OVIDIUS, DE BRON VAN ALLE METAMORFOSEN tekst verschenen in: Metamorphosen.
Almanak V.C.M.W. Sigma 2007 Wie het over 'metamorfosen' heeft, kan
niet om Ovidius heen. Deze Romeinse dichter uit het begin van onze jaartelling
schiep met zijn grote gedicht Metamorphoses de bron van alle
verbeeldingen van 'gedaanteverwisselingen', tot op de dag van vandaag. Ovidius
is de koning, de keizer van de metamorfose. Maar waarover ging zijn dichtwerk
eigenlijk? En waarom zouden Nederlandse lezers dat nog willen lezen? Publius Ovidius Naso (43 v.Chr.-17 na
Chr.) was in Rome al beroemd geworden als liefdesdichter, toen hij het plan
opvatte voor een ambitieus, groots opgezet gedicht. Hij wilde de hele
Grieks-Romeinse mythologie bundelen en poëtisch bewerken, met als rode draad
het motief van gedaanteverandering: corpora.
Di, coeptis (nam vos mutastis et illas) adspirate
meis primaque ab origine mundi ad
mea perpetua deducite tempora carmen (1,1-4) 'Ik wil gaan spreken van gedaanten die in
nieuwe werden veranderd. Goden, leen mijn werk uw adem,
want ook u deed mee aan die veranderingen. Leidt
ononderbroken mijn lied vanaf het eerste werelduur tot
aan mijn tijd.' (vertaling M.d'Hane-Scheltema) Het bleek een gouden ingeving. Met één
betrekkelijk simpel motief kon Ovidius het hele, diverse materiaal van de
Griekse mythen ordenen en aaneenrijgen tot een groot, episch geheel. Zijn
gedicht Metamorfosen (vijftien antieke boeken, meer dan tienduizend
verzen), reikte van het begin van de wereld tot aan het Rome van zijn eigen
tijd, waarin keizer Augustus de machtigste man ter wereld was geworden. Ovidius' opzet bood plaats aan meer dan
tweehonderdvijftig antieke veranderingssagen. En werkelijk alles kon erin: een
beschrijving van de paradijselijke Gouden Tijd en de Zondvloed, maar ook de
avonturen van helden als Hercules en Theseus. De Giganten en de Olympische
goden, Odysseus en Aeneas, de strijders rond Thebe en Troje, en allerlei
tragische beroemdheden konden een plekje in dit panorama van de mythologie
vinden. Maar dat gold evengoed voor vele kleinere figuren, zoals Narcissus, de
jongen die op zijn eigen spiegelbeeld verliefd raakte, of Filemon en Baucis, het
simpele echtpaar dat de goden gastvrij onthaalde. Ze zijn door Ovidius
vereeuwigd en tot 'grote' figuren geworden. Misschien nog aardiger voor de dichter
was het om legendarische zangers zoals Orpheus als thema te nemen. In hen kon
hij tenslotte ook zichzelf en zijn eigen dichterlijke drive herkennen en
poëtisch becommentariëren. Jammer alleen dat Orpheus uiteindelijk wreed aan
stukken werd gescheurd door zijn directe publiek, een groep vrouwen die bezeten
waren van de god Bacchus. Of mogen we daarin een cynische toekomstvoorspelling
van de dichter lezen over zijn eigen lot? Misschien is die wel enigszins
uitgekomen in biografische zin (Ovidius is aan het eind van zijn leven
vermoedelijk uit Rome verbannen), maar literair-historisch zeker niet. Zijn werk
wordt namelijk nog altijd veel gelezen. In Nederland is dat vooral de verdienste van zijn belangrijkste vertaalster, M. d'Hane-Scheltema. Haar integrale vertaling van de Metamorphoses uit 1993 beleefde inmiddels al meer dan tien drukken, een totale oplage van enkele tienduizenden. In absolute zin is dat weliswaar peanuts (Harry Potter verkoopt per deel in Nederland al snel meer dan honderdduizend), maar binnen de sector 'klassieken' is de Ovidius-vertaling een echte bestseller. Hoe kan het dat een antiek werk nog
zoveel lezers zo aanspreekt? En wie zijn die lezers eigenlijk? Voor classici is
Ovidius' werk tamelijk ongrijpbaar. Zijn Metamorfosen laten zich namelijk
maar moeilijk rangschikken binnen de bekende genres van de antieke letterkunde.
Is het een epos? Misschien, qua lengte en pretenties, maar ja, een epos zonder
duidelijke held? In de Metamorfosen zijn er honderden figuren, en vaak
gedragen die zich bovendien immoreel of amoreel. Is het dan lyrische poëzie? Of
een soort drama of geleerdenpoëzie? Gaat het om een serieus politiek of
filosofisch gedicht, of juist om verkapte satire? Een eensluidend antwoord is
niet te geven. En wat te denken van de bedoeling?
Romeinse redenaars zoals Cicero en geschiedschrijvers zoals Livius hebben helder
omschreven, opbouwende of moraliserende oogmerken met hun werk. Maar wat moeten
we met de waaier aan vlotte verhalen van deze lichtzinnige dichter? Is dat puur
amusement of ligt er een diepere intentie achter? Met die vlotte verteltrant en luchtige
toon van Ovidius hebben veel deskundigen ook moeite. Deze dichter lijkt
werkelijk alles als vanzelf in zijn verhaal te kunnen meenemen: groot en
klein, zwaar en licht, vreemd en eigen, onveranderlijk overgoten met een saus
van vrolijke distantie en ironie, of het nu om brandende liefde gaat, of wreed
gestrafte onschuld en gruwelijk geweld. Woordgrapjes, flauwe geintjes,
pathetische uitroepen, pakkende beelden en Geleerde Toespelingen: het buitelt in
één grote stroom over de lezer heen. Anything goes, zou je met het
bekende postmoderne paradigma ook van Ovidius kunnen zeggen. Maar wat is dan de
kern van de zaak? Iedere keer dat je Ovidius' werk wilt definiëren en
vastleggen onttrekt hij zich als het ware weer. Zijn werk lijkt zelf,
letterlijk, één voortdurende metamorfose. Misschien zijn het juist die voor
deskundigen lastige eigenschappen die Ovidius zo aantrekkelijk maken voor een
groot publiek. In zijn werk spreekt een dichtergeest die frank en vrij de
mythologische traditie oppakt en vrolijk varieert. De dichter goochelt en tovert
naar believen met zijn materiaal en maakt er, bij alle traditonele bindingen,
iets nieuws en eigens van. Hij eigent zich de mythologie toe en maakt een
synthese die de lezer voortdurend uitdaagt en verbaast. Het werk laat zich ook
telkens herlezen: elke keer vindt de lezer wat nieuws. En of die nu uit is op
goed vertelde mythologische verhalen, filosofische vragen, moeilijke literaire
verwijzingen of simpelweg op mooie woorden en wendingen, Ovidius biedt 'elk wat
wils.' Dat is het kenmerk van een echt meesterwerk: het is onuitputtelijk en
laat zich eindeloos interpreteren en herlezen. En bovendien kan men het artistiek hernemen.
Want echte meesterwerken worden in later tijden altijd geïmiteerd, nagevolgd,
gevariëerd of zelfs geparodieerd. Ook wat dat betreft scoort Ovidius heel goed.
Want eindeloos zijn de navolgingen van zijn Metamorfosen in de westerse
beeldende kunst, literatuur en muziek. Een vroeg voorbeeld is trouwens al te
vinden in de Romeinse literatuur zelf. De tweede eeuwse schrijver Apuleius van
Madaura schreef óók een Metamorfosen: een fantastische roman over een
man die verandert in een ezel en zo allerlei avonturen meemaakt totdat hij
uiteindelijk weer mens wordt en in dienst treedt van de godin Isis. Ovidius en zijn Metamorfosen zijn,
al dan niet gemetamorfoseerd, niet meer weg te denken uit onze cultuur. De
dichter had dat zelf al in alle onbescheidenheid voorspeld in de slotregels van
zijn gedicht: (...)
nomenque erit indelebile nostrum, quaque
patet domitis Romana potentia terris, ore
legar populi, perque omnia saecula fama, siquid habent veri vatum
praesagia, vivam. (15,876-880) '(...) mijn naam zal onverwoestbaar zijn. En tot in verre landen, waar Romeinse
macht zal heersen, zal men mij lezen en ik zal door alle
eeuwen heen ─
als dichterwoorden waarheid zingen ─
roemvol blijven leven.' (vertaling M.d'Hane-Scheltema) De Metamorfosen
bezingen de voortdurende verandering en doorstroming van alles en iedereen, van
alle verhalen, van heel de wereld. Maar er blijkt dus, paradoxaal genoeg, één
belangrijke uitzondering: het werk zelf. Verder lezen:
Ovidius, Metamorphosen, vertaald door M. d'Hane-Scheltema, Metamorphosen, (Athenaeum - Polak & Van Gennep) Amsterdam 1993 en later; Lampas (tijdschrift voor Nederlandse classici) 30, 1997, nr.1: Themanummer 'Ovidius'; Madoc (tijdschrift over de Middeleeuwen) 18, 2004, nr.3: Themanummer 'Ovidius en de Middeleeuwen'; Apuleius, De Gouden ezel (Metamorfosen), vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, (Athenaeum - Polak & Van Gennep) Amsterdam 2003.
latest
changes here:
30-07-2012 16:01 |
|