VincentHunink.nl

Home > ONDERZOEK > VERTALINGEN | EDITIES | PUBL.LIJST | PROJECTEN ||| BRONNEN | INDEX


tekst

verder lezen

OVIDIUS, DE BRON VAN ALLE METAMORFOSEN


tekst verschenen in:

Metamorphosen. Almanak V.C.M.W. Sigma 2007 
(Studievereniging Chemie, Radboud Universiteit Nijmegen) 
49-54


Wie het over 'metamorfosen' heeft, kan niet om Ovidius heen. Deze Romeinse dichter uit het begin van onze jaartelling schiep met zijn grote gedicht Metamorphoses de bron van alle verbeeldingen van 'gedaanteverwisselingen', tot op de dag van vandaag. Ovidius is de koning, de keizer van de metamorfose. Maar waarover ging zijn dichtwerk eigenlijk? En waarom zouden Nederlandse lezers dat nog willen lezen?

Publius Ovidius Naso (43 v.Chr.-17 na Chr.) was in Rome al beroemd geworden als liefdesdichter, toen hij het plan opvatte voor een ambitieus, groots opgezet gedicht. Hij wilde de hele Grieks-Romeinse mythologie bundelen en poëtisch bewerken, met als rode draad het motief van gedaanteverandering:

In nova fert animus mutatas dicere formas

corpora. Di, coeptis (nam vos mutastis et illas)

adspirate meis primaque ab origine mundi

ad mea perpetua deducite tempora carmen (1,1-4)

 

'Ik wil gaan spreken van gedaanten die in nieuwe werden

veranderd. Goden, leen mijn werk uw adem, want ook u

deed mee aan die veranderingen. Leidt ononderbroken

mijn lied vanaf het eerste werelduur tot aan mijn tijd.'

(vertaling M.d'Hane-Scheltema)

 

Het bleek een gouden ingeving. Met één betrekkelijk simpel motief kon Ovidius het hele, diverse materiaal van de Griekse mythen ordenen en aaneenrijgen tot een groot, episch geheel. Zijn gedicht Metamorfosen (vijftien antieke boeken, meer dan tienduizend verzen), reikte van het begin van de wereld tot aan het Rome van zijn eigen tijd, waarin keizer Augustus de machtigste man ter wereld was geworden.

Ovidius' opzet bood plaats aan meer dan tweehonderdvijftig antieke veranderingssagen. En werkelijk alles kon erin: een beschrijving van de paradijselijke Gouden Tijd en de Zondvloed, maar ook de avonturen van helden als Hercules en Theseus. De Giganten en de Olympische goden, Odysseus en Aeneas, de strijders rond Thebe en Troje, en allerlei tragische beroemdheden konden een plekje in dit panorama van de mythologie vinden. Maar dat gold evengoed voor vele kleinere figuren, zoals Narcissus, de jongen die op zijn eigen spiegelbeeld verliefd raakte, of Filemon en Baucis, het simpele echtpaar dat de goden gastvrij onthaalde. Ze zijn door Ovidius vereeuwigd en tot 'grote' figuren geworden.

Misschien nog aardiger voor de dichter was het om legendarische zangers zoals Orpheus als thema te nemen. In hen kon hij tenslotte ook zichzelf en zijn eigen dichterlijke drive herkennen en poëtisch becommentariëren. Jammer alleen dat Orpheus uiteindelijk wreed aan stukken werd gescheurd door zijn directe publiek, een groep vrouwen die bezeten waren van de god Bacchus. Of mogen we daarin een cynische toekomstvoorspelling van de dichter lezen over zijn eigen lot? Misschien is die wel enigszins uitgekomen in biografische zin (Ovidius is aan het eind van zijn leven vermoedelijk uit Rome verbannen), maar literair-historisch zeker niet. Zijn werk wordt namelijk nog altijd veel gelezen.

In Nederland is dat vooral de verdienste van zijn belangrijkste vertaalster, M. d'Hane-Scheltema. Haar integrale vertaling van de Metamorphoses uit 1993 beleefde inmiddels al meer dan tien drukken, een totale oplage van enkele tienduizenden. In absolute zin is dat weliswaar peanuts (Harry Potter verkoopt per deel in Nederland al snel meer dan honderdduizend), maar binnen de sector 'klassieken' is de Ovidius-vertaling een echte bestseller.

Hoe kan het dat een antiek werk nog zoveel lezers zo aanspreekt? En wie zijn die lezers eigenlijk? Voor classici is Ovidius' werk tamelijk ongrijpbaar. Zijn Metamorfosen laten zich namelijk maar moeilijk rangschikken binnen de bekende genres van de antieke letterkunde. Is het een epos? Misschien, qua lengte en pretenties, maar ja, een epos zonder duidelijke held? In de Metamorfosen zijn er honderden figuren, en vaak gedragen die zich bovendien immoreel of amoreel. Is het dan lyrische poëzie? Of een soort drama of geleerdenpoëzie? Gaat het om een serieus politiek of filosofisch gedicht, of juist om verkapte satire? Een eensluidend antwoord is niet te geven.

En wat te denken van de bedoeling? Romeinse redenaars zoals Cicero en geschiedschrijvers zoals Livius hebben helder omschreven, opbouwende of moraliserende oogmerken met hun werk. Maar wat moeten we met de waaier aan vlotte verhalen van deze lichtzinnige dichter? Is dat puur amusement of ligt er een diepere intentie achter?

Met die vlotte verteltrant en luchtige toon van Ovidius hebben veel deskundigen ook moeite. Deze dichter lijkt werkelijk alles als vanzelf in zijn verhaal te kunnen meenemen: groot en klein, zwaar en licht, vreemd en eigen, onveranderlijk overgoten met een saus van vrolijke distantie en ironie, of het nu om brandende liefde gaat, of wreed gestrafte onschuld en gruwelijk geweld. Woordgrapjes, flauwe geintjes, pathetische uitroepen, pakkende beelden en Geleerde Toespelingen: het buitelt in één grote stroom over de lezer heen. Anything goes, zou je met het bekende postmoderne paradigma ook van Ovidius kunnen zeggen. Maar wat is dan de kern van de zaak? Iedere keer dat je Ovidius' werk wilt definiëren en vastleggen onttrekt hij zich als het ware weer. Zijn werk lijkt zelf, letterlijk, één voortdurende metamorfose.

Misschien zijn het juist die voor deskundigen lastige eigenschappen die Ovidius zo aantrekkelijk maken voor een groot publiek. In zijn werk spreekt een dichtergeest die frank en vrij de mythologische traditie oppakt en vrolijk varieert. De dichter goochelt en tovert naar believen met zijn materiaal en maakt er, bij alle traditonele bindingen, iets nieuws en eigens van. Hij eigent zich de mythologie toe en maakt een synthese die de lezer voortdurend uitdaagt en verbaast. Het werk laat zich ook telkens herlezen: elke keer vindt de lezer wat nieuws. En of die nu uit is op goed vertelde mythologische verhalen, filosofische vragen, moeilijke literaire verwijzingen of simpelweg op mooie woorden en wendingen, Ovidius biedt 'elk wat wils.' Dat is het kenmerk van een echt meesterwerk: het is onuitputtelijk en laat zich eindeloos interpreteren en herlezen.

En bovendien kan men het artistiek hernemen. Want echte meesterwerken worden in later tijden altijd geïmiteerd, nagevolgd, gevariëerd of zelfs geparodieerd. Ook wat dat betreft scoort Ovidius heel goed. Want eindeloos zijn de navolgingen van zijn Metamorfosen in de westerse beeldende kunst, literatuur en muziek. Een vroeg voorbeeld is trouwens al te vinden in de Romeinse literatuur zelf. De tweede eeuwse schrijver Apuleius van Madaura schreef óók een Metamorfosen: een fantastische roman over een man die verandert in een ezel en zo allerlei avonturen meemaakt totdat hij uiteindelijk weer mens wordt en in dienst treedt van de godin Isis.

Ovidius en zijn Metamorfosen zijn, al dan niet gemetamorfoseerd, niet meer weg te denken uit onze cultuur. De dichter had dat zelf al in alle onbescheidenheid voorspeld in de slotregels van zijn gedicht:

 

(...)       nomenque erit indelebile nostrum,

quaque patet domitis Romana potentia terris,

ore legar populi, perque omnia saecula fama,

siquid habent veri vatum praesagia, vivam. (15,876-880)

 

'(...) mijn naam zal onverwoestbaar zijn.

En tot in verre landen, waar Romeinse macht zal heersen,

zal men mij lezen en ik zal door alle eeuwen heen

als dichterwoorden waarheid zingen roemvol blijven leven.'

(vertaling M.d'Hane-Scheltema)

De Metamorfosen bezingen de voortdurende verandering en doorstroming van alles en iedereen, van alle verhalen, van heel de wereld. Maar er blijkt dus, paradoxaal genoeg, één belangrijke uitzondering: het werk zelf.

 


Verder lezen:

Ovidius, Metamorphosen, vertaald door M. d'Hane-Scheltema, Metamorphosen, (Athenaeum - Polak & Van Gennep) Amsterdam 1993 en later;

Lampas (tijdschrift voor Nederlandse classici) 30, 1997, nr.1: Themanummer 'Ovidius';

Madoc (tijdschrift over de Middeleeuwen) 18, 2004, nr.3: Themanummer 'Ovidius en de Middeleeuwen';

Apuleius, De Gouden ezel (Metamorfosen), vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, (Athenaeum - Polak & Van Gennep) Amsterdam 2003.

 

 


latest changes here: 30-07-2012 16:01
 


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2014 V. Hunink

copyright statement  / contact