij barbaarse riten en traditionele eedformules om allen aan zich te
verplichten. Er gingen boodschappers naar de Canninefaten om die gemene zaak met
hen te laten maken. Die stam bewoont een deel van het eiland, en staat in
oorsprong, taal en moed op één lijn met de Bataven. Alleen getalsmatig zijn
zij de minderen. Vervolgens haalde Civilis via geheime missies de `Britse
hulptroepen' over naar zijn kant. Het ging hier om Bataafse cohorten die later
naar Germanië waren gezonden, zoals we eerder hebben bericht, en toentertijd in
Mainz verbleven.
Een van de Canninefaten was Brinno, een
botte waaghals van bijzonder vermaarde komaf. Zijn vader had zich aan vele
vijandelijkheden gewaagd en straffeloos minachting betoond voor de bespottelijke
expedities van Caligula. Alleen al door de naam van zijn weerspannige familie
won hij sympathie. Hij werd op een schild geheven, volgens gebruik van de stam,
en op de schouders van de dragers heen en weer geschud, waarmee hij tot leider
werd verkozen. Onmiddellijk riep hij de Friezen erbij (een stam van achter de
Rijn) en deed hij een inval op het winterkamp van twee cohorten vlakbij de
oceaan.
De soldaten hadden niet gerekend op een
vijandelijke aanval, en als ze dat al hadden gedaan beschikten ze over
onvoldoende kracht om die af te slaan. Het kamp werd bijgevolg ingenomen en
geplunderd. Vervolgens werden marketenters en Romeinse kooplui, die vrij
rondzwermden als in vredestijd, het slachtoffer. Tegelijk dreigde vernietiging
voor de forten; die werden toen door de cohortsprefecten in brand gestoken omdat
verdediging ervan onmogelijk was.
Veldtekens, vaandels en wat er nog aan
Romeinse soldaten was werden stroomopwaarts op het eiland gebundeld onder
leiding van oppercenturio Aquilio. Een leger was het veeleer in naam dan in
sterkte. Vitellius had immers de slagvaardige cohorten teruggetrokken en uit
naburige kantons een futloze troep Nerviërs en Germanen opgetrommeld en met
wapens laten behangen.
Civilis meende te werk te moeten gaan via
list. Spontaan begon hij de prefecten te bekritiseren vanwege het opgeven van de
forten. Dan zou hij wel met zijn cohort de opstand van de Canninefaten de kop
indrukken, de Romeinen konden allemaal gewoon terug naar hun winterkampen.
Er school iets verraderlijks achter dit
advies, zo bleek onmiskenbaar: als de cohorten los van elkaar raakten konden ze
gemakkelijker vernietigd worden. Nee, niet Brinno was de aanvoerder in die
strijd maar Civilis, geleidelijk braken de aanwijzingen daarvoor uit. De
Germanen, dol op oorlog als ze zijn, hadden die niet lang voor zich kunnen
houden.
Toen het met list en bedrog niet erg
opschoot, ging Civilis over tot geweld. Canninefaten, Friezen en Bataven stelde
hij elk in een eigen colonne op. De Romeinen kwamen daar in een brede linie
tegenover te staan, niet ver van de Rijn, met hun schepen richting vijand
gekeerd (na het in brand steken van de forten hadden ze hun schepen daar laten
aanleggen).
Er was nog maar kort gevochten of een
cohort Tungri liep over naar Civilis. Verbijsterd door dat onvoorziene verraad
werden de soldaten door bondgenoten en vijanden totaal verslagen. Op de schepen
eenzelfde trouweloosheid: de roeiers waren deels Bataven, die zogenaamd uit
onkunde bootsvolk en strijders in hun taken belemmerden, weldra de verkeerde
kant oproeiden en de boten naar de vijandelijke oever voeren. Ten slotte werden
stuurlui en centurio's die zich niet wilden aansluiten afgeslacht, totdat de
voltallige vierentwintig schepen van de vloot waren overgelopen dan wel
ingenomen.
Die zege was roemrijk voor het moment,
nuttig voor de toekomst. Ze hadden nu de benodigde wapens en schepen bemachtigd
en werden in heel Germanië en Gallië ten zeerste gevierd als `voorvechters van
de vrijheid'. De Germaanse provincies zonden direct gezanten die hulp boden,
terwijl Civilis via tact en omkoperij aanstuurde op een bondgenootschap met de
Galliërs. Zo liet hij de gevangen genomen cohortsprefecten allemaal naar hun
eigen stam terugkeren en gaf hij de cohorten de keuze van weggaan of blijven.
Wie bleef kreeg eervolle posities in zijn leger, wie heenging buit van de
Romeinen.
Tegelijk wees Civilis in vertrouwelijke
gesprekken op de narigheid die ze hadden verduurd, al die jaren dat ze hun
ellendige slavernij ten onrechte `vrede' noemden. De Bataven waren wel
vrijgesteld van belasting, maar zelfs zij hadden nu de wapenen tegen hun
gezamenlijke overheersers opgenomen. In de eerste slag waren de Romeinen al
verpletterend verslagen. Wat als de Gallische provincies het juk zouden
afschudden? Hoeveel was er nog helemaal in Italië? Met bloed van provincies
werden provincies verslagen! Ze moesten niet denken aan die slag van Vindex. Het
was door Bataafse ruiters dat die Aeduërs en Arverniërs onder de voet waren
gelopen en onder Verginius' hulptroepen hadden ook Belgen gezeten! Welbeschouwd
was Gallië dus aan eigen krachten bezweken.
Maar nu stonden ze allemaal aan één
kant, en daarbij kwam nog de militaire tucht die ze hadden opgedaan in het
Romeinse legerkamp. Hij had nu cohorten veteranen waarvoor recentelijk de Otho's
legioenen op de knieën waren gegaan! Syrië en Klein-Azië mochten verder slaaf
zijn, de Oriënt was gewend aan tirannie, maar in Gallië leefden nog veel
mensen die van vóór de belastingheffing waren! Oh, het was nog maar het
recente verleden dat Quinctilius Varus in de pan was gehakt, dat de slavernij
uit Germanië was verdreven, en niet zo'n keizer Vitellius maar niemand minder
dan Caesar Augustus was toen ten oorlog uitgedaagd! Vrijheid was van nature
zelfs stomme dieren gegeven, moed iets goeds dat aan mensen eigen was. De goden
steunden altijd de dapperen: aanvallen dus! Zij hadden de handen vrij, de
anderen zaten klem, zij waren fris, de anderen vermoeid. Bepaalde groepen
steunden Vespasianus, bepaalde groepen Vitellius, en dus lag er ruimte open om
zich tegen beiden te keren.
Zo had Civilis zijn zinnen gezet op de
Gallische en Germaanse provincies. Als zijn plannen slaagden, dreigde hij koning
te worden over de sterkste en rijkste gebieden.
(Historiën
4,14-17)
RECENSIES / REACTIES
-
Het boek staat genoemd in de
top 70 van 'Boeken die u zou kunnen lezen over ons verleden' in Het Parool
van 3 maart 2005 (met plaatje, maar wel op een bescheiden 62e plaats, kort
voor Jan Wolkers' Zomerhitte (plaats 69).
-
Het Nijmeegse
universiteitsblad Vox meldt de uitgave in het nummer van 10 maart
2005, p.25.
'Dit dunne werkje lijkt een eenhappertje voor het slapengaan te zijn, maar
schijn bedriegt. Tacitus' schrijfstijl is knap ingewikkeld en de cryptische
verwijzingen naar personen die voor het gemak ook nog eens allemaal gelijkende
Latijnse namen dragen maken het verhaal ouderwetsch complex. Het is natuurlijk
wel een belangrijk boekje, want Tacitus' beschrijving van onze Nijmeegse
voorvaderen, de Bataven, is de enige betrouwbare bron over deze stam die er
bestaat. En dat is voor Nijmegenaren die nota bene een Batavierenrace
organiseren een must read.'
-
In Elsevier van
12 maart 2005, p. 84 wordt het boek kort besproken door Thomas van den Bergh.
Dat gebeurt in het kader van een Boekenweek-leeswijzer, onder de noemer 'Vreemde
ogen' ('volgens buitenlanders')
"Kostelijk leesvoer, zij het niet altijd even vleiend over de Bataven, door
Tacitus omschreven als barbarenvolk."
-
In Amphora,
mededelingen van de Vereniging Vrienden van het Gymnasium voor
gymnasiaal onderwijs in de ruimste zin, 24, 2005, nr 3 (juni,
p.19-20 bespreekt A.J. Kleywegt de vertaling. Na enige lovende woorden
over de vertaler, "die niet zonder meer voorstanders is van de
tegenwoordig zo geliefde 'vlotte, (makkelijk) leesbare' taal" blijkt de
recensent niet onverdeeld te spreken over de weergave van Tacitus'
compacte stijl. Die weergave is hier niet homogeen, stelt hij. Dit wordt
geïllustreerd met twee korte voorbeelden. Hij spreekt van een'" neiging
tot uitbreiden en egaliseren van de grondtekst" en van "het geoliede,
maar niet zeer persoonlijke proza van een ervaren journalist: niet
verkeerd, maar geen Tacitus". Hij sluit af met de vaststelling dat
lezers vermoedelijk eerder op een goede weergave van de inhoud zitten te
wachten dan op een kennismaking met Tacitus' stijl, en zo kan de
bespreking toch nog positief eindigen.
Commentaar van de vertaler: wie Tacitus vertaalt kan
het niet gauw goed doen: doorgewinterde classici verwachten een
Nederlands zoals Tacitus' Latijn, maar dat zou onacceptabel zijn
voor moderne uitgevers en lezers. Redacteuren en persklaarmakers eisen
juist vlotte, rimpelloze zinnen, wat bij Tacitus zeker niet kan. Zo moet
de vertaler iedere vondst naar alle kanten toe verdedigen en is het
nooit voor iedereen goed. Het is niet anders. In het stuk van Kleywegt
wordt overigens nog een voorbeeld geciteerd waar ik een suggestie "min
of meer expliciet" zou maken, terwijl het daar gaat om vrije indirecte
rede. Dat voorbeeld wordt dus ten onrechte aangehaald.
"Opstand
in de Betuwe
Al in
de biografie die de Romeinse geschiedschrijver Tacitus in het jaar 98 over
zijn schoonvader Agricola schreef, liet hij zich uit over de vroegere bewoners
van de Betuwe en het huidige KAN-gebied. Die schoonvader was een respectabele
generaal; hij wist Engeland te veroveren voor het Romeinse rijk. Keizer
Domitianus, dezelfde die de christenen in de arena voor de leeuwen wierp, liet
gepast eerbetoon voor zijn generaal achterwege, en dat zat de schoonzoon zo
dwars, dat hij, twee jaar nadat de wrede keizer in 96 was vermoord, Het
leven van Agricola publiceerde. Dat geschrift gaat niet alleen over de
bewonderde schoonvader, maar ook, in hoge mate, over de aard en gewoonten van
het barbarenvolk dat de Britten in de ogen van de geciviliseerde Romeinen
vormden.
Hetzelfde
deed Tacitus vervolgens met de Germanen aan deze zijde van de Noordzee. Hij
vergeleek zijn eigen volk met de bewoners van onze streken. Aan de ene kant
vindt hij die nogal vreemd, maar herhaaldelijk doet zijn visie op hen aan als
de voorkeur die Europeanen van de negentiende eeuw hadden voor ‘de nobele
wilde’. Als ze maar min of meer integreerden, kon je wat aan ze hebben. Zo
puur, zo ruwe bolster, blanke pit. Tacitus had het persoonlijk wel gehad met
het decadente Rome, en dan was de Bataaf volgens hem een voorbeeld voor
huwelijkstrouw, opvoeding en gastvrijheid.
Die
schoonvader van Tacitus, Agricola, was overigens wel een mooie. Want nadat hij
in de strijd tegen de Schotten zijn troepen van peptalk had bediend,
organiseerde hij het front zodanig, dat de Romeinen in de vlakte van Glen Coe
zelf buiten schot bleven en de Bataven in de falanx de kastanjes uit het vuur
mochten halen. Nou, dat deden ze. ‘Ze sloegen erop los, beukten met hun
schildknoppen, hieuwen de vijand in het gezicht, en toen iedereen op het
vlakke terrein was neergemaaid, verschoven ze hun linie omhoog de heuvels
in.’ Ruig volkje daar uit de Betuwse klei!
In het
net verschenen boek De opstand van de
Bataven heeft de Nijmeegse classicus Vincent Hunink de gedeelten uit
Tacitus’ Historiën bijeengebracht
die betrekking hebben op deze Betuwebewoners en hun opstand in 69-70. Bataven
waren geen vreemdelingen in het Romeinse Jeruzalem. Ze collaboreerden er
lustig op los. Maar toen de officieren van de derde keizer in één
jaar,Vitellius, hen in 69 gingen behandelen, niet als trouwe bondgenoten, maar
als onderworpenen, hadden ze ’t met Rome gehad. Julius Civilis, wiens broer
onder Nero een kopje kleiner was gemaakt, nam het voortouw en sleepte zijn
manschappen mee in een opstand, die helaas wat gauw door een krachtdadige
generaal van Vespasianus, de heer Cerialis, in de kiem werd gesmoord. Een
mislukking die ook aan Civilis zelf te danken was. Hij deed iets waar je ook
nu weinig handen voor op elkaar krijgt: namelijk de loop van onze rivieren
Waal en Rijn verleggen. De hele Betuwe stroomde over! En de opstand liep vast
zoals later de Operatie Market Garden. Een eitje voor Cerialis, die prompt de
rust in het Romeinse rijk herstelde.
Hoe
het precies met Julius Civilis is afgelopen, vertelt de geschiedenis niet,
want meteen hierna eindigt het geschrift. Onvoltooid. De Bataven zullen wel
weer gauw zijn opgenomen in de Romeinse structuur met behoud van een zekere
eigenheid, die zij onder verstandiger keizers dan Vitellius bezaten.
Vincent
Hunink heeft zich in een jaar of tien ontwikkeld tot een zorgvuldige,
originele vertaler van het Latijn, die niet voor één gat te vangen is. De
verteller Apuleius, de essayisten Cicero en Seneca, de kloosterlingen
Benedictus en Augustinus - zijn orderegels liggen bij de drukker -, zo goed
als de geschiedschrijvers Caesar en nu dus weer Tacitus worden op zijn PC
herboren in levendig, hedendaags Nederlands..
Tacitus’
fenomenale stijl weet hij in al zijn beknoptheid te behouden door met name in
deze nieuwe vertaling de elliptische zin te hanteren, iets wat oudere
vertalers vermeden. Mooie andere vondsten ook.
Raken Civilis’ aanhangers slaags met een Romeinse legereenheid,
dan schrijft Tacitus: ‘Caedes inde, non proelium’. Dat betekent,
bijvoorbeeld in de welbekende Loeb-vertling van Moore en Jackson: ‘What
followed was a massacre, not a battle’. Goed, maar Hunink benut de bonus van
verwant klinkende woorden in onze taal: ‘Wat volgde was geen slag, maar een
slachting’ en gooit voor behoud van de spankracht de volgorde van Tacitus’
zin om.
En
dan, handig, de plaatsnamen. Waar Tacitus de stad aanduidt als ‘oppidum
Batavorum’ en de Engelsen spreken van ‘the capital of the Batavians’,
neemt Hunink gewoon ‘Nijmegen’ in de mond. Voor ‘insulam’ - Engelsman:
‘the island’ - schrijft hij
‘de Betuwe’. Waar Tacitus de rivier aanduidt met ‘Rhenum’, hetgeen de
Engelsman, onbekend met de situatie ter plaatse braaf als ‘Rhine’
vertaalt, kan Geldersman Hunink gewoon van Waal spreken.
Een
verhaal om als bewoner van deze streek te hebben, zo spannend verteld, zo
levendig vertaald. Het zijn toch een beetje je roots."
---
'In dit boekje zijn
alle bewaarde teksten van Tacitus bijeengebracht over de opstand der Bataven
tegen het Romeinse Rijk (69-70 n.Chr.). Vincent Hunink heeft gezorgd voor een
prachtig lopende vertaling in goed genuanceerd Nederlands. Een plezier om te
lezen. De vertaler is latinist aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij heeft
al verschillende zeer verdienstelijke vertalingen op zijn naam staan. De
inleiding is kort en helder, en biedt zelfs lezers die het onderwerp kennen,
mogelijk nieuwe gezichtspunten. De opstand der Bataven is niet alleen voor
oud-historici interessant, maar door zijn langdurige echo's in de latere
geschiedenis der Nederlanden heeft het thema belang voor eenieder met
interesse voor onze vaderlandse geschiedenis. De vertaling omvat de volgende
passages van Tacitus: Historiën 4, 12-37; 54-79; 5, 14-26; Germania 29.
Gebonden uitgave op pocketformaat; kleine druk. Alle teksten van Tacitus over
de opstand der Bataven tegen het Romeinse Rijk in een verzorgd boekje; sluit
aan bij het thema van de Boekenweek: vaderlandse geschiedenis.'
INTERVIEW
Vincent Hunink is geïnterviewd door het Reformatorisch
Dagblad n.a.v. de begin 2005 te verschijnen vertaling van Tacitus, De
opstand van de Bataven. De tekst van het artikel is hieronder, met
toestemming van de auteur, overgenomen.
Tacitus
zocht nuance, maar bleef Romein
door
Jacob Hoekman
in:
Reformatorisch Dagblad 34, nr. 151, 27
september 2004, p.13
Makkelijk
is het niet, om je een goed beeld te vormen over de Bataven. Geschreven bronnen,
doorgaans bijzonder nuttig, zijn erg schaars. “In wezen is er maar één, en
dat is een deel van de “Historiën” van de Romeinse geschiedkundige
Tacitus”, zegt latinist Vincent Hunink. Hij vertaalde de Bataven-episode van
Tacitus. Wat opvalt: “Tacitus schetst een heel genuanceerd beeld over de
Bataven. De Romeinen krijgen er net zo goed van langs.”
De
liefhebber zal nog even moeten wachten op Huninks vertaling van Tacitus. Het
werk, “De opstand van de Bataven”, verschijnt pas begin volgend jaar. Daarna
wil Hunink ook de rest van de “Historiën” van de bekende Romein vertalen..
Publius Cornelius Tacitus was de grote Romeinse geschiedschrijver van de eerste
eeuw. Hij leefde ongeveer van 55 tot 117 en maakte dus onder meer –zij het als
jongen en van verre– de Bataafse Opstand in het jaar 69 mee.
In het
deel van de ”Historiën” dat over de Bataven handelt, schetst Tacitus een
beeld van “de trouwe vechters voor Rome, het beeld van de oorspronkelijk rauwe
barbaren die als vazallen van de keizer in een stabiele situatie verkeerden.”
Vincent
Hunink, werkzaam als latinist aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vertaalde
niet voor het eerst werk van Tacitus. In 2000 verscheen een werk van Tacitus
over de Germanen. Ook geschriften van Julius Caesar, Cicero en Hieronymus vallen
onder het vertaalrepertoire van Hunink.
Cryptisch
Het werk van Tacitus kenmerkt zich door het hoge poëtische gehalte,
valt de latinist op. “Soms is het
haast meer poëzie dan proza. Zijn stijl is bijzonder: hij laat vaak ruimte voor
interpretatie, schrijft soms bijna cryptisch. Het is zo’n beetje het meest
persoonlijke proza uit de Oudheid.”
In “De
opstand van de Bataven” proef je bovendien iets van “de kritische houding
van Tacitus”, zegt de Hunink. “Hij beschrijft het probleem met de Bataven
als een complexe situatie waar aan twee kanten fouten zijn gemaakt. Tacitus is
bepaald geen zwart-witschrijver.”
Dat
blijkt volgens Hunink onder meer uit Tacitus’ beschrijving van de aanloop naar
de Bataafse opstand. “Hij laat ook de slechte eigenschappen van de Romeinen
zien. Tacitus beschrijft een zeer roerige periode: er is een burgeroorlog aan de
gang in Rome. In een jaar tijd zitten er drie verschillende keizers op de troon.
Kortom: het is chaos in eigen gelederen, met officieren die niet optreden.”
Verraad
Hoe kan het, zelfs tegen deze achtergrond, dat de loyale Bataven –ze
vochten zelfs in Engeland en Italië voor de Romeinen– in opstand kwamen?
“Vanwege het onrecht dat aan de Bataven is geschied”, zegt Hunink.
“Tacitus heeft daar in zijn boek ook oog voor. Oude mannen werden geronseld en
konden tegen betaling worden teruggekocht. Jonge Bataafse jongens werden voor
seksuele diensten gebruikt in het Romeinse leger. Dat zette kwaad bloed bij de
Bataven. Voeg daar nog aan toe dat de Batavenleider Julius Civilus ten onrechte
van verraad beschuldigd werd, en je hebt een aantal aanleidingen voor
opstand.”
Natuurlijk
schrijft Tacitus ook vanuit een bepaald standpunt. “Dat zie je ook wel
terug”, knikt Hunink. “Hij gaat duidelijk uit van de vanzelfsprekendheid van
het Romeinse rijk. De opstand beschrijft hij vanuit de optiek dat die
vanzelfsprekendheid ter discussie wordt gesteld. Tacitus beziet de opstand met
een overwinnaarsblik.”
Hoe dan
ook, het beeld van de moedige vrijheidsstrijders verdient
- met Tacitus in het achterhoofd- nodig
bijstelling, zoveel is duidelijk. “Ik denk dat zo’n verkeerd beeld
voortleeft omdat mensen niet goed lezen”, zegt Hunink aarzelend. “Al lijk ik
wel een schoolmeester als ik dat zeg. Tacitus is denk ik al gauw te moeilijk, te
subtiel. Mensen lezen het met een vooropgezette bedoeling, en dat werkt niet.”
Overigens
is dat geen ramp, nuanceert de Nijmeegse latinist. “Ook de latere beeldvorming
over de Bataven is immers heel interessant. Hoe bezag men de Bataven in de
Middeleeuwen, en daarna? Daar zijn de mooiste cultuur-uitingen over gemaakt. Al
correspondeert het niet met hoe het geweest is, ik vind dat zonder meer een
nuttige aanvulling.”
latest changes
here: 17-09-2017
|
|