De eerste
kloosters in West-Europa dateren uit de late
oudheid. Ze werden gesticht naar het
voorbeeld van de al veel oudere kloosters in
Palestina, Syrië en vooral Egypte. Als de
belangrijkste stichter en vader van het
westers monnikendom geldt Benedictus van
Nurcia (ca. 480-550).
Voor het dagelijks leven in zijn kloosters
schreef Benedictus een Regel. Deze tekst, na
de bijbel vermoedelijk het meest gelezen
boek uit de Middeleeuwen, berustte op oudere
modellen, maar bezit een heel eigen
karakter. Waar in de oude kloosterregels de
nadruk lag op discipline en ascese, is
Benedictus opmerkelijk mild van toon.
Het menselijk karakter maakt de regel tot
meer dan het historisch belangwekkend
document dat het is. Ook niet-christenen in
een geseculariseerde eeuw kunnen er kracht
en inspiratie uit putten: regelmaat,
authenticiteit, zuiverheid en aandacht voor
de dingen die je doet, zijn waarden van alle
tijden.
Deze vertaling, in een mooie handzame
uitvoering, maakt de beroemde monniksregel
toegankelijk voor een Nederlands
publiek. De uitgebreide toelichtingen, via
inleiding en noten, bieden de lezer tal van
mogelijkheden tot verdieping en reflectie.
Eerdere uitgave:
De
regel
van
Sint-Benedictus
vertaald en toegelicht door Vincent
Hunink Athenaeum - Polak & Van Gennep,
Amsterdam 2000
(2e druk (pocketuitgave) 2003;, 3e druk 2007,
4e druk 2008)
(100p.; EUR 9,95; ISBN 978 90 253
0189 7)
Tekstfragment
Dagelijks
handwerk (48)
Ledigheid is
de vijand van de ziel. Daarom dienen de broeders
zich op bepaalde tijden bezig te houden met
handwerk en op bepaalde andere uren met
geestelijke lezing. Wij menen de tijden voor
beide als volgt te moeten indelen.
Van Pasen tot
1 oktober verrichten de monniken na de priem de
nodige werkzaamheden tot een uur of tien. Van
tien uur tot het uur van de sext wijden zij zich
aan lectuur. Na de sext en de daaropvolgende
maaltijd rusten ze op hun bed. Ze doen dat in
alle stilte, en als iemand eventueel wil lezen
doet hij dit op zo'n manier dat het niet storend
is voor anderen. De none wordt wat vervroegd
naar ongeveer half drie. Daarna doet men weer
het nodige werk tot aan de vespers.
Als de
omstandigheden ter plaatse of armoede het
noodzakelijk maken dat zij persoonlijk de oogst
binnenhalen, moeten zij daarover niet ontstemd
zijn. Want dan pas zijn ze werkelijk monniken
als ze leven van het werk van hun handen, zoals
ook onze vaders en de apostelen. Maar `alles met
mate', dit met het oog op de broeders die snel
het hoofd laten hangen.
Van 1 oktober
tot het begin van de vasten wijdt men zich tot
acht uur aan lezen. Om acht uur bidt men de
terts, waarna ieder tot de none aan de hem
opgedragen taak werkt. Bij het eerste signaal
van de none leggen allen hun werk neer en
wachten tot het tweede signaal klinkt. Na de
maaltijd wijdt men zich aan de eigen lectuur of
aan psalmen.
Gedurende de
vastenperiode wijdt men zich 's ochtends tot
negen uur aan de eigen lectuur, waarna men tot
vier uur aan de opgedragen taken werkt.
In die
vastenperiode ontvangt ieder een boek uit de
bibliotheek, dat van begin tot eind volledig
gelezen wordt. Deze boeken worden verstrekt aan
het begin van de vasten. Het is hierbij wel van
groot belang om een of twee ouderen aan te
wijzen, die op de uren waarop de broeders zich
wijden aan lectuur rondgaan in het klooster. Ze
moeten dan kijken of er niet ergens een broeder
ten prooi is aan lusteloosheid en zit te luieren
of te kletsen en zich niet concentreert op zijn
lectuur, en daarmee niet alleen zichzelf
tekortdoet maar ook anderen afleidt. Als zo'n
broeder onverhoopt ergens wordt aangetroffen,
krijgt hij een- en andermaal een vermaning.
Betert hij zich niet, dan wordt hij openlijk
berispt, op een manier die beducht maakt.
Een broeder
zoekt geen contact met een andere broeder op de
verkeerde uren.
Op zondag
wijdt iedereen zich aan lectuur, behalve degenen
die voor diverse taken zijn aangewezen. Als
iemand zo ongeïnteresseerd en lui is dat hij
niet wil of niet kan studeren of lezen, geeft
men hem iets te doen zodat hij wat om handen
heeft. Zieke of verzwakte broeders krijgen een
werk of taak opgedragen waardoor ze niet met de
handen over elkaar zitten maar ook niet door
zware inspanningen overbelast of onwillig raken.
De abt moet rekening houden met hun zwakte.
Recensies
'
Vroegere vertalingen, ook in andere talen,
hadden vaak een zekere verhevenheid; de
tekst was geheiligd door de geschiedenis.
Huninks taal is gewoner, Hij laat de meester
de leerling ook tutoyeren. De Regel lijkt
weer op wat hij is: een werkboek.'
Kees Fens in De Volkskrant 17 juni
2000
'de
ideale
cursus timemanagement'
Marjoleine de Vos in NRC Handelsblad
3 juli 2000
'eigentijdse
vertaling'
Jan Greven in Trouw 24 oktober 2000
'(...)
Toch
doet Vincent Hunink - die een vertaling
maakte die niemand voor vragen stelt - een
haast aandoenlijke poging Benedictus tegen
moderne vooroordelen in bescherming te
nemen'
Hans Warren in de Provinciale Zeeuwse
Courant 18 augustus 2000
'fris,
eigentijds,
toegankelijk'
Wam de Moor in De Gelderlander 21
juli 2000
'en
résumé:
à mon avis, la traduction n'est pas assez
attentive au processus spirituel, au sens
fort de ces deux termes, qui se trouve dans
la Règle, mais, pour ma lecture de
la Règle, je ne voudrais pas être
privé de cette édition.' Walter Meeus in Collectanea
Cisterciensia 2001,85-86[ uitgebreide
versie: Nederlands artikel door idem in Benedictijns
Tijdschrift 2001, nr 1, 37-44 ]
'heldere,
moderne
vertaling'
H.F.J. Horstmanshoff in De Stroom
(Stichting Het Apostolisch Genootschap),
2000,10, 21
plezierig
leesbare
nieuwe vertaling'
Pierre Valkering in De Bazuin 13
oktober 2000
'fraaie
vertaling'
Joris Bekkers in Impuls
(straatmagazine Nijmegen/Arnhem) nr. 55,
2000.
COLUMN
door Ger Groot, in: De
Groene Amsterdammer, 30-8-2003
‘We zijn
gemakzuchtig en nalatig en we leven
verkeerd. Het schaamrood zou ons op
de kaken moeten staan.’ Zo eindigt,
afgezien van een korte aansporing
tot de navolging ervan, de Regel
van
Sint-Benedictus, die zojuist
in een nieuwe vertaling bij
Athenaeum – Polak & Van Gennep
is verschenen. Het valt moeilijk uit
te maken wat het meeste verbaast: de
bittere kritiek van cultuur en zeden
die een hedendaagse ecologist of
opwekkingschristen niet zou hebben
misstaan, of het verschijnen van dit
zesde-eeuwse geschriftje bij een
uitgeverij van literaire klassieken.
Klassiek is de Regel zeker. Volgens
vertaler en toelichter Vincent
Hunink is hij zelfs een van de
invloedrijkste westerse teksten
aller tijden. Benedictus van Nursia
schreef hem met een praktisch
oogmerk: de inrichting van een
monastiek leven dat zelfs in zijn
tijd al dreigde te ontsporen. De Regel begint met een
filippica tegen monniken die maar
deden wat hun goeddocht: ‘Al hun
meningen en keuzes noemen ze heilig,
maar als ze ergens geen zin in
hebben vinden ze het “niet
toegestaan”.’
Daartegenover bracht
Benedictus een strenge regel in het
geweer, die voorschreef dat monniken
in gemeenschap moesten leven,
soberheid moesten betrachten - maar
niet teveel - en naast te bidden ook
met de handen dienden te werken. De
orde die hij in Monte Cassino in het
leven riep zou de levensader worden
die de antieke cultuur verbond met
die van het middeleeuwse hoogtij.
Viel het met de
gestrengheid van Benedictus – de
tijden in aanmerking genomen – wel
mee, zoals Hunink schrijft?
Opmerkelijk is de soepelheid waarmee
de schrijver van de Regel zijn eigen
bepalingen relativeert. Nauwkeurig
wordt de volgorde bepaald waarin
tijdens het uurgebed de psalmen
gelezen moeten worden, maar aan het
eind staat alles weer op losse
schroeven: ‘Wie deze indeling minder
geslaagd vindt [moet] maar een
andere aanhouden als hij een betere
weet.’
Rigide was de Regel dus niet, maar
een vrolijke boel zal het in de
kloosters daarom nog niet geweest
zijn. ‘Moppen vertellen, nutteloos
geklets of grappenmakerij: dat
willen wij voorgoed en overal
uitgebannen zien,’ schrijft
Benedictus die niet veel met humor
lijkt te hebben opgehad. ‘Niet snel
geneigd zijn tot lachen’ keert nog
eens terug als ‘de tiende trede van
nederigheid’ en dat is al bijna het
summum van monastieke deugdzaamheid.
Of hamert hij zo herhaaldelijk op de
vrome ernst omdat de praktijk
hardnekkig weigerde zich naar zijn Regel
te voegen?
Slecht kan het leven
in de orde van Benedictus in ieder
geval niet geweest zijn, al waren
zweepslagen nog een heel gewone
straf voor onhandelbare broeders.
‘Een kwart liter wijn per persoon
per dag moet voldoende zijn,’
antwoordt de stichter op de vraag
hoeveel er dagelijks mag worden
gedronken. Dat klinkt nu
uitgesproken ruimhartig en dat was
het ook voor Benedictus al.
‘Eigenlijk is wijn niets voor
monniken,’ merkt hij op, maar geeft
het realisme direct weer de
overhand: ‘In onze dagen kan men
monniken hiervan niet meer
overtuigen. Laten we dan tenminste
afspreken dat we niet drinken tot
volle verzadiging toe.’
Ook de zesde eeuw
had nu eenmaal zijn reden om te
klagen over zedenverval en
geestelijke zwakheid, zoals de eeuw
van Cicero en dáárvoor die van
Homerus die ook al hadden gehad.
Historische ironie is het ongewilde
effect van de Regel,
wanneer die vandaag de dag gelezen
wordt. Maar bereikt hij ook wat hij
wilde
bereiken: een veredeling van het
hart door aandachtig werk en
eerbiedig gebed? Misschien bij een
enkeling, die het boek omwille van
die zieleadel ter hand neemt – maar
die zal eerder naar een meer
klassieke, spirituelere uitgave van
het boekje gegrepen hebben.
De literaire editie
die nu verschenen is, zou hem en
Benedictus waarschijnlijk veel te
frivool geweest zijn, als de laatste
zich al zoiets als ‘literatuur’ had
kunnen voorstellen. Zelfs als hij,
ongemerkt en ongewild, een
letterkundig meesterwerk geschreven
had, zou zo’n lezing van zijn Regel hem niet alleen
bevreemd maar ook ontstemd hebben.
In onze wereld van de literatuur zou
hij waarschijnlijk een voorgeborchte
van de hel hebben gezien. Het
literaire a
priori dat wij van de
romantiek hebben geërfd, maakt alles
wat daarvóór geschreven is een
beetje onbegrijpelijk – en
omgekeerd.
(overgenomen
met
toestemming van de auteur)
---
Interview met Jaco van
der Knijff in R e f o r m a t o r i s c
h D a g b l a d van donderdag
6 november 2014:
"Bijna vijftien eeuwen geleden
formuleerde een monnik in Italië een
leidraad voor het kloosterleven. De Regel
van Benedictus inspireerde in de loop der
eeuwen talloze mannen en vrouwen die in
afzondering hun leven aan God wilden wijden.
De nieuwste uitgave van de regel wil echter
juist de hedendaagse seculiere mens
bereiken.
Rond 530 schrijft Benedictus van
Nursia in het klooster op de berg Montecassino
(tussen Rome en Napels) zijn richtlijn voor
het kloosterleven. Hij maakt daarbij gebruik
van eerdere kloosterregels en -tradities uit
Oosten en Westen, zoals de anonieme Regel van
de Meester en de richtlijnen van onder anderen
Basilius van Caesarea en Augustinus.
In zijn regel geeft Benedictus na
een proloog instructies voor het
kloosterbestaan: leven onder een regel, een
abt en een gelofte. Vervolgens beschrijft hij
de basishouding van de monnik: die bestaat uit
gehoorzaamheid, zwijgzaamheid en nederigheid.
Uitgebreid komt de invulling van de dagelijkse
gebedsdiensten aan de orde. Veel praktische
zaken over het samenleven in een klooster
passeren daarna de revue. In het laatste deel
staan de deugden van de monnik centraal.
Deze Regula Benedicti gaf destijds
een belangrijke impuls aan het opkomende
monnikendom in het Westen en kreeg een brede
verspreiding door Europa. Benedictus wordt
daarom wel de vader van het kloosterleven in
de Latijnse Kerk genoemd. Talrijk is het
aantal vertalingen en edities van de regel.
Toch verschijnt er zaterdag opnieuw
een uitgave. In de Sint-Willibrordsabdij in
Doetinchem presenteert uitgeverij Damon
(Budel) het boek Regel. Richtsnoer voor
monastiek leven . De vertaling is van de hand
van dr. Vincent Hunink van de Radboud
Universiteit Nijmegen, terwijl de tekst is
ingeleid en van aantekeningen voorzien door
kloosterling Thomas Quartier en monnik Guerric
Aerden.
Houvast
Vertaler dr. Hunink (1962) vertelt
dat de Regel al sinds zijn studententijd een
rol speelt in zijn leven. Ik ben
rooms-katholiek opgevoed. In de loop van mijn
studie stuitte ik per ongeluk op deze Regel.
Ik ben er braaf elke dag een stukje uit gaan
lezen en wat ik las, trok me. Wat dat was? Het
geheimzinnige van deze richtlijn is dat het
een strak schema lijkt, maar dat hij meer wil
zijn. Het is geen wetboek of dictaat. In feite
ademt de regel een heel andere geest. Hij wil
houvast en steun geven in het dagelijks leven.
Voor uitgeverij Athenaeum vertaalde
Hunink een aantal teksten uit het Latijn. Op
enig moment vroeg hij of het geen idee was de
Regel van Benedictus voor een breder publiek
toegankelijk te maken. Die vertaling kwam er,
in 2000: een laagdrempelige uitgave met weinig
toelichting. Welk publiek Athenaeum op het oog
had? Hunink: Zeg maar het NRC-publiek. Mensen
met een degelijke vooropleiding,
geïnteresseerd in de westerse cultuur,
inclusief de christelijke traditie. Er zijn
wel zes drukken verschenen, zo'n 7000
exemplaren.
Voor de uitgave van Damon is nu
Huninks vertaling opnieuw gebruikt, maar deze
keer uitvoerig geannoteerd en ingeleid. Niet
door Hunink, maar door ingewijden uit het
kloosterleven. Het was heel leuk om met Thomas
Quartier en Guerric Aerden samen te werken ,
aldus Hunink. Dat past wel bij deze Regel: om
de competentie van anderen in te schakelen. De
nieuwe uitgave vormt een onderdeel van de
serie Middeleeuwse Monastieke Teksten van
Damon.
Dagritme
Wat zien mensen van nu in een
kloosterregel van vijftien eeuwen geleden?
Hunink: Ik denk het fraaie soort dagritme. Het
goede en schone; je kunt het ook God noemen.
Mensen zien blijkbaar in dat er grotere
waarden zijn dan consumeren en verteren. En
ook de waarde van het gemeenschapsleven.
Volgens Hunink kan de Regel heel
makkelijk vertaald worden naar het leven van
alledag. Als Benedictus voorschrijft dat de
keldermeester in het klooster met aandacht
zijn werk moet doen en zuinig moet zijn, dan
houdt dat mij de spiegel voor: Doe ik de
dingen met de juiste aandacht en liefde? Als
ik in de ict-sector werk en computers verkoop,
heb ik dan respect voor mijn klant? Benedictus
schrijft dat een abt niet gericht mag zijn op
zijn eigen voordeel. Dat is makkelijk te
vertalen naar de manager die zichzelf niet met
bonussen mag verrijken, maar het welzijn van
zijn personeel op het oog moet hebben.
Nederigheid en zwijgzaamheid zijn nu
niet deugden die anno 2014 populair zijn,
erkent Hunink. Zwijgzaamheid kan ik nog wel
vertalen: Waarom moet ik altijd met mijn grote
mond vooraan staan? Onderdanigheid vind ik
moeilijker; je wilt je niet klein laten maken.
Maar wat je er wel uit kunt leren, is dat je
niet te groot moet zijn om een advies van
iemand aan te nemen. Ik ben niet de koning van
alles.
Dat de Regel van Benedictus na zo
veel eeuwen nog steeds mensen aanspreekt,
getuigt volgens de vertaler van de klasse en
grootheid van de auteur. Het was niet de
eerste regel. Maar als je bijvoorbeeld de
Regel van de Meester, het directe voorbeeld
voor Benedictus, bekijkt, dan zie je direct
het verschil: dat is echt een wetboek. Bij
Benedictus is het echter niet dichtgetimmerd:
hij biedt houvast, maar zorgt tegelijk dat er
ruimte blijft. Mooi is bijvoorbeeld dat hij,
wanneer hij tot in detail heeft verteld hoe de
psalmen dagelijks moeten worden gezongen, aan
het eind schrijft: als iemand een andere
volgorde wil hanteren, is dat ook goed.
Geweldig! Hij geeft een systeem, maar zegt
tegelijk dat het maar relatief is.
Sommige zaken, zoals lijfstraffen,
werken vervreemdend, zegt Hunink. Maar ook dan
merk je dat Benedictus uit mededogen schrijft.
Mensen moeten een tweede kans krijgen. De hele
Regel is met een warm hart geschreven, met
steeds als doel de eenheid en het welzijn van
de gemeenschap.
Moeilijk te overtreffen
Inleider Guerric Aerden, monnik van
de abdij van Westmalle (zie kader), noemt de
Regel van Benedictus een diep-spirituele tekst
die ook niet-christelijke en ongelovige mensen
kan aanspreken. Mensen leven vandaag de dag in
een amalgaam van denkstromingen, mobiliteit en
informatie. Spiritualiteit is een soort
supermarkt geworden. Juist in zo'n context kan
een geregeld, geordend leven heel behulpzaam
zijn. Hij zegt er zeker van te zijn dat veel
mensen op zoek zijn naar een diepere dimensie
in het leven. Deze oude tekst van Benedictus
vormt dan een onuitputtelijke bron van hoe je
een transcendente dimensie kunt geven aan het
gewone maatschappelijke leven.
Veel van de Regel is niet toepasbaar
voor mensen die niet in een klooster leven,
erkent de monnik. Maar je kunt een aantal
dingen wel inbouwen. Een stuk stiltebeleving
bijvoorbeeld, en een nederige levenshouding.
Gehoorzaamheid ook, een kernwaarde in deze
regel. En heel fundamenteel:
luisterbereidheid.
Hoe het mogelijk is dat een
richtlijn uit de 6e eeuw nog zo actueel kan
zijn? Dat komt doordat deze regel geen
egodocument is van ene Benedictus, maar de
neerslag vormt van eeuwenlange ervaring. De
Regel geeft zijn boodschap niet zomaar prijs.
Er zitten veel lagen in. Een paar honderd jaar
ervaring van oosterse en westerse monniken
komt in deze regel in een geweldige synthese
bij elkaar.
De bijzondere balans die Benedictus
weet te vinden, het evenwicht, maakt volgens
Aerden dat deze regel in de monastieke wereld
nooit overtroffen is. Er zijn wel andere
regels. De bedelorden bijvoorbeeld,
franciscanen en dominicanen, hebben hun eigen
regel. Zij zijn ook meer op een pastoraal
leven gericht. Maar in zijn genre is de Regel
van Benedictus een unicum en moeilijk te
overtreffen.
De Regel in Westmalle
Psalmen in de nacht
De abdij van Westmalle, een klooster
in de buurt van Antwerpen, behoort tot de orde
van de trappisten. Wij zijn rurale monniken ,
zegt de cisterciënzer monnik Guerric Aerden
(1955). Wij wonen nooit in de stad maar altijd
op het platteland. We hebben in feite een
grote boerderij met veel vee. Verder doen we
aan handenarbeid: bier brouwen, kaas maken,
brood bakken.
De Regel van Benedictus is nog
altijd het uitgangspunt voor de abdij. Niet in
detail, want veel dingen zijn tijdgebonden.
Maar wel in grote lijnen. Wij leven in
gemeenschap; we zijn geen kluizenaars. We
leven onder de Regel en onder een abt. Drie
grote pijlers geven structuur aan het
dagelijks leven: de handenarbeid, het
koorgebed ( opus Dei , werk Gods) en de lectio
divina (het mediterend lezen van Bijbel en
kerkvaders).
Aerden heeft in de abdij de functie
van novicemeester en cantor. Dat laatste
betekent dat ik de schola leid, die de
Latijnse stukken voorzingt tijdens de
koorgebeden. Ik probeer het muzikale aspect
van het koorgebed op peil te houden. Ook geef
ik wekelijks zangles.
De Regel van Benedictus schrijft
overdag zeven koorgebeden voor, naast het
nachtelijke officie. Nu hanteren wij niet de
tijdsaanduiding van toen. Ons leven is ook
complexer met zaken als internet en telefoon.
Bovendien waren er bij Benedictus werklui in
het klooster die het werk deden, zodat de
eigenlijke monniken zich konden wijden aan het
koorgebed.
In de abdij van Westmalle is het
geheel daarom ingekort. Het nachtelijk
koorgebed is om 4.15 uur. Om 7.00 uur zijn de
lauden. De terts wordt om 10.45 uur gehouden,
waarbij ook de eucharistie wordt gevierd. 's
Middags zijn er de none (14.00 uur) en de
vespers (17.15 uur), waarna de dag met de
completen (19.30 uur) wordt afgesloten.
Worden alle psalmen elke week
gezongen? Aerden: Wij zingen de psalmen in
twee weken. Dat is in bijna alle kloosters zo.
Tijdens de nachtgetijden klinken bij ons
bijvoorbeeld geen twaalf maar zes psalmen. Dat
heeft ermee te maken dat het Latijn van
vroeger veel meer samengebald is. Dan zing je
een psalm vlugger. Wij zingen de psalmen in
het Nederlands, waardoor het trager gaat. Maar
ze komen in twee weken allemaal aan bod, ook
de vloekpsalmen.
Het vieren van de getijden vormt een
kerntaak van de monastieke gemeenschap.
Zevenmaal daags (naar Psalm 119:164) komen de
kloosterlingen bijeen voor het koorgebed: bij
lauden, priem, terts, sext, none, vespers en
completen. Daarnaast zijn er de nachtgetijden:
in de wintertijd om 2.00 uur, na Pasen wat
later.
Tijdens de getijden klinken
lezingen, worden gebeden uitgesproken en wordt
er gezongen. Vooral over dat laatste schrijft
Benedictus uitvoerig. Er moeten oudkerkelijke
hymnen klinken en de zogenoemde cantica:
berijmde Schriftgedeelten zoals de Lofzang van
Mozes en de Lofzang van Zacharias. Maar
centraal staan de psalmen: zij vormen het
kernstuk van het getijdengebed , aldus de
toelichting. Per gebedsmoment overdag worden
er drie à vier psalmen gezongen. In de Regel
wordt een schema ontwikkeld waarbij alle 150
psalmen over één week worden verdeeld: iets
wat vergeleken met eerdere regels vernieuwend
is.
De completen en de nachtwake
(vigilie) komen in het weekschema niet terug.
Die kennen hun eigen psalmen. Tijdens het
nachtofficie worden maar liefst twaalf psalmen
gezongen. Tijdens het nachtelijk koorgebed van
zondag moet standaard, bij wijze van begin,
Psalm 21 gezongen worden. Benedictus laat de
monniken altijd met Psalm 21 beginnen. In het
psalter is dit de eerste tekst die als
paaslied geduid en gezongen kan worden , aldus
de toelichting.
Wie zijn
indeling minder geslaagd vindt, kan gerust een
andere hanteren, schrijft Benedictus. Als hij
in ieder geval maar goed oplet dat elke week
het volledige psalter, 150 psalmen, ten gehore
wordt gebracht, en dat bij de vigilie van
zondag altijd weer opnieuw begonnen wordt.
Want het is wel een bijzonder geringe blijk
van toewijding wanneer monniken in de loop van
een volle week minder zingen dan het volledige
psalter met de gebruikelijke cantica. We
kunnen lezen dat onze heilige vaders dit
energiek op één dag volbrachten! Wij zouden
dat in onze slapheid dan toch moeten kunnen
opbrengen in de loop van een hele week."
===
Interview
met R
i e n v a n d e
n B e r g in: Nederlands
Dagblad, maandag 10 november 2014, p.5: