Tekst gepubliceerd in: Hermeneus 78, 2006, nr.4 HALVE LUCANUS Strijd
tussen burgers, nee, erger, op Pharsalus' velden bezegeld recht
door geweld beslecht, daarvan wil ik dichten, hoe Rome, hoe
'n wereldwijd heersend volk de winnende hand aan zichzelf sloeg, een
eedverbond bezweek en verwanten elkander bevochten: strijd
die de wereld schokte, tot inzet van al haar krachten dwong
en schuld verbreidde, toen adelaars, vaandels en lansen elkaar
en zichzelf in dreigend postuur tegenover zich zagen. Wat
was dat voor waanzin, burgers, vanwaar die excessen van strijdlust? Met deze pathetische regels begint De
Burgeroorlog van de jonge Romeinse dichter Lucanus, een tijdgenoot van
keizer Nero. Zijn omvangrijke epos over de burgeroorlog tussen Caesar en
Pompeius, ruim een eeuw voor zijn eigen tijd, geldt als een bijzondere literaire
prestatie, waarmee hij zelfs Vergilius naar de kroon wilde steken. Dat deed hij
vooral door veel zaken radicaal anders te pakken dan de Grote Dichter. Bij
Lucanus geen goden, of echte helden, maar veel retorica, pathos en geleerdheid,
bloedstollende horror-taferelen en andere 'onklassieke' effecten. Precies die onklassieke eigenschappen
maken Lucanus tot een interessant dichter in de postmoderne tijd. Helaas zijn ze
tegelijk ook de oorzaak ervan dat zijn werk in het Nederlands sinds 1620 vrijwel
onvertaald is gebleven (afgezien van incidentele bewerkingen, losse fragmenten
en een kleine bloemlezing in proza door H.W. Fortgens uit 1982). De gezwollen
verzen van Lucanus lijken te veel van het goede voor het nuchtere Nederlands. Des te loffelijker is de publicatie van
een flinke bloemlezing uit Lucanus door Rob Brouwer (voor een vroege
voorpublicatie zie Hermeneus 65, 1993, 18-21). Brouwer, die eerder naam
maakte als vertaler van Vergilius' Bucolica en van Dante, heeft in zijn
boek ruim de helft van het epos vertaald. De niet vertaalde gedeelten zijn via
verbindende teksten en parafrases weergegeven, waardoor de lezer toch van begin
naar eind kan gaan. Ook handige tussenkopjes bij afzonderlijke passages komen de
lezer tegemoet en doorbreken het massieve dat een epos onvermijdelijk heeft.
Uiteraard is alles voorzien van een flinke, informatieve inleiding, en zijn door
het boek heen ook de nodige toelichtingen opgenomen. Die laatste zijn niet apart gezet in
voetnoten of registers, maar geïntegreerd in de verbindende teksten tussen
vertaalde passages. Die zijn daarmee dus duidelijk meer dan sobere brug-teksten:
ze gaan een doorlopend commentaar vormen. Voor de lezer die geen boodschap heeft
aan nadere uitleg en details zijn die onderbrekingen en hernemingen wel storend.
Dat geldt zeker wanneer ze erg omvangrijk worden (bv. op p. 61 en 138-139). Over de keuze van de vertaalde gedeelten
valt altijd te twisten. Een recensent mist al gauw zijn of haar favoriete
passages. Maar in dit geval stijgen de lacunes uit boven het schemerige gebied
van persoonlijke smaak. In recente studies over Lucanus is veel aandacht gekomen
voor elementen als redevoeringen, catalogi en andere excursen. Juist daarin
bewijst de dichter zijn originaliteit en talent. En helaas heeft Brouwer juist
daarin vaak het mes gezet. Zo laat hij in de slag bij Marseille (3,509 e.v.) een
paar passages met bizarre verwondingen weg, en in het beroemde negende boek moet
de lezer de beste, gruwelijkste passages missen, waarin soldaten aan allerlei
soorten slangenbeten sterven. Ook een verbijsterende collectieve zelfmoord van
een groep soldaten (6,520 e.v.) valt weg, terwijl het moraliserende slot dan
weer wel is vertaald (570 e.v.). Opvallend is ook dat de vertaler zijn werk
heeft doorspekt met negatieve kwalificaties van Lucanus en zijn werk. De lezers
moeten kennelijk de indruk krijgen dat het maar goed is dat hun allerlei
passages bespaard zijn gebleven. Maar als de vertaler niet enthousiast is over
het werk dat hij weergeeft, hoe moet de lezer het dan worden? Ik wil de discussie over verstechniek
hier niet heropenen, maar ook Brouwer's keuze voor een weergave in Nederlandse
hexameters is bepaald niet onomstreden. Veel verzen laten zich bij eerste
lectuur maar moeilijk als verzen lezen. Dat komt mede door Brouwers keuze voor
het al dan niet inzetten van een onbeklemtoonde lettergreep aan het begin, naar
het model van Piet Schrijvers (die overigens niet als voorbeeld wordt genoemd).
Het ritme wordt daardoor min of meer onvoorspelbaar. Natuurlijk is dit boek ondanks de mogelijke kritiek een aanwinst voor het Nederlandse taalgebied: beter een halve Lucanus dan geen Lucanus. Maar deze verrassende dichter had misschien nog iets meer verdiend.
latest
changes here:
30-07-2012 16:01 |
|