De
Nederlandse boekenweek in maart heeft ieder jaar een ander thema, dat dan
zeer nadrukkelijk op de voorgrond treedt. De afgelopen jaren konden we
bijvoorbeeld genieten van weidse thema's zoals 'mijn God' en 'de poëzie'.
Dit jaar was een nauwelijks minder ruim thema gekozen, waarmee veel
uitgevers opnieuw aardig uit de voeten konden: 'de klassieken'.
Vanzelfsprekend
krijgen boeken rond het thema altijd veel aandacht gedurende de boekenweek
(of beter: de boeken-tiendaagse, want in de praktijk is de feestperiode
opgerekt tot anderhalve week). Volgens een haast onvermijdelijk patroon
zakt die aandacht na afloop snel weg. Het wordt al gauw Pasen, het weer
knapt op, en de belangstelling gaat eerder naar andere zaken. En zodra het
eenmaal zomervakantie is, treedt in het boekenvak een windstilte in die
wel tot eind augustus, begin september voortduurt. Het lijkt of veel
serieuze lezers dan nog hun stapels achterstallige lectuur van het
afgelopen seizoen moeten doorwerken.
Gezien
deze achtergronden is er een flinke kans dat u al bij het lezen van de
titel van deze bijdrage een zucht slaakt: u heeft er genoeg van, u wilt
even iets anders. Op uw salontafel ligt misschien wel zo'n stapeltje
aangekochte klassieken in vertaling, dat u met een licht schuldgevoel
vervult: u hebt ze tijdens de boekenweek in een vlaag van enthousiasme
gekocht, maar u komt er nauwelijks aan toe. Wellicht zit de nieuwe
volledige Aeneis-vertaling van M d'Hane-Scheltema erbij, of de
Pindarus-vertaling van Patrick Lateur, beide zo bejubeld door de critici:
schitterende, kloeke boeken van belangrijke dichters, maar er lijkt
geen beginnen aan. Pindarus bijvoorbeeld is beslist geen gemakkelijke
lectuur, ook niet in vertaling, want de wereld en de denkwereld van de
vroeg-Griekse lyricus verschillen enorm van die van ons. Je zou al een
week vakantie alleen voor die ene klassieker moeten hebben. Maar wie kan
daar zoveel tijd voor vrijmaken?
Als u
tot hiertoe hebt doorgelezen in dit stuk, bezit u waarschijnlijk een meer
dan gemiddelde interesse in 'de klassieken'. Voor werkelijke
belangstellenden houdt het thema natuurlijk niet op bij de grens van de
commercieel bepaalde boekenweek, maar is het, letterlijk, iets van alle
tijden. Daarom lijkt het goed om even terug te blikken op die boekenweek,
die alleszins succesvol leek, en te kijken naar mogelijke effecten op de
langere termijn. Een uitvoerig praktijk-onderzoek kan ik hier helaas niet
bieden, maar er zijn wel een paar algemene opmerkingen te maken bij de
ontwikkelingen.
Ik
begin met het succes. Aanvankelijk wisten veel verantwoordelijken in het
boekenvak, naar verluidt, niet precies wat ze met het thema aanmoesten.
Wat is 'klassiek' eigenlijk? Homerus en Vergilius, allicht. Maar is Dante
ook klassiek? Of de Edda? Of Couperus en Vestdijk? Maar de verwachte
vloedgolf van halve en onechte klassieken bleef gelukkig uit. Het werd
snel duidelijk dat het om de Griekse en Romeinse klassieken moest gaan.
Veel uitgevers konden daarvoor volstaan met enkele titels die al langer in
hun fonds zaten, of ze poetsten voor de gelegenheid oude titels nog eens
op (ik zag onder meer een mythologie-boek en een historische studie uit de
jaren vijftig).
De
lezer had daar, in het algemeen gesproken, baat bij. Goedkope herdrukken
van zowat alle grote namen uit de klassieke oudheid verschenen in de
winkel: Homerus en Vergilius, maar ook Ovidius en Suetonius, Plato en
Herodotus. Nog nooit kon een Nederlandse lezer voor zo weinig geld zijn
klassieke toppers inkopen. Natuurlijk werden hier en daar ook bestaande
titels voor aanbiedingsprijzen van de hand gedaan. Ik denk bijvoorbeeld
aan de voordeelactie van uitgeverij Ambo voor haar gebonden serie
vertalingen met rode stofomslagen. (Het was helaas niet de eerste keer dat
die serie in de aanbieding ging; door die herhaalde acties daalt ze
onvermijdelijk in waarde en prestige).
Natuurlijk
verscheen er ook het een en ander aan nieuwe boeken. Deels waren dat de
voorspelbare 'maakboekjes', die uitsluitend appelleren aan de
boekenweek-lezer: ik bedoel het type uitgaven à la 'de oudheid op een
rij', 'de oude geschiedenis in een notedop', overzichten van antieke
auteurs, boeken met een snufje 'klassiek' in de titel, en allerlei
bloemlezingen. Soms leken die boekjes in een vloek en een zucht in elkaar
gezet, maar ook hier viel de gemiddelde kwaliteit toch alleszins mee. En
soms was ook die schijn bedrieglijk: bloemlezingen zoals het abecedarium Van
Alfa tot Omega (door Patrick De Rynck en Mark Pieters, Athenaeum -
Polak & Van Gennep), of de bundel De randen van de aarde (door
Jona Lendering, Ambo) waren zeker geen haastwerkjes, maar gedegen
projecten. Het eerste bevat talloze highlights, maar ook de nodige
onbekende passages uit de antieke literatuur, goed gekozen en met zorg en
humor gepresenteerd. Het tweede beschrijft aan de hand van vele boeiende
tekstfragmenten de kijk van de Romeinen op de landen 'tussen Schelde en
Eems'. Zulke boeken zullen de tand des tijds nog wel even weerstaan en ook
na de boekenweek relevant blijven.
Dat
geldt zeker ook voor Ilja Pfeijffer's literatuuroverzicht De antieken
(Arbeiderspers), waarin de auteur een verfrissende en persoonlijke kijk op
de hele antieke literatuur geeft. Dat is een knappe prestatie, al hoef je
het met zijn standpunten niet steeds eens te zijn. Zo vind ik Pfeijffer's
denigerende opmerkingen over het Nieuwe Testament nogal misplaatst en
gemakkelijk. Volstrekt nieuw in het Nederlands is Pfeijffer's geïntegreerde
behandeling van de Griekse en Latijnse literatuur uit de Keizertijd. De
antieken kreeg veel publiciteit, maar ook nu het stof van het
boekencircus is gaan liggen blijft het boek van grote waarde. Een antieke
literatuurgeschiedenis was al jaren een desideratum. Maar ja, wie
waagde zich eraan? Pfeijffer heeft dat nu dus gedurfd, en alleen al daarom
is hij te prijzen. Als de boekenweek de aanleiding was om dit boek te
maken, dan is die al ergens goed voor geweest.
Het is
hier niet de plaats om een uitputtend overzicht te geven van wat er nu
allemaal beschikbaar is over en uit de oudheid in Nederlands. Daarvoor
verwijs ik graag naar de aardige CD-rom die de CPNB voor de boekenweek
maakte. Daarop kan de lezer zich muisklikkend een weg banen door de
veelheid aan leverbare boeken. Of de flitsende vormgeving van het
programma nu ook werkelijk tot lezen van boeken uitnodigt lijkt mij de
vraag, maar voor de PR van de antieke wereld was de CD-rom zeker positief:
zelden leek de oudheid minder stoffig.
Al met
al heeft de boekenweek dus toch een aantal nieuwe boeken en herdrukken
opgeleverd die er anders niet snel waren gekomen. Verder heeft de
belangstelling voor het hele gebied ongetwijfeld een impuls gekregen door
alle publiciteit. Natuurlijk is dit effect moeilijk te meten, maar het
valt te constateren dat de sfeer rondom de klassieken ronduit positief
was. In de media was nauwelijks een negatief woord te lezen of te
beluisteren over het thema. In eerdere boekenweken was dat beslist wel
eens anders.
Een
misser was hierbij wel dat het gratis boekenweekgeschenk dit jaar niets
met het thema vandoen had. Topauteur Harry Mulisch had al bij het
aanvaarden van de opdracht gesteld dat hij gewoon zijn eigen gang zou
gaan. Die arrogante houding is men van Mulisch zozeer gewend dat niemand
ervan opkeek. Maar was het niet veel beter geweest om een schrijver te
kiezen die de oudheid werkelijk gezicht geeft én een groot publiek
aanspreekt? Ik noem met name iemand als Imme Dros, die met haar
Homeros-vertalingen en creatieve bewerkingen van antieke verhalen zelfs
jongeren weet te boeien. Wat was een boekenweekgeschenk van haar hand een
mooi gebaar geweest!
Niet
alles is meetbaar, maar verkoopcijfers zijn toch een belangrijke indicatie
voor het succes. Na de boekenweek klonken voornamelijk tevreden geluiden:
de meeste Nederlandse boekhandels hadden heel behoorlijk verkocht, zo'n 3
procent meer dan vorig jaar. Volgens krantenberichten zijn naar schatting
in totaal een miljoen boeken verkocht gedurende de boekenweek. In de top
100 van bestverkopende boeken in die week namen 'klassieke' titels maar
liefst 22 plaatsen in. Vanzelfsprekend namen grote namen als Homerus en
Ovidius topposities in. Exacte verkoopcijfers zijn niet gemakkelijk op
tafel te krijgen, maar we kunnen er veilig van uitgaan dat het bij zulke
auteurs om aantallen rond de tienduizend exemplaren gaat. Dat betekent dat
alle andere titels, ook de veelbesproken boeken, daaronder blijven. Dat is
overigens niet meteen een schande. De genoemde, nieuwe Aeneïs-vertaling
van M. d'Hane-Scheltema bereikte een kleine 4000 exemplaren, wat voor een
nieuw, relatief duur boek tamelijk veel is, zeker als we in aanmerking
nemen dat er andere integrale vertalingen van dat werk bestaan.
De
absolute topper van de boekenweek is een onverwachte. De vertaling in het
Latijn van Neerlands trots 'Jip en Janneke' door Harm-Jan van Dam
(Querido) was bedoeld als een grapje, maar werd een bestseller met ruim
35.000 verkochte exemplaren. Nog altijd is de vraag naar Annie M.G.
Schmidt's Jippus et Jannica niet opgedroogd en verschillende
herdrukken volgen elkaar op. De reacties op dit merkwaardige boekje zijn
uitgesproken wisselend geweest. Tegenover enthousiaste juichkreten van
scholieren en ex-scholieren staan de vaak meer ingehouden of zuinige
kritieken van classici. Ik moet bekennen dat ik zelf eerder bij de tweede
dan de eerste groep hoor. Zou iemand dat Latijn echt lezen? Jip en Janneke
zijn toch beter bereikbaar in het Nederlands? Ik vrees zelfs voor wat ik
het 'Nationale Dictee-effect' noem: een wedstrijd in spelling is op
zichzelf goed, maar er kan de suggestie van uitgaan dat correcte spelling
zo raar en moeilijk is dat het alleen iets is voor specialisten, iets wat
'gewone mensen' niet serieus hoeven te nemen. Analoog daaraan: een boek in
het Latijn vertalen is prachtig als tijdverdrijf, maar het resultaat kan
ook de indruk wekken dat de oudheid zelf niets te bieden heeft voor een
groot publiek. Ofte wel: je koopt een geinig boekje met gemaakt Latijn, om
vervolgens de echte oudheid ongelezen te laten.
Ik
hoop intussen van harte dat ik het mis heb, en dat alle lezers van Jippus
et Jannica de weg naar klassieke boeken juist beter weten te vinden.
Dat is in het algemeen ook het gewenste effect van zo'n boekenweek. De
kortstondige piek in aandacht en aanbod wordt gevolgd door de
onvermijdelijke inzinking, maar als na de zomer de lezers in de winkel
terugkeren en dan relatief iets vaker bij de klassieken stilstaan en daar
hun keus maken, dan is het effect per saldo werkelijk positief. Anders
gezegd: de vraag zakt altijd weer terug, maar in het gunstige geval komt
die vraag toch op een iets hoger basisniveau te liggen dan tevoren. Of dat
ook in dit geval zo zal uitpakken is iets wat pas tegen het eind van het
jaar kan worden overzien, maar de vooruitzichten zijn voorlopig niet
slecht.
De
boekenweek blijft intussen de gemoederen bezighouden. Voor volgend jaar
staat het thema 'tussen twee culturen' centraal, een onderwerp dat weer
heel andere perspectieven opent. De keuze voor Salman Rushdie als
schrijver van het boekenweekgeschenk staat in elk geval garant voor veel
onenigheid en rumoer. We zullen er ongetwijfeld nog veel over horen en
lezen.