VincentHunink.nl

 

Vincent Hunink
 

BRAND & MOEDERMOORD

Twee fragmenten uit Tacitus' Annalen,


tekst gepubliceerd in: Patrick De Rynck, Mark Pieters (samenst.), Van alfa tot omega. Een klassiek ABC. Bekende en verrassende passages uit de Griekse en Romeinse literatuur
(Athenaeum - Polak & Van Gennep), Amsterdam 2000,
 p. 35-7 en 136-8


 

BRAND
 

(Tacitus, Annalen XV, 38-40-44)


(#38) Daarna volgde door toeval dan wel boos opzet van de keizer (er zijn bronnen voor beide) een ramp, die zwaarder en verwoestender was dan alles wat de stad ooit door geweld van vuur was overkomen. De brand brak uit in het deel van het Circus dat grenst aan de Palatijn en de Caelius. Ontstaan in de winkeltjes met brandbare koopwaar nam hij direct toe in kracht, werd door de wind aangewakkerd en sloeg zo over op het Circus in zijn volle lengte. Er lagen ook geen paleizen met brandgevels tussen, of ommuurde tempels of iets anders dat vertragend kon werken. Het vuur greep razendsnel om zich heen, ging eerst omlaag, dan naar boven, woedde dan weer beneden. Bestrijding was onmogelijk: het onheil was te snel en de stad was brandgevaarlijk met haar smalle, kronkelige straatjes en haar onregelmatige huizenblokken (want zo zag het oude Rome eruit).

Daarbij kwam nog het gejammer van bange vrouwen en liepen er ouderen en kinderen rond; mensen wilden zichzelf of anderen redden, zeulden zieken mee of bleven op ze wachten, dralend, gehaast, en zo werd alle hulp belemmerd. Vaak stonden mensen achterom te kijken en raakten dan van opzij of van voren omsingeld. En als ze straten verderop bereikten, bleken die ook al in vuur en vlam: men waande zich er uit de buurt maar trof dezelfde toestand aan. Uiteindelijk was de verwarring compleet. Waar niet naartoe? Waar wel heen? De wegen raakten vol, de velden bezaaid. Sommigen waren alles kwijt, hadden zelfs niets meer te eten, en anderen vonden door hun liefde voor familieleden, die ze niet konden redden, de dood terwijl zij een uitweg hadden.

En niemand durfde de brand te bestrijden, omdat tal van mensen liepen te dreigen en verboden het vuur te blussen. Anderen gooiden openlijk fakkels rond en riepen luid dat zij 'hun orders hadden.' Misschien was dit om des te vrijer te kunnen plunderen, misschien werkelijk op bevel.

(#40) Pas op de zesde dag werd een eind aan de brand gemaakt, aan de voet van de Esquilinus. Daar had men namelijk over grote lengte gebouwen afgebroken, zodat het aanhoudend razende vuur stuitte op een vlakte en een zogezegd lege lucht.

De angst was nog niet weg en de hoop bij het volk nog niet terug, of het vuur laaide opnieuw op in de meer open gedeelten van de stad. Dat leidde tot minder slachtoffers, maar zwaarder schade aan tempels en voor vermaak bestemde zuilengangen. Deze brand was een nog grotere schande, omdat hij was uitgebroken op het landgoed van Tigellinus in de wijk Aemiliana, en omdat Nero erop uit leek roem te verwerven door de stichting van een nieuwe stad die zijn naam zou dragen. Rome is namelijk verdeeld in veertien districten, waarvan er maar vier onbeschadigd bleven, drie tot de grond toe waren afgebrand, terwijl in de andere zeven slechts wat resten van gebouwen over waren, gehavend en geblakerd.

(#44) Inspanningen van mensen, schenkingen door de keizer, zoenoffers aan de goden: niets kon de schande uitwissen, niets het geloof wegnemen dat de brand aangestoken was. Om een eind te maken aan de geruchten wees Nero schuldigen aan, die hij op speciale manieren strafte. Het ging om mensen die bij het volk gehaat waren om hun schanddaden en 'Christenen' werden genoemd.

Ze heten naar Christus, die onder het bewind van Tiberius door landvoogd Pontius Pilatus ter dood was gebracht. Daardoor was het verderfelijk bijgeloof tijdelijk onderdrukt maar het stak de kop toch weer op, niet alleen in Judea, bakermat van dat kwaad, maar zelfs in Rome, de stad waar alle gruwelen en kwalijke praktijken van de wereld terecht komen en worden uitgeleefd.

Men pakte eerst mensen op die voor hun geloof uitkwamen en daarna, op hun aanwijzing, een geweldige massa. Ze werden niet eens zozeer schuldig verklaard aan de brand als wel van haat tegen de mensheid. Bij hun terechtstelling dreef men ook nog eens de spot met hen. Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door wilde honden verscheurd te worden, of sloeg men hen aan het kruis, of ze werden bestemd voor de vuurdood en aan het eind van de dag aangestoken bij wijze van avondlicht.

Nero had zijn tuinen voor dit schouwspel ter beschikking gesteld en hij hield ook Circusspelen, waarbij hij zelf uitgedost als een wagenrenner zich onder het volk begaf of op een wagen stond. Dit leidde alsnog tot medelijden, hoewel die lieden schuldig waren en absoluut niets beters verdienden: het leek nu toch of hun vernietiging niet in het algemeen belang was maar de wrede grillen van één man bevredigde.



 

MOEDERMOORD

(Tacitus, Annalen XIV, 8-10)


(#8) Intussen was het bekend geraakt wat Agrippina was overkomen -- 'een ongeluk', naar verluidde. Zodra men ervan hoorde, liep men tehoop op de kust. Sommigen klommen op de pieren, anderen op nabijgelegen bootjes. Nog weer anderen begaven zich in zee, zover als ze konden, en er waren er die hun armen uitstaken. Gejammer, gebeden, geschreeuw, mensen die van alles vroegen of verwarde antwoorden gaven: heel de kust was ervan vervuld, en een enorme menigte stroomde met lampen toe. Toen het bekend raakte dat Agrippina ongedeerd was maakte men aanstalten haar geluk te wensen, totdat de aanblik van een gewapende, dreigende colonne iedereen verjoeg.

Anicetus omsingelde het huis met soldaten, sloeg de deur in, duwde tegemoetkomende slaven aan de kant, en kwam tenslotte aan bij de deur van de slaapkamer. Een paar man stonden daar nog bij; de rest had zich uit angst voor de invallers uit de voeten gemaakt. In de slaapkamer brandde een kleine lamp en bevond zich één slavin, naast Agrippina zelf, die al banger en banger werd, omdat er niemand namens haar zoon kwam, zelfs Agerinus niet. Na een goede afloop zag alles er toch anders uit? Nu was er niets dan eenzaamheid en plotseling rumoer, voorboden van het allerergste. Toen haar slavin wegging, vroeg zij haar: 'Verlaat jij me nu ook?'

Daarna viel haar blik op Anicetus, vergezeld van de trierarch Herculeius en de marine-centurio Obaritus. Kwam hij haar opzoeken? Dan kon hij melden dat ze hersteld was. Of kwam hij voor een misdaad? Dan niet namens haar zoon, dat kon ze niet geloven! Die zou nooit opdracht geven zijn moeder te vermoorden!

De moordenaars kwamen rond het bed staan. Als eerste sloeg de trierarch haar met een knuppel op het hoofd. Toen de centurio het zwaard al trok voor de genadeslag, schoof ze haar schoot naar hem toe en riep uit: 'Steek mijn buik door!' Door een reeks van wonden bloedde ze dood.

(#9) Tot zover de algemeen aanvaarde versie. Heeft Nero het lijk van zijn moeder nog gezien en gezegd hoe mooi ze was? Dat wordt door bepaalde mensen verteld, door anderen ontkend. Nog diezelfde nacht is ze gecremeerd, op een aanligbed, een heel eenvoudige uitvaart. En zolang Nero aan de macht was, is de plek niet eens met aarde bedekt en afgesloten. Later kreeg ze door toedoen van haar dienaren een kleine grafheuvel, vlakbij de weg naar Misenum en het huis van Caesar de dictator, dat vanaf grote hoogte uitzicht biedt op de baaien beneden. Toen haar brandstapel laaide, stak haar vrijgelatene Mnester zich een zwaard door de borst. Zijn motief was onduidelijk: genegenheid voor zijn beschermvrouwe of angst voor executie.

Agrippina had al vele jaren eerder aangenomen dat ze zo aan haar eind zou komen, maar daar had ze niets om gegeven. Toen ze namelijk de Chaldaei raadpleegde omtrent Nero, gaven die haar ten antwoord dat hij keizer zou worden en zijn moeder zou doden. 'Hij doodt me maar,' zei ze toen, 'als hij maar keizer wordt.'

(#10) Nero begreep pas na zijn misdaad de ernst ervan. De rest van de nacht bleef hij soms in stilte verlamd en stond hij telkens gejaagd en buiten zichzelf op, in afwachting van de dageraad, die hem zijn einde leek te brengen. Maar op initiatief van Burrus kwamen er eerst centurio's en tribunen om hem te paaien, waardoor hij weer goede hoop kreeg: ze pakten zijn handen en wensten hem geluk met zijn 'ontsnapping aan dat onvoorziene gevaar', die 'misdaad van zijn moeder'. Daarna gingen zijn vrienden tempels bezoeken en toen het voorbeeld eenmaal gesteld was volgden er offers en delegaties uit naburige steden in Campanië ter betuiging van hun dankbaarheid.

Zelf simuleerde hij juist het tegendeel: hij leek bedroefd, haast spijtig dat hij het had overleefd, en weende opzichtig over zijn moeders dood. Maar zo eenvoudig als men een ander gezicht kan trekken lukt dat niet met een landschap. Nero hield dus het nare beeld voor ogen van de zee en het strand daar (er waren ook mensen die geloofden dat vanaf de omliggende heuvels trompetklanken hoorbaar waren en weeklachten vanaf het graf van zijn moeder). Daarom verdween hij naar Napels en zond de senaat een schrijven, dat erop neerkwam dat Agermus, een van Agrippina's vrijgelatenen, was aangetroffen met een zwaard, klaar om hem te vermoorden. Uit schuldbewustzijn zou Agrippina haar eigen straf voltrokken hebben, want de misdaad was haar plan geweest.


latest changes here: 30-07-2012 16:01


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2014 V. Hunink

copyright statement  / contact