tekst
naschrift
|
(Twee gedichten van Martialis
vertaald t.b.v. artikel door Olivier Hekster)
tekst gepubliceerd in: Stephan Mols, Olivier
Hekster, Eric Moormann (red.), Romeinse decadentie, pracht en praal in de
Romeinse keizertijd, Vantilt, Nijmegen
2008 [ISBN 978 90 77503 91 1], p. 21-22
Wereldwonder
De pracht der piramiden? Caesar, lach erom!
Ook Memfis rept niet meer van 'Wonderwerk'.
Want hoeveel groter is dit Palatijns paleis?
Echt, zoiets fraais is wereldwijd uniek.
Het lijkt of zeven heuvels hier bijeen verrijzen:
Pelion op Ossa prijkte lager.
't Werk doorklieft de ether, en in sterrenpracht
weerklinkt de donder van zijn klare nok,
die zich verzadigt aan 't verborgen zonnelicht
vóór Circe sporen van haar vader ziet.
Zo reikt dit huis, Augustus, tot de sterren, ja,
't is hemelhoog. Maar kleiner dan zijn Heer.
(Martialis, 8,36)
Verschil
De schatten van het Palatijns paleis
staan nu voor onze ogen en de goden.
Jupiter bewondert Scythisch vuur van
groenig goud, verbijsterd om de praal,
de zware luxe van de wrede vorst.
Zie: bekers die de Dondergod betamen,
die zijn eigen schenker ook betamen...
Steenrijk zijn wij nu met Jupiter.
Maar onlangs nog -- o, schande dit te zeggen --
waren wij met Jupiter straatarm.
(Martialis 12,15)
|
Radboud Universiteit
Faculteit
Letteren
GLTC
Vantilt
|