'EEN MODERNE PSYCHE Apuleius' Amor en Psyche bewerkt door Imme Dros tekst gepubliceerd in: Hermeneus 73, 2001, 254-265 en Literatuur zonder leeftijd 57, Voorjaar 2002,19-31 Dat de antieke mythen nog altijd veel belangstelling genieten is geen nieuws. Boeken over mythologie vinden gretig aftrek, antieke tragedies worden telkens weer opgevoerd en bewerkt, en ook hedendaagse kunstenaars en denkers laten zich onverminderd inspireren door de oude verhalen. De preutsheid en stijfheid waarmee de antieke mythen vroeger nogal eens benaderd werden is gelukkig weg. Dat is bijvoorbeeld te zien in het sympathieke boekje van Patrick De Rynck, De kleine Griekse mythologie (Amsterdam 2000), waarin de bekendste mythen worden naverteld met de nodige ironie en relativering, en vooral: op een frisse manier. Zodra je maar de moed hebt om het stof van de oude verhalen af te blazen komen er springlevende en sprankelende vertellingen tevoorschijn. Wie van deze stelling nog niet overtuigd is zou ook eens te rade kunnen gaan bij een van onze meestgelezen schrijfsters, Imme Dros. Ze is bij classici vooral bekend door haar vertaling van Homerus' Odyssee, een publicatie waarmee ze voornamelijk hun toorn over zich afriep. De vertaling zou te weinig verheven van stijl zijn en de versvorm zou de hoge claims van de vertaalster (namelijk dat ze Nederlandse hexameters schrijft) niet waarmaken. Het gemopper van de vakmensen was dus niet van de lucht, maar het grote publiek, dat met de Oudheid doorgaans weinig op heeft, sloot Dros in zijn hart en schafte de vertaling in grote aantallen aan. Imme Dros heeft met haar vertaling waarschijnlijk velen enthousiast weten te maken voor die verre, vreemde Oudheid. Dat mag alleen al een grote verdienste heten. Zet je de professionele (voor)oordelen even aan de kant, dan zie je al snel de grote kwaliteiten van Dros: ze is een meeslepend vertelster, die het antieke materiaal zo weet te brengen dat een hedendaags publiek er dadelijk door wordt aangesproken. Vanuit haar achtergrond als schrijfster van kinderboeken slaat Dros steeds een frisse, eenvoudige toon aan en ze heeft een feilloos oog en oor voor het pakkende detail, de gevoelige snaar, het juiste woord. Lezers die nog een beetje kind durven zijn en dus een mooi verhaal kunnen waarderen, geven zich vroeg of laat gewonnen, al was het maar voor de duur van een verhaal. Meer mythen Na de vertaling van de Odyssee en de erop volgende bewerking (Odysseus, een man van verhalen, 1994) kreeg Imme Dros de smaak van de Oudheid goed te pakken. Inmiddels is zij bezig aan een aanzienlijke onderneming: het bewerken van de belangrijkste antieke mythen en verhalen in Nederlandse verzen, in boeken bestemd voor jongeren. De eerste vrucht van dit werk was De huiveringwekkende mythe van Perseus (Kinderboekenweekgeschenk in 1996). Twee jaar later volgde De macht van de liefde (1998), met navertellingen van de mythen van Pygmalion, Narkissos, Tereus, Orfeus en Helena. Daarna kwamen in nog hoger tempo Ilios, het verhaal van de Trojaanse oorlog (1999) en Reis naar de liefde (1999), waarvan het laatstgenoemde de mythe van het gulden vlies bevat. De productie van Dros is indrukwekkend: hier zijn alleen nog de titels genoemd van boeken die betrekking hebben op de Oudheid. In de meeste gevallen hanteert Imme Dros ongeveer dezelfde werkwijze: ze vertelt de antieke mythe na in haar eigen woorden, en dus in pakkend, modern Nederlands. De versvorm lijkt doorgaans dezelfde als in haar Homerus-vertaling. Echte hexameters zijn het naar de letter van de wet vaak niet, inderdaad, maar er zitten duidelijk dactylische patronen in. Die geven de verzen wel degelijk een epische kleur, zonder in plechtstatigheid te vervallen. En niet zelden lopen verzen spontaan inderdaad als `echte' hexameters. Twee voorbeelden uit De huiveringwekkende mythe van Perseus (blz.11 en 27): `Laat me je kussen met duizend kussen. Laat me je kussen.' Delfi lag diep in het binnenland. Perseus kwam van een eiland. Laten we dus niet flauw doen en gewoon zeggen: Dros schrijft in een soort hexameter op zijn Nederlands, de `Drossiaanse' hexameter. Wat de verhaallijn betreft, staan de lezer die met het antieke materiaal bekend is, doorgaans weinig verrassingen te verwachten. Dros volgt eenvoudigweg de standaardversie van de mythen, al legt ze natuurlijk eigen accenten. Het is aannemelijk dat zij zich voor de `mythologische feiten' baseert op oudere versies en bewerkingen van de verhalen, bijvoorbeeld via teksten van tragedies en van Ovidius' Metamorfosen, of via mythologische handboeken, overzichten en samenvattingen. Maar juist doordat ze doorgaans de standaard aanhoudt, is vanuit haar tekst niet na te gaan welke bronnen ze nu precies heeft gebruikt. De gouden ezel Onlangs verscheen alweer een nieuw deeltje van Imme Dros' mythenbewerkingen. Onder de titel Liefde en wat ervoor doorgaat (2000) vertelt zij hierin de verhalen van Medeia en Iason, Alkestis en Admetos, en Psyche en Eros. De drie verhalen hebben uiteraard gemeen dat ze een legendarische en bijzondere liefdesrelatie tussen een man en een vrouw betreffen. Maar er is ook een klein, belangrijk verschil. De eerste twee verhalen komen uit het brede reservoir van de antieke mythologie, waar Dros al zo vaak eerder uit heeft geput, waardoor het niet goed mogelijk is om er een specifieke brontekst naast te leggen. Bij het derde verhaal ligt dit helemaal anders. Het verhaal van Amor en Psyche is uit de antieke literatuur voornamelijk bekend uit een tekst van de Afrikaanse schrijver, redenaar en filosoof Apuleius, namelijk zijn grote roman Metamorfosen (ook wel: De Gouden Ezel), die dateert uit het eind van de tweede eeuw. Enkele eeuwen later werd het verhaal van een allegorische uitleg voorzien in een tamelijk obscure tekst van de schrijver Fulgentius (ca. 500), maar deze volgde daarbij Apuleius' versie op de voet. We bezitten dus maar één geschreven bron voor het verhaal. Deze omstandigheid biedt ons een unieke kans om Dros eens op de vingers te kijken, aangezien ze zich voor haar weergave uiteindelijk op Apuleius moet hebben gebaseerd. Dat maakt een nadere vergelijking van haar tekst met de antieke bron interessant. Zo'n vergelijking is misschien des te aardiger, omdat er een mooie Nederlandse versie is van het verhaal van Apuleius: zijn Amor en Psyche werd onlangs in een afzonderlijke uitgave vertaald door Emilie van Opstall (2000). Hoe is het liefdesverhaal verweven in het geheel van Apuleius' roman? In de Metamorfosen worden de lotgevallen van een zekere Lucius beschreven. Deze hoofdfiguur is hoogst geïnteresseerd in magie en wil zich laten veranderen in een vogel. Dat mislukt jammerlijk, want hij verandert per ongeluk in een ezel. Na die gedaanteverandering maakt hij als ezel talrijke avonturen mee, om aan het eind van het boek terug te veranderen in een mens. Dat gebeurt wanneer hij, op aanwijzing van de godin Isis, tijdens een processie rozen eet uit de handen van haar priesters. In mensengestalte laat hij zich vervolgens inwijden in haar mysteriën, waarna hij als priester in dienst treedt bij haar tempel in Rome. Het Amor en Psyche-verhaal staat middenin de roman als een ingelast verhaal. Het wordt verteld door de oude huishoudster van een stel rovers, tot troost en vermaak van een meisje dat door hen gevangen is genomen. Het verhaal behelst een nogal symbolisch getinte vertelling over de beeldschone Psyche en de liefde van de God Amor voor haar. Alleen al door de naam `Ziel' wordt nadrukkelijk en vanaf het begin een diepere betekenislaag opgeroepen. Koningsdochter `De oude vrouw zuchtte diep toen het meisje zo zat te snikken. `Laat de moed niet zakken,' zei ze. [...] `Ik zal een aardig verhaal vertellen, een praatje van een oude vrouw, waarvan je meteen opvrolijkt.' En ze begon. Met deze pakkende regels opent Emilie van Opstall haar vertaling van het Apuleius-verhaal. Daarmee wordt goed duidelijk dat het een binnenverhaal is in een groter geheel en bovendien dat we het misschien met een korreltje zout moeten nemen: de vertelster typeert haar verhaal nogal relativerend als `een praatje van een oude vrouw' (is het natuurlijk de vraag in hoeverre zij betrouwbaar is). Het eigenlijke begin van de geschiedenis is dan het klassieke begin van een sprookje: `Er waren eens in een stad een koning en een koningin'. Die hebben drie mooie dochters, van wie er twee al snel aan de man geraken. De derde is echter zo mooi dat ze als een soort Venus vereerd wordt en zelfs een stroom toeristen aantrekt. Als de zaak de `echte' Venus ter ore komt, wordt de godin kwaad en zweert in een pathetische rede wraak. Ze beveelt haar zoon, de gevleugelde liefdesgod, om het meisje (dat nu pas, na vier bladzijden, Psyche wordt genoemd) te laten ontbranden in liefde voor een man van het laagste allooi, een ware ellendeling. Venus trekt zich dan terug in haar paleis, geëscorteerd door allerlei zeedieren en zeegoden. Psyche zit intussen eenzaam thuis, want de mensen zien zo naar haar op dat niemand met haar durft te trouwen. Haar vader raadpleegt ten einde raad het orakel van Apollo, die hem opdraagt zijn dochter in rouwkledij achter te laten op een rots, als toekomstige bruid van een schrikbarend gevleugeld monster. Onder veel rouwmisbaar wordt ze uitgeleide gedaan en ze blijft eenzaam achter. Dros' versie van deze openingsscènes van het verhaal is heel wat beknopter en opent in medias res: Psyche was mooi, ze was zo mooi dat het niet meer gewoon was, mooi als Afrodite. Mannen vergaten dat Psyche menselijk was, ze vereerden haar als een godin. Haar vriendinnen en haar zusters trouwden, zij bleef in het huis van haar vader. Eerst leek dat geen probleem maar langzaamaan werd ze eenzaam, want er was niemand in haar omgeving met wie ze kon praten over de zoete geheimen waar meisjes van dromen. Psyche wordt daarna liefdevol beschreven als een stralend meisje met een teder karakter: `ze was ook nog zo lief als ze mooi was.' Vervolgens laat ook Dros een kwade Venus optreden, zij het in veel korter bestek. Interessant is daarbij de aanduiding van Eros. Bij Apuleius bleef de god ongenoemd, maar was wel onmiskenbaar Venus' zoon. Dros voegt hieraan wat extra gegevens toe, die de zaak meer diepte geven: ...Eros, volgens de oudste dichters een van haar allereerste en allervurigste minnaars, volgens dichters die later leefden één van haar zonen. (In Apuleius' versie kust Venus haar zoon overigens op een `on-moederlijk' begerige wijze, dus Dros' toevoeging komt niet uit de lucht vallen.) Zo blijken uit de openingspassage direct enkele typische accenten die Dros legt. Lange beschrijvingen en tafereeltjes zijn zonder meer geschrapt of tot het minimum ingekort. Zo zijn ook de uitgebreide Apuleius-passages over het orakel en de bruiloft-annex-begrafenis teruggebracht tot een paar compacte regels. Verder maakt Dros meteen duidelijk om wie het haar gaat: Psyche, het meisje dat bij haar letterlijk als eerste genoemd wordt en dat centraal staat. Pas in tweede instantie komt Eros. Zelfs Venus krijgt niet meer dan een bijrol. De belangrijkste toevoeging van Dros betreft hier haar aandacht voor Psyche's eenzaamheid en haar verlangen naar de liefde. Die zijn niet onverenigbaar met Apuleius' versie, maar de antieke auteur besteedt niet meer dan een enkele, vage regel aan de gevoelens van het meisje. Dros richt zich ook hier nadrukkelijk op Psyche en leeft zich helemaal in haar in, tot aan haar diepste verlangens toe. Jonge lezeressen zullen zich waarschijnlijk moeiteloos met deze nieuwe Psyche kunnen identificeren: wie van hen wil er niet praten over zoete meisjesgeheimen? Bij Eros Vanaf haar eenzame positie op de rots wordt Psyche bij Dros in luttele regels door de westenwind weggevoerd en naar een wit paleis in een bosrijke omgeving gebracht. Onzichtbare dienaren ontvangen Psyche, die alleen hun stemmen hoort. Ze helpen haar vriendelijk, maar zwijgen zodra Psyche vraagt naar de man met wie ze moet leven. Met dat laatste element voegt Dros weer wat toe, want bij Apuleius wordt zo'n expliciete en voor de hand liggende vraag juist niet gesteld. De echtgenoot meldt zich al snel, 's nachts, en Dros beschrijft hun samenzijn in sterk sentimentele termen, die in zachtheid het Latijnse origineel duidelijk overtreffen: Huilend werd ze wakker, maar zachte, tedere vingers veegden de tranen weg van haar wangen. Ze lag in de armen van een vreemdeling, die haar wiegde, kuste en streelde tot ze alles vergat, haar land, haar vader, haar zusters. Maar aan het eind van de nacht, bij het eerste ochtendlicht, was haar minnaar weg en ze miste hem. Ook al was hij een monster waar de eeuwige goden van gruwden, ze miste het monster. Het `monster' waar het orakel in vreselijke bewoordingen over had gesproken is nu voorwerp van Psyche's verlangen. Elke nacht komt hij terug, maar hij weigert zich te laten zien, ook al wil ze dat nog zo graag. `Vraag me dat niet, liefste Psyche. Ik moet je verstoten als je weet wie ik ben. Ik heb iets gedaan dat het daglicht niet kan velen. Bewaar mijn geheim. Wanneer je voor mij voelt wat ik voor jou voel stel je geen eisen aan onze liefde.' `Steek dan mijn ogen uit, maak me blind en blijf overdag bij me,' riep ze. Maar haar ogen waren hem daarvoor te dierbaar. Deze nogal modern aandoende, romantische scène, die bij Apuleius geheel ontbreekt, levert een natuurlijke overgang naar een volgend tafereel. Psyche krijgt door lang zeuren van haar echtgenoot gedaan dat ze contact mag hebben met haar twee zussen. Eros voorspelt er weinig goeds van, maar Psyche laat haar zussen inderdaad door de westenwind ophalen. In een levendige dialoog horen ze hun jonge zusje uit en geven ze blijk van hun jaloezie, leugenachtigheid en slechte karakter. Ze weten haar zover te krijgen dat ze instemt met een snood plan: 's nachts een lamp mee te nemen en `het monster' met een dolk te doden. Als de zuster weg zijn blijkt Psyche toch maar half overtuigd: Monsters azen op zwangere vrouwen en ik ben zwanger, dacht ze. Als hij het merkt zal hij mij en mijn kindje verslinden. Maar al is hij ook een monster, ik kan hem niet doden. Ik wil alleen maar heel graag weten hoe hij eruitziet. Ook in deze toevoeging aan het antieke verhaal valt op, hoe het element `liefde' alles beheerst. De nadruk op Pysche's vrouwelijke en moederlijke gevoelens maakt de Nederlandse versie concreter en strakker, maar ook sentimenteler. Daarentegen wordt de moordaanslag zelf nogal nuchter afgedaan. Omdat dit een van de meest treffende en bekende scènes uit het verhaal is, citeer ik een flink stuk uit de versie van Dros en daarna uit die van Apuleius. Bevend stak ze de olielamp aan. In het goudachtig schijnsel zag ze geen monster maar een god. Het was Eros die bij de eerste aanblik van Psyche ten prooi was gevallen aan liefde voor dat aanbiddelijk mooie meisje. Hij wilde haar houden en hij hield haar. Maar geen mens of god mocht het weten, anders kwam Afrodite erachter en kreeg hij problemen. Hij had Psyche vertrouwd maar buiten de zusters gerekend, die haar met hun valse tongen zo hadden beïnvloed dat ze haar belofte vergat en hem stiekem bespiedde. Psyche staarde met bonzend hart naar de god en zuchtte overmand door liefde. Ze was niet bij machte haar ogen van hem af te wenden en merkte niet dat een druppel gloeiende olie neerviel op zijn glanzende schouder. Hij schrok wakker en zag haar met de lamp in haar handen. `Dwaze vrouw, nu weet je met wie je getrouwd bent, met Eros. Waarom, waarom kon je ons geheim niet bewaren. Alles tussen ons is voorbij want je hebt me bedrogen!' riep hij en kreunend van de pijn verliet hij de kamer. Psyche bleef achter, ziek van verdriet. In Apuleius' versie wordt juist nogal veel werk gemaakt van het moment suprême van de moordaanslag en vallen ook allerlei andere kleurrijke details op. Nadat Psyche de lamp heeft ontstoken, ziet ze de prachtige god, wiens schoonheid vervolgens heel uitvoerig wordt geschilderd. Maar ze prikt zich aan een van zijn pijlen die op de grond liggen, waardoor ze, natuurlijk, reddeloos verliefd raakt. Zij bedekte hem met begerige en onstuimige kussen, haastig, omdat zij bang was dat hij wakker zou worden. Maar bij al haar opwinding over zoveel moois, bij alle verwarring in haar gewonde hart, liet die lamp - uit vuig verraad of genadeloze afgunst of omdat hij ernaar verlangde ook zelf zo'n lichaam aan te raken en als het ware te kussen - een gloeiend hete druppel uit zijn hoge opening op de rechterschouder van de god vallen. Zeg! Brutale en roekeloze lamp, verachtelijke slaaf van de liefde! Jij bezorgt de heerser over alle vuur zomaar een brandwond! Een minnaar heeft jou toch zeker als eerste uitgevonden om zolang mogelijk, ook 's nachts nog, van zijn geliefde te kunnen genieten? Door die brandwond sprong de god op. En toen hij zag dat zijn vertrouwen beschaamd, nee, geschonden was, vloog hij meteen zonder een woord weg uit de liefdevolle omhelzingen van zijn diepongelukkige vrouw. Maar op het moment dat hij oprees, klampte Psyche zich terstond met beide benen aan zijn rechterbeen vast. Als beklagenswaardig aanhangsel op zijn vlucht omhoog bungelde zijn reisgenote in de lucht tussen de wolken achter hem aan, totdat zij zich uiteindelijk uitgeput op de grond liet vallen. Maar haar goddelijke minnaar liet haar daar niet alleen liggen. Hij vloog naar een cipres dichtbij en sprak haar vanuit de hoge top hevig ontdaan toe: `Ach, naïeve Psyche. Ik negeerde de geboden van mijn moeder Venus (...) Ik, de beroemde boogschutter, heb mezelf met mijn eigen pijl geraakt en jou tot mijn vrouw gemaakt (...) Ik heb je steeds weer met de beste bedoelingen gewaarschuwd (...) Jou straf ik slechts met mijn vertrek. Apuleius' versie is duidelijk anders van toon en kleur. Opvallend bij hem is vooral de retorische aankleding, met de merkwaardige personificatie van de lamp, waaraan allerlei boze intenties worden toegeschreven. De lamp wordt zelfs vermanend toegesproken door de verteller (de oude rovershuishoudster). In technische termen heet zo'n aanspreking van iets of iemand in het verhaal een `apostrophe'. Het is een typisch antiek procédé, en het wekt geen verbazing dat Dros zich er niet aan waagt. Dat geldt eigenlijk ook voor een paar andere elementen, zoals de sterke nadruk op de symboliek van vuur en liefdesvuur, waar antieke schrijvers zoals Apuleius altijd graag even bij stilstaan, al was het maar voor een woordgrapje. Verder is de aandacht voor `eerste vinders' van allerlei dingen een ware topos in de Griekse en Romeinse literatuur. Het wiel, het vuur, reizen: voor alles is iemand aan te wijzen die er het eerste mee begon. Hier gaat het om een tamelijk gezocht punt: degene die het eerst een lamp gebruikt tijdens liefdesnachten. Zulke on-moderne literaire elementen laat Dros gewoon weg, maar ze voegt ook wat toe: zodra de lamp is aangestoken, vat de auteur van de Nederlandse versie de gebeurtenissen tot dan toe samen en geeft expliciet aan hoe de zaken ervoor staan. Daarmee wordt de argeloze of onoplettende lezer een dienst bewezen: die was de draad van het verhaal misschien kwijtgeraakt, maar is nu weer precies op de hoogte. Als je de Apuleius-passage doorleest, blijken er ook zulke samenvattende elementen in te zitten, met name wanneer Eros zich tenslotte tegenover Psyche uit. Maar in dat geval zijn de woorden vooral functioneel binnen het verhaal zelf: ze zijn niet gericht aan de lezer maar aan de naïeve Psyche. Toch is ook Dros' weergave verteltechnisch geraffineerd: door de samenvatting te geven nadat de lamp is ontstoken, brengt de verteller een pauze aan in het verhaal. Zo krijgt Psyche ook in de beknopte versie van Dros als het ware een paar regels de tijd om naar de god te kijken. Pas wanneer ze een druppel hete olie morst gaat de actie verder. Psyche wordt onmiddellijk door Eros toegesproken. Het amoureuze accent blijkt dadelijk in de aard van zijn verwijten: ze heeft het liefdesgeheim geschonden, het is uit, ze heeft hem bedrogen. Grappig genoeg is in Apuleius' versie eerst sprake van een ijzig zwijgen van Eros: `zonder een woord' vliegt hij weg, en pas na een tijdje spreekt hij vanuit een boom. Daarna volgt het merkwaardige tafereel van Psyche die zinloos aan zijn voeten blijft bungelen en tenslotte moet loslaten. Deze scène is veelzeggend als we het verschil tussen Dros en Apuleius willen formuleren. Dros heeft het vreemde tafereel misschien geschrapt als ongewenste `slapstick.' Toch is het ook meer dan dat. Bij Apuleius heeft het tafereel naast de komische functie óok een zekere symbool-waarde. Het is verleidelijk (en voor antieke lezers onvermijdelijk) om er iets `Platoons' in te lezen over de Ziel (psyche) die zich vastklampt aan de Liefde, in een opwaartse weg, maar dat niet volhoudt en terugvalt op de aarde. Apuleius heeft deze symboliek ongetwijfeld in zijn verhaal aangebracht, vermoedelijk niet als zwaar wijsgerig commentaar (het verhaal is duidelijk meer dan een intellectuele exercitie), maar wel als een van de mogelijke betekenislagen bij het lezen. Door deze symboliek te schrappen verlost Dros haar Psyche dus wel van een potsierlijke en vernederende val, maar haalt ze ook een iets diepere laag uit het verhaal weg. Haar Psyche-verhaal is, bovenal, een liefdesverhaal. Een mooi, maar ook enigszins genormaliseerd sprookje. Eind goed, al goed Hoe gaat het verder met Psyche? Ze komt weer in contact met haar zusters (Dros laat haar zelfs door de wind tijdelijk naar het ouderlijk huis brengen) en gaat wanhopig op zoek naar haar echtgenoot. Volgens beproefd recept wordt het verhaal vervolgens flink gerekt door allerlei vertragende elementen: Psyche krijgt de meest uiteenlopende tests te doorstaan. Venus laat haar allerlei onmogelijke opdrachten vervullen. Tegen alle verwachting in brengt zij die tot een goed einde, meestal door hulp van natuurlijke elementen (zoals een rivier of dieren) die ze ontmoet. Dros vertelt het verhaal met smaak en laat het, evenals de rest, helemaal gericht zijn op Psyche. Bij de laatste, moeilijkste opdracht moet Psyche de onderwereld in om aan Persefone een kistje met schoonheidsbalsem te vragen. De gedachte doet Psyche rillen: Wie in het rijk van de schimmen was kwam nooit meer buiten. Maar wat maakte het uit? Ze kon zonder Eros niet leven. Als ze dacht aan al de lege dagen en jaren die ze nog door moest stond haar hart stil... Via de techniek van de vrije indirecte rede geeft Dros hier weer een indringend kijkje in de gedachten en gevoelens van Psyche. Het arme meisje krijgt natuurlijk weer hulp, dit maal van een behulpzame toren. Ze waagt zich de onderwereld in en krijgt het kistje mee. Maar ondanks alle waarschuwingen kan ze de verleiding niet weerstaan om het open te maken. Fout, natuurlijk, en ze valt ter plekke flauw. Opnieuw bevat deze scène een veelzeggend gegeven: bij Apuleius wordt Psyche's laatste misstap toegeschreven aan `onbedwingbare nieuwsgierigheid' (temeraria curiositas). Dat is in de Latijnse roman een hoofdmotief voor het hele verhaal: het is door curiositas dat Lucius, de hoofdpersoon, getypeerd wordt. En door diezelfde curiositas werkt hij zich telkens verder in de nesten, eerst met de metamorfose tot ezel, en daarna met verdere avonturen die hij beleeft in zijn ezelgestalte. Pas door de goddelijke genade van Isis zal Lucius uiteindelijk gered worden en weer veranderen in een mens. Ook Psyche wordt uiteindelijk gered door een daad van goddelijke genade. Op Eros' verzoek laat Juppiter de woede van zijn moeder bedaren en neemt hij Psyche op onder de goden. Ze krijgt `de eeuwige jeugd en het eeuwige leven', zoals het bij Dros heet, en ze trouwen. Kort na het huwelijk werd hun dochter geboren, een meisje zo ontwapenend dat het zelfs Afrodite bekoorde. Zij verzoende zich met Eros en Psyche. Tenslotte waren die twee een voorbeeld van de macht van de liefde! In deze slotregels van de Nederlandse versie blijkt het eigene ervan eens temeer. De parallel tussen Lucius en Psyche, die volgens de meeste geleerden zo kenmerkend is voor Apuleius' roman, is geheel vervallen. Het kon misschien ook moeilijk anders, want Dros heeft het verhaal van Amor en Psyche uit de oorspronkelijke context gelicht en als apart verhaal uitgewerkt. Intertextuele verwijzingen naar een raamverhaal zijn daarmee, uit de aard der zaak, onmogelijk geworden. Ook alle Apuleiaanse zinspelingen op de thematiek van `ongeluk door eigen schuld' en van `Ziel die zich verenigt met het Hogere dankzij de Genade' zijn afwezig. Een fascinerend detail is dat Apuleius iets specifieker is over de dochter van Eros en Psyche. In de slotzin van het Latijnse verhaal valt namelijk haar naam: `Wij noemen haar Genoegen'. Het Latijnse woord hier is Voluptas, een woord dat zwaarbeladen is met filosofische en andere associaties. Voluptas als product van de uiteindelijke vereniging van Ziel en Liefde: als dat nog geen diepere toespeling bevat... Bij Dros is de aandacht duidelijk op andere dingen gericht. Het volle licht valt bij haar op de alles overwinnende liefde. Psyche en Eros zijn voor elkaar gemaakt en krijgen een lief dochtertje. Als ze al een symbool zijn, dan gewoon voor de liefde zelf. Het verhaal kón niet anders aflopen, suggereert ze zelfs. Wanneer we Dros' verhaal lezen en overzien, is allereerst onmiskenbaar dat ze inderdaad een versie van Apuleius' origineel (of een correcte samenvatting ervan) heeft gebruikt. Maar haar verwerking is eigenzinnig en creatief: zij volgt het voorbeeld allesbehalve slaafs maar laat heel wat eigen accenten zien. Zij concentreert zich op Psyche en het wonderbare liefdesverhaal waarin het meisje verzeild raakt. Allerlei beschrijvingen en details blijven weg, en de allegorische, symbolische potentie van het verhaal is tot een minimum gereduceerd. Ook de goden zijn nóg gewoner en menselijker dan ze bij Apuleius al waren. Dros vertelt bovenal een liefdesverhaal. Haar toevoegingen betreffen dan ook amoureuze elementen, vooral uitingen en gedachten waaruit gevoelens van liefde blijken. Je zou kunnen zeggen dat haar Psyche zich écht in de ziel laat kijken: je kunt de houding van de hoofdfiguur gemakkelijk begrijpen en identificatie met haar is steeds weer mogelijk. Imme Dros is waarachtig niet de eerste die het aloude verhaal heeft bewerkt. Maar haar versie is fris en `ontwapenend' als weinig andere. En ondanks alle veranderingen ten opzichte van het origineel zou je kunnen stellen dat ze toch de kern ervan te pakken heeft. Want draaien niet alle goede verhalen uiteindelijk om de liefde? ---- Meer informatie Imme Dros' imposante productie aan mythe-bewerkingen verschijnt bij uitgeverij Querido te Amsterdam. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van: Imme Dros, Liefde en wat ervoor doorgaat. De mythen van Medeia en Iason, Alkestis en Admetos, Psyche en Eros, met prenten van Harrie Geelen (Amsterdam/Antwerpen 2000) 55-68. Voor volledige bibliografie en andere informatie over Imme Dros: zie onder meer: www.querido.nl/Biografie/Dros.html home.wanadoo.nl/richard.thiel/auteurs/idros.htm Van Apuleius' roman zijn talloze edities en vertalingen beschikbaar. Een volledige Nederlandse vertaling is: Apuleius, De gouden ezel (Metamorphosen), vertaald door M.A. Schwartz (Amsterdam 2000, 3e dr.). Het verhaal van Amor en Psyche is vaak separaat uitgegeven. In dit artikel is steeds gebruik gemaakt van: Apuleius, Amor & Psyche, vertaald door Emilie van Opstall (Amsterdam 2000). Via die recente uitgave is gemakkelijk enige andere literatuur over Apuleius te vinden. Ik noem hier nog slechts: Apuleius, Cupid & Psyche, edited by E.J. Kenney (Cambridge 1990; een handzame uitgave Latijn/Engels met Engels commentaar). Een uitgebreid wetenschappelijk commentaar in twee delen op het Amor en Psyche verhaal is in voorbereiding bij de Apuleius-onderzoeksgroep van de RU Groningen. Het eerste deel (4,28 t/m 5,31) verschijnt in de loop van 2001, in de Groningen Commentaries on Apuleius. Apuleius op het Internet: ccat.sas.upenn.edu/jod/apuleius www.unisi.it/ricerca/ist/anc_hist/online/apuleio/apucover.htm Imme Dros heeft van het Psyche-verhaal inmiddels ook een libretto voor een opera-voorstelling geschreven (de tekst is nog ongepubliceerd). In die versie, bedoeld voor kinderen (6+), wordt het verhaal gepresenteerd als een tijdloos sprookje over Zieltje, `de ijdele prins' en `de mooie, jaloerse koningin'. Veel elementen uit het traditionele verhaal hebben een plaats gekregen, maar gezien het eigen karakter en doel van de voorstelling zijn vooral de sprookjesachtige en dramatische elementen aangezet. Zo kent het verhaal geen orakel, maar wordt de vader van Psyche door de mooie koningin voor de keus gesteld: of zijn dochter uitleveren, of onthoofd worden. Voor wat extra tragiek zorgen onder meer een `monster', dat zich uiteindelijk voor Psyche liefdevol opoffert. Aan het slot op de bruiloft van Zieltje en de prins, danst de (verzoende) koningin zelfs met Psyche's vader. De familievoorstelling zal in het theaterseizoen 2001-2002 worden gespeeld door het Opera-gezelschap Xyniks uit Amsterdam. Tekst: Imme Dros, muziek: Fons Merkies. Meer informatie over plaatsen en data: Xyniks, e-mail xyniks@xs4all.nl; tel. 020-617 50 23. Ik dank Imme Dros voor de informatie over de opera-voorstelling en Rudi van der Paardt voor het kritisch lezen van dit artikel.
latest changes here: 30-07-2012 16:01 |
|