|
Vincent
Hunink recensie van: Tacitus, De jaren van Tiberius, Annalen boek I-VI, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door M.A. Wes, (Voltaire), 's-Hertogenbosch 1999; geb., 397 p. / 79,- ISBN 90-5848-001-1 tekst gepubliceerd in: Hermeneus 72, 2000, 54-5 EEN
NIEUWE TACITUS Soms
zijn juist van de grootste schrijvers lange tijd geen adequate Nederlandse
vertalingen beschikbaar. Het is dan of het werk haast té groot is: het lijkt zo
veel of zo moeilijk dat niemand zich eraan waagt. Binnen de Latijnse literatuur
is Tacitus een goed voorbeeld: al geruime tijd moeten we het hier stellen met de
vertalingen van J.W. Meijer uit de jaren vijftig. Toon en stijl hiervan zijn
inmiddels duidelijk gedateerd. Toch zijn Meijer's vertalingen nog in de jaren
negentig herdrukt, maar dit was onmiskenbaar `bij gebrek aan beter.' Inmiddels
heeft M.A. Wes de handschoen opgepakt en zich aan een integrale vertaling van de
Annalen gezet. Dat is een verheugend gegeven en Wes verdient op voorhand
alle lof voor zijn moedige plan. Het eerste deel van zijn vertaling, met de
boeken 1 tot en met 6, is onlangs verschenen, en zo kunnen Nederlandse lezers
tenminste een halve moderne Tacitus lezen. De
vertaling van Wes is nadrukkelijk historisch gericht: de inleiding gaat
uitvoerig in op de historische ontwikkelingen voor en in Tacitus' tijd en er is
een ruim twintig bladzijden tellend overzicht van Romeinse termen en begrippen
toegevoegd. Daarin leest men onder meer over het politieke bestel, de
ontwikkeling naar het principaat, klassen, leger en priestercolleges. Een
uitvoerig naamregister, een (lelijke) kaart en een stamboom completeren het
historische beeld. Anderzijds is het aantal voetnoten bijzonder klein: slechts
vijf pagina's. Een Tacitus voor historici dus? Het
vreemde is dat de flaptekst juist benadrukt dat Tacitus in de eerste plaats
gelezen moet worden om zijn literaire kwaliteiten en niet om zijn historische
betrouwbaarheid. Deze, m.i. volkomen terechte, opmerking komt niet werkelijk uit
de verf in het boek. Men zou eventueel kunnen zeggen dat alle historische
informatie dient als contrast, om Tacitus' afwijkende weergave meer reliëf te
geven. Maar een literair werk vraagt, simpel gezegd, toch vooral om een
literaire analyse en aanpak, en die ontbreken helaas. En
bovenal: een literaire origineel vraagt om een speciale vertaalstijl. Wie de
zeer bijzondere stijl van Tacitus, gekenmerkt door onder meer grote bondigheid
en variatie, dubbelzinnigheid en suggestiviteit, bij benadering weer wil geven
moet literair gesproken tot het uiterste gaan. Het spijt me te constateren dat
dit niet tot Wes' prioriteiten heeft behoord. Zijn vertaling leest in het
algemeen vlot en maakt een vrij neutrale indruk. Voor zover de stijl van
deze standaard afwijkt is het eerder in een zekere omslachtigheid en `klassieke'
periodenbouw dan in de voor Tacitus zo typerende kortheid en puntigheid. Om
het niet bij deze algemene opmerkingen te laten, voeg ik een klein,
programmatisch stukje tekst toe. Het betreft Annalen 1,1,2 (in het Latijn 62
woorden). Wes vertaalt dit als volgt:
Voor- en tegenspoed van het volk van het oude Rome zijn door prominente
schrijvers voor het nageslacht vastgelegd. Ook heeft het niet ontbroken aan
getalenteerde figuren die zich uitgelaten hebben over de tijd van Augustus.
Totdat ze werden afgeschrikt door de hand over hand toenemende bewieroking
ervan. Van het doen en laten van Tiberius, Gaius, Claudius en Nero is een valse
voorstelling van zaken gegeven. Tijdens hun leven deed men dat uit angst, en
toen ze eenmaal dood waren, deed men dat omdat de haatgevoelens nog vers in het
geheugen lagen. Daarom ben ik van plan in het kort iets te zeggen over Augustus,
in het bijzonder over zijn laatste jaren, en vervolgens verslag te doen van het
principaat van Tiberius etcetera, zonder mij daarbij te laten leiden door
verbittering en vooringenomenheid. Ik heb daarvoor geen reden. [137 woorden] Opvallend
in de vertaling is vooral de tamelijk kunstmatig overkomende splitsing van
zinnen, in `Totdat... ervan' en het laatste korte zinnetje, dat zelfs voor
misverstand vatbaar is (`daarvoor' zou kunnen terugwijzen naar de laatstgenoemde
handeling, te weten `verslag te doen'). Verder zit er nogal wat ruis in de
tekst, in de vorm van uitdrukkingen als `hand over hand', `doen en laten', of
het herhaalde `deed men dat'. Het Latijnse `etcetera' en de term `figuren' geven
daarbij een (vermoedelijk onbedoelde) negatieve inkleuring. Het ritme in het
hele fragment is niet strak of dwingend, maar eerder losjes. Inhoudelijk lijkt
me Wes' weergave uitstekend, maar stilistisch voldoet ze niet helemaal. Om het
ook niet bij deze detailkritiek te laten waag ik me aan een eigen poging tot
vertaling:
Wat de Romeinen vroeger aan voor- en tegenspoed beleefden is al door
roemrijke auteurs op schrift gezet. Ook voor de beschrijving van het Augustusteïsch
tijdvak ontbrak het niet aan knappe koppen, totdat de vleierij zodanige vormen
aannam dat men ervoor terugschrok. De daden van Tiberius, Gaius, Claudius en
Nero zijn tijdens hun leven uit angst verdraaid, en na hun dood met frisse haat
vertekend weergegeven. Vandaar mijn voornemen om een paar dingen over Augustus
en zijn einde te schrijven, dan over te gaan naar het principaat van Tiberius en
de rest, zonder rancune of partijdigheid ─
daarvoor zijn de redenen verre van mij. [102 woorden] Verre
van mij is het natuurlijk om te suggereren dat deze versie ideaal of in alle
opzichten juist is. Maar ik denk wel dat ze tenminste illustreert hoe men meer
recht kan doen aan klank en ritme, en aan Tacitus' streven naar bondige en
pakkende uitdrukkingen. Zoiets kost uiteraard zeer veel tijd: de vertaler moet
dan lang vijlen en slijpen: wat kan nog net weg? Wat moet per se blijven staan?
Wes heeft dit wat betreft de stijl naar mijn idee niet gedaan. Het positieve
gevolg is in ieder geval dat er nu een deel Tacitus op tafel ligt, en het tweede
deel op komst is. M.A.
Wes heeft zich in het Nederlandse taalgebied zeer verdienstelijk gemaakt met
omvangrijke vertalingen van Flavius Josephus (samen met Fik Meijer). Maar dat
betrof een auteur die, met alle respect, literair van veel minder belang is dan
de zwaargewicht Tacitus. Het lijkt erop dat de vertaler zich iets te gemakkelijk
over dit literaire aspect heeft heen gezet. Daarop wijst overigens ook een
totaal ontbreken van enigerlei reflectie hierop in het voorwoord: er wordt
eenvoudig niet gesproken over Tacitus' speciale stijl en vormgeving, en dus ook
niet over problemen bij de weergave daarvan. Deze nieuwe uitgave doet dus helaas onvoldoende recht aan Tacitus als literator en taalkunstenaar. Wel is Wes' vertaling nuttig en welkom en een te prijzen prestatie, omdat zij de geschiedschrijver Tacitus opnieuw op een verantwoorde wijze toegankelijk maakt. Daarmee zijn veel Nederlandse lezers intussen toch vrij aardig gediend.
Tacitus, Claudius
en Nero, Annalen boek XI-XVI, vertaald, ingeleid en van aantekeningen
voorzien door M.A. Wes, (Voltaire), 's-Hertogenbosch 2000, geb., 350 p.ISBN
90-5848-006-4. TEKST GEPUBLICEERD IN: Hermeneus 72, 2000, 306 DE
NIEUWE TACITUS In
1999 verscheen het eerste deel van een nieuwe vertaling van Tacitus' Annalen,
van de hand van M.A. Wes (zie de uitvoerige bespreking in Hermeneus 72,
2000, 54-55). Met de publicatie van het tweede deel is de vertaling nu
gecompleteerd. Het hoofdwerk van Tacitus is daarmee in een moderne Nederlandse
versie beschikbaar. Het
tweede deel van de vertaling is voorzien van ruim twintig pagina's nieuwe
inleiding, waarin de keizers Caligula, Claudius en Nero centraal staan. Tevens
zijn aantekeningen en een eigen namenregister toegevoegd. De
nu voltooide vertaling is een bijzonder nuttige aanwinst in het Nederlandse
taalgebied. Een van de belangrijkste bronnen over de vroege Romeinse keizertijd
is erin ontsloten voor een nieuwe generatie lezers. De vertaler verdient
daarvoor een groot compliment. latest
changes here: 30-07-2012 16:01 |
|