De
vertalers
Drs. Joke Gehlen-Springorum
(1940) studeerde klassieke taal- en
letterkunde aan de toenmalige Katholieke
Universiteit Nijmegen. Gedurende
vijfentwintig jaar was zij als docente
verbonden aan het katholiek gymnasium
Rolduc te Kerkrade.
Dr. Vincent Hunink (1962) is als
docent en onderzoeker Latijn verbonden aan
de Radbouduniversiteit Nijmegen. Hij
publiceerde Nederlandse vertalingen van
onder meer Caesar, Apuleius, Tacitus en de
kerkvaders Athanasius en Benedictus.
Drs. Hans van Reisen (1957)
studeerde theologie in Utrecht en was tussen
1985 en 1989 als wetenschappelijk assistent
verbonden aan de toenmalige Katholieke
Theologische Universiteit te Utrecht. Sinds
de oprichting van het Augustijns Instituut
is hij daar werkzaam als studiesecretaris.
Drs.
Annemarie Six-Wienen (1968) studeerde
Nederlandse taal- en letterkunde aan de
Universiteit Utrecht. Jarenlang was zij
docente in het middelbaar
onderwijs. Voorts was zij werkzaam bij het
Ministerie van Binnenlandse Zaken. Sinds
2010 studeert zij theologie aan de Vrije
Universiteit (Amsterdam)
Hans, Joke,
Annemarie en Vincent, maart 2007,
Het
vertaalteam: Annemarie, Vincent, Joke,
Hans - foto Ingrid van Neer, 22-6-2002
Tekstfragment
De laatste preek uit de bundel is
tevens de kortste.
Besproken Schrift-passage: Lucas
16,19-31
SERMO 367
STUUR VAST IETS VOORUIT
[i] Gezegende en geliefde broeders en
zusters, u hebt goed opgelet. Volgens mij hebt
u net als ik heel goed de overvloed van de
rijke man en de armoede van de bedelaar voor
ogen gekregen: de een kwam om in het voedsel,
de ander kwijnde weg van de honger. Allebei
mens, allebei van vlees, allebei sterfelijk,
maar niet allebei gelijk. Dezelfde natuur,
maar niet hetzelfde leven. Allebei niet
bestand tegen de dood. Toch zat de een
feestelijk te dineren en lag de ander in zijn
vodden te creperen. De een genoot van de
verfijnde van zijn koks, de ander wachtte op
de kruimels die van tafel vielen.
Laat nu de rijken luisteren die geen
barmhartigheid kennen! Laat ze horen dat wij
allemaal geboren worden onder dezelfde wet,
dat wij leven in hetzelfde licht, dat wij
dezelfde lucht inademen en dat wij ook
eenzelfde dood sterven! Ook als de dood niet
tussenbeide kwam zou de arme bezwijken.
Hier ligt Lazarus, naakt en onder de
zweren: op de handen van engelen wordt hij
naar Abrahams schoot gedragen.' En daar heb je
de rijke, weldoorvoed en prachtig uitgedost:
hij wordt opgesloten in de kerker van de
onderwereld. Waar is nu dat kleed van het
fijnste linnen? Waar dat leven in overvloed,
die overdaad aan rijkdom? Gaat door de dood
niet alles als een schaduw voorbij?
'Wij hebben in deze
wereld niets meegebracht,' zegt de apostel
Paulus, 'en kunnen er ook niets uit
meenemen." Er valt niets mee te pakken of te
graaien. Stel dat we iets konden meenemen,
zouden wij mensen elkaar dan niet levend
verslinden? Wat is dat toch voor hebzucht,
voor begerigheid? Zelfs wilde beesten weten
maat te houden: ze roven alleen als ze
honger hebben, maar sparen de buit als ze
verzadigd zijn. Alleen de hebzucht van de
rijken is onverzadigbaar. Altijd zijn ze op
rooftocht, nooit hebben ze genoeg. Aan God
noch mens laten zij zich iets gelegen
liggen. Zij sparen hun vader niet en kennen
hun moeder niet, hun broers zijn ze
ongehoorzaam en hun vrienden ontrouw. De
weduwen onderdrukken ze, het bezit van de
wezen nemen ze in beslag. Vrijgelatenen
maken ze weer slaaf, testamenten vervalsen
ze. De spullen van de doden pikken ze in,
alsof wie
dat
doet zelf nooit sterft! Wat is dat toch voor
dwaasheid van de ziel? Het leven verliezen
en de dood zoeken, goud najagen en de hemel
kwijtraken! Er is geen mens die aan God
denkt; daarom staat hun bij de dood het
oordeel te wachten.
[2] Terecht werd tegen de rijke
gezegd: 'Jij hebt het heel je leven goed gehad
en Lazarus altijd slecht. Nu wordt hij hier
getroost en lijd jij pijn.` Laat de rijken die
geen barmhartigheid kennen dit horen! Laat ze
horen dat iedereen die weigert hulp te bieden
straf krijgt. Laat ze horen dat de arme
verkoeling vindt, laat ze horen dat de rijke
zwaar gestraft wordt en moet branden. 'Vader
Abraham,' zegt hij, 'stuur Lazarus om de
toppen van zijn vingers nat te maken met water
en er mijn tong mee te verkoelen, want ik lijd
hevig in dit vuur.' Maar Abraham zei: 'Vergeet
niet, mijn zoon, datje het heel je leven goed
hebt gehad en Lazarus altijd slecht.'
Rijkdom en straf worden tegen elkaar
afgewogen, net als armoede en verkoeling,
purper en vuur, naaktheid en verkwikking. Zo
is de balans in evenwicht en wordt er niet
geknoeid met de maat. 'Met de maat waarmee u
meet,' zegt de Heer, 'zult u gemeten worden.`
De rijke wordt onbarmhartig gestraft omdat hij
zelf ook geen barmhartigheid kende tijdens
zijn leven. Het verzoek van de rijke in het
vuur wordt niet ingewilligd omdat hij het
verzoek van de arme op aarde niet inwilligde.
[3] Rijk en arm zijn elkaars
tegenpolen, maar toch, ze hebben elkaar ook
nodig. Ze zouden niets tekortkomen als ze
elkaar ondersteunden. Ze zouden geen problemen
hebben als ze elkaar hielpen. De rijke is
gemaakt voor de arme en de arme voor de rijke.
Het is aan de arme om te vragen, aan de rijke
om te geven. Het is aan God om het kleine en
het grote in balans te brengen. Met een beetje
barmhartigheid van de rijke ontstaat er grote
overvloed. De akker van de arme is vruchtbaar
en draagt snel vrucht voor zijn heer. De arme
is de weg naar de hemel waarlangs we bij de
Vader komen. Begin dus met weg te geven als u
de weg niet kwijt wilt raken.
Maak nog tijdens uw leven de boelen
los waarmee u aan uw erfdeel zit
vastgeklonken. Dan kunt u als vrij mens op weg
gaan naar de hemel. Werp de last van de
rijkdom van u af, werp uw zelfgekozen boelen
af, werp alle angst en zorgen van u af
waardoor u al zoveel jaren wordt gekweld. Geef
aan wie vraagt, om zelf te kunnen ontvangen.
Schenk aan de armen als u niet wilt branden in
het vuur.
Geef
op aarde aan Chnistus: dat geeft Hij u dan in
de hemel terug. Vergeet wat u bent en bedenk
wat u zult zijn. Uw huidige leven is broos en
loopt uit op de dood. Niemand kan hier
blijven, we moeten allemaal naar de overkant.
We gaan met tegenzin. We willen helemaal niet
weg, want we zijn slecht. Maar als we iets
vooruit sturen, komen we niet in een leeg
huis. En wat sturen we dan vooruit? Wat we de
armen geven! Wat we hier bijeengraaien raken
we helemaal kwijt.
latest changes here:
16-02-2024