|
TACITUS
Historiën
vertaling Vincent Hunink
Amsterdam 2010 (1e, 2e, 3e dr.)

3e dr.
ISBN 978 90 253 6795 4; pb., 307 blz.; EUR
19,95
Een van Tacitus' grote, beroemde werken.
Geliefd en berucht om zijn stijl. Opwekkend in
zijn bodemloze somberheid: nooit eerder is van
Rome's ontwikkeling zo'n gitzwart beeld
geschetst.
Tacitus
vertelt over burgeroorlog en verlies van alle
waarden. Over een Romeinse wereld in verval.
Hij doet dat
in adembenemend, bloedstollend Latijn, dat tot
in het uiterste compact gemaakt is. 'Geen
woord teveel' is dan ook een van de
doelstellingen in deze nieuwe
Nederlandse vertaling. Het is een weergave die
nadrukkelijk hoekig en dwars wil zijn,
bondig en poëtisch, juist om Tacitus'
woordkunst te laten zien. De diepe kwaadheid
en bitterheid van de auteur keren terug in een
wrokkig, bijtend Nederlands, zoals in
klassieke vertalingen nog niet is vertoond.
De vertaling is dus geen vlot leesbare tekst
om bij achterover te leunen. Het is opgezet
als een kunstwerk van taal, dat lezers tergt
en uitdaagt, meesleept en inzicht geeft. Al is
het dan vooral in de donkere kanten van mensen
en machten.
De vertaling
van de complete Historiën omvat de
eerder uitgebrachte teksten over de Opstand van de Bataven.
Dat materiaal is echter grondig herzien voor
deze nieuwe uitgave (ca. 1000 wijzigingen).
Het boek is
gepubliceerd in februari 2010. Een tweede druk
is verschenen eind mei 2010. Derde druk als
paperback oktober 2010.

1e/2e dr.
ISBN 978 90 253 6715 2; geb., 307 blz.; EUR
29,95
INLEIDING
Inktzwart. Hartgrondig somber. Dat is
het wereldbeeld van de Romeinse historicus
Tacitus.
De wereld waarin Cornelius Tacitus
(ca. 55-120) leefde was die van het Romeinse
keizerrijk. En inderdaad was daar het een en
ander misgegaan en scheefgegroeid sinds de
dagen van Julius Caesar de eerste echte
keizer, Augustus (keizer van 27 v.Chr. tot 14
na Chr.). Tacitus verging het als veel
collega-senatoren: in zijn hart was hij
volbloed republikein, die met grote
bewondering en nostalgie terugkeek naar de
periode van voor Caesar en Augustus.
Maar anders dan sommige tijdgenoten,
die soms letterlijk terug wilden naar die oude
tijd, besefte Tacitus dat de weg terug naar de
republiek van weleer onmogelijk was geworden.
Augustus had teveel zaken onomkeerbaar
veranderd en door het optreden van zijn
opvolgers was de alleenheerschappij in Rome
diep verankerd geraakt.
Bij 'goede' keizers was het nog niet
zo'n beroerd systeem, maar bij gevaarlijke
gekken zoals Caligula en Nero leverde het veel
problemen op. Om maar te zwijgen van de chaos
die kon uitbreken als de keizerlijke macht
betwist werd. Zoals het geval was in het
beruchte Vierkeizerjaar 69-70, toen het
Romeinse rijk toneel werd van een reeks
verwarrende burgeroorlogen om de macht. Galba,
Otho en Vitellius volgden elkaar snel op, en
de laatste werd uiteindelijk verslagen door de
eerste Flavische keizer, Vespasianus.
Over de verwikkelingen in dat jaar
schreef Tacitus zijn eerste grote
historiografische werk, de Historiën.
Daarvan is nu een gloednieuwe vertaling
verschenen.
De adembenemende openingsbladzijden
van het werk tonen het panorama van een
wereldrijk in gestaag verval. Nadruk op
neergang en verval is kenmerkend voor alle
Romeinse geschiedschrijving, maar Tacitus doet
er een duidelijke schep bovenop. In zijn visie
schudt het rijk werkelijk aan alle kanten op
zijn grondvesten. En menselijke waarden gaan
massaal aan de kant en dan zijn er nog
natuurrampen.
De meest liederlijke figuur van de
vier keizers in dit boek is ongetwijfeld
Vitellius. Tacitus beschrijft hem met nauw
verholen afgrijzen als een karikatuur van
alles wat een keizer zou moeten zijn. Een
Bourgondische lekkerbek die eten en drinken
stelt boven politiek, die niets doet als
ingrijpen vereist is en Rome's financiële
reserves er in een paar maanden doorheen
jaagt. Verkeerde beslissingen, verkeerde
raadgevers, machtwellustige helpers, die in
Rome zelfs de Capitolijnse tempel in brand
steken: Vitellius en zijn directe omgeving
vormen volgens Tacitus een regelrechte ramp
voor Rome. En natuurlijk wemelt het rondom hem
van intrigues, moordaanslagen en
complotten.
Het lezen van deze bloedstollende Historiën
doet pijn. Zeker bij wie leest met een
Romeinse blik à la Tacitus. De teloorgang van
Rome's wereldmacht doet pijn, alle gevallen
van schrijnend onrecht en machtsmisbruik,
mismanagement en massamoord doen pijn. En ook
beschrijvingen van slagvelden en rokende
puinhopen, achterbakse aanslagen en nutteloze
offers vormen geen lichte lectuur.
Het befaamde, uitgesponnen verslag
van de 'Bataafse opstand' in boek 4 en 5 is
trouwens ook pijnlijk voor lezers met
Germaanse sympathieën. Want onze vermeende
heldhaftige voorouders munten al evenzeer uit
in machtshonger, persoonlijke rancune,
verkeerd beleid, barbaarsheid, moord en
doodslag. Heel de Bataafse opstand, die zoveel
mensenlevens kost, loopt trouwens uit op
niets.
Pijn doet vooral ook Tacitus' stijl.
Zijn zinnen zijn tot het uiterste samengebald.
Vaak ontbreken essentiële onderdelen zoals
werkwoorden of voornaamwoorden.
Verbindingswoorden die teksten normaal
gesproken soepel leesbaar maken (maar, want,
dus, daarom) worden waar mogelijk weggelaten.
Het lijkt vaak of Tacitus
zo min mogelijk wil zeggen. Misschien
is het veelbetekenend dat zijn naam het
Latijnse woord is voor 'zwijgend': de taal van
deze Tacitus staat dichtbij een totaal
zwijgen. Dat heeft tot gevolg dat hij de lezer
vaak uitdaagt, voor raadsels stelt, zelf aan
het werk laat gaan. Tacitus' proza vraagt een
leeshouding en aandacht die gewoonlijk zijn
weggelegd voor poëzie.
Maar wie deze pijn wil lijden zal
merken dat het een aangename pijn kan zijn,
die sterke effecten heeft. Tacitus lezen staat
borg voor indringende leeservaringen en
plotselinge vergezichten. Voor een opwekkende
onderdompeling in hartgrondige
somberheid.
De nieuwe vertaling wil vooral een
literaire vertaling zijn, die recht doet
aan het uitzonderlijke karakter van Tacitus'
stijl. Daarom zoekt de vertaling welbewust de
grenzen van het Nederlands op.
FRAGMENT: de openingspassage
(1) Startpunt van mijn werk wordt het
consulaat van Servius Galba (zijn tweede) en
Titus Vinius.
De eerste 820 jaar na de stichting
van de stad zijn namelijk al door veel auteurs
beschreven: de geschiedenis van het Romeinse
volk, even welsprekend als vrijmoedig verteld.
Na de slag bij Actium, toen de vrede ermee
gediend was dat alle macht bij één man kwam,
was het gedaan met de grote talenten.
Tegelijk heeft men de waarheid op
allerlei manieren geweld aangedaan, ten eerste
door gebrek aan kennis van de politiek, als
betrof het andermans zaak, verder door
vleizucht of juist haat jegens de heersers. Zo
dacht niemand, tegenstanders noch meelopers,
aan latere generaties. Maar gunstbejag van een
schrijver leidt gemakkelijk tot afkeer,
terwijl zijn jaloezie en nijd daarentegen
gretige toehoorders vinden. Aan vleierij
kleeft immers de smaad van slaafsheid, aan
kwaadaardigheid de illusie van vrijheid.
Persoonlijk heb ik van Galba, Otho en
Vitellius gunst noch onrecht ervaren. Mijn
carrière is begonnen onder Vespasianus,
voortgezet onder Titus, nog verder gekomen
onder Domitianus – ik zal het niet ontkennen.
Maar wie een objectieve houding heeft beloofd
mag zich niet laten leiden door genegenheid of
haat jegens wie hij beschrijft.
Als ik tijd van leven heb, kom ik nog
toe aan het principaat van de goddelijke Nerva
en Trajanus' heerschappij, overvloedige,
minder gevaarlijke stof, die ik bewaar voor
mijn oude dag. Wat een zeldzaam gelukkige
tijd: je mag vinden wat je wilt, en zeggen wat
je vindt.
(2) Ik aanvaard een werk rijk aan
rampen, bol staand van strijd en verscheurende
opstanden, en zelfs bij vrede grimmig: het
bevat vier vermoorde keizers, drie
burgeroorlogen en tal van buitenlandse
oorlogen, veelal beide tegelijk. Voorspoed in
het oosten, tegenslagen in het westen. Er is
onrust in Illyrië, Gallië’s trouw wankelt,
Brittannië wordt bedwongen en weer opgegeven,
er zijn aanvallen van Sarmaten- en
Suebenstammen, er is roem voor Dacië door
toegebrachte en geleden nederlagen. En bijna
zelfs gewapende opstand van de Parthen door
het bedrog van een onechte Nero.
En Italië? Dat is aangeslagen door
rampspoed die nieuw was of na lange tijd
opnieuw toesloeg. Ravage en verwoesting in de
steden langs de vruchtbare kust van Campanië.
Rome geteisterd door brand, zijn oudste
tempels in de as gelegd, ja, het Capitool door
eigen burgers in brand gestoken. Religieuze
riten zijn bezoedeld, seksschandalen vinden
plaats in de hoogste kringen. De zee vol
ballingen. Rotseilanden bespat met bloed.
In de stad zelf ging het er nog
grimmiger aan toe. Adel en kapitaal, opgegeven
dan wel vervulde ambten: alles gold als
misdaad, deugdzaam gedrag betekende een wisse
dood. Verklikkers ontvingen beloningen, iets
wat men al evenzeer haatte als hun misdaden.
Sommigen veroverden priesterambten en
consulschappen, anderen bestuursfuncties en
machtsposities aan het hof. Alles werd
overhoop gehaald door haat en terreur. Slaven
die zich voor geld tegen hun meesters keerden,
vrijgelatenen tegen patroons. En wie geen
vijand had werd het slachtoffer van zijn
vrienden.
(3) Maar de periode was niet volkomen
arm aan kwaliteiten, ze leverde ook goede
voorbeelden op. Moeders die hun kinderen
vergezelden op de vlucht, vrouwen die hun
mannen volgden in verbanning. Dappere
familieleden, schoonzoons met ruggengraat,
slaven die zich trouw betoonden, zelfs onder
foltering. Beroemde mannen in uiterste nood
verduurden die dapper en vonden een einde
zoals de helden van weleer.
Naast velerlei menselijke lotgevallen
waren er aan de hemel en op aarde voortekenen.
Veelbetekenende bliksems en voorboden van de
toekomst dienden zich aan, gunstig of
onheilspellend, dubbelzinnig of helder. Nee,
nooit eerder viel het Romeinse volk aan zo
verschrikkelijke rampen ten prooi en nooit
waren de aanwijzingen zo overtuigend en
onmiskenbaar: de goden zijn er niet op uit ons
te beschermen, wel om ons te bestraffen.
(4) Voor ik mijn plan uitvoer lijkt een
terugblik mij wenselijk. Hoe was de toestand
in Rome? De mentaliteit van de legers, de
houding van de provincies? Waar ter wereld was
alles gezond, waar verziekt? Dat geeft niet
alleen inzicht in gebeurtenissen en feiten,
doorgaans kwesties van toeval, maar ook in hun
samenhang en oorzaken.
Nero's
dood vormde aanvankelijk de aanleiding voor
vreugdevolle taferelen en gaf toch ook
gemengde gevoelens, niet alleen in Rome bij
senaat, volk en stadsleger, maar bij alle
legioenen en aanvoerders. Een politiek geheim
was nu geopenbaard: keizer worden kan ook
buiten Rome.[i]
De senaat was blij en nam direct en
welbewust alle vrijheid, zeker bij deze
nieuwe, afwezige keizer. De voornaamste
ridders deden in vreugde amper onder voor de
senaat. Goede hoop leefde ook bij het vitale
deel van de bevolking, verbonden aan de grote
families, en ook bij beschermelingen en
vrijgelatenen van veroordeelden en ballingen.
Het lagere volk dat rondhangt bij renbaan en
theaters treurde, alsook de slaven van het
laagst allooi en potverteerders die van Nero's
schande leefden, de oren gespitst op
geruchten.
(5) Het stadsleger was door zijn lange
diensttijd vergroeid met de keizers en had
Nero meer laten vallen op initiatief en
aandrang van anderen dan uit eigen beweging.
Maar de troepen merken het: de namens Galba
beloofde bonus wordt niet uitbetaald, vrede
biedt niet evenveel kans als oorlog om je te
bewijzen en verrijken, ze staan niet meer
vooraan in de gunst van de keizer nu die door
de legioenen is uitgeroepen. Vandaar hun
bereidheid tot revolte, nog versterkt door
misdadige plannen van hun prefect Nymphidius
Sabinus, die zelf de troon wil. Ze raken in
rep en roer.
Nymphidius werd weliswaar tijdens
zijn coup onschadelijk gemaakt, maar hoewel
het oproer zo onthoofd werd behielden veel
soldaten een gevoel van medeplichtigheid en
het ontbrak niet aan praatjes en kritiek op
Galba: een oude vent, een vrek.
Zijn striktheid, een eigenschap die
ooit lof oogstte en in het leger hoog stond
aangeschreven, zat deze soldaten dwars. Aan de
tucht van vroeger hadden zij lak, en in die
veertien jaar waren ze door Nero sterk
beïnvloed, zodat ze nu voor de slechte
eigenschappen van keizers evenveel waardering
voelden als ooit respect voor hun goede.
Daarbij kwam nog een opmerking van Galba die
zijn politiek sierde maar hemzelf in gevaar
bracht. Soldaten 'kocht hij niet, hij
rekruteerde ze'. Woorden die ook niet klopten
met de rest.
(6) Zwak en oud stond hij tegenover
Titus Vinius en Cornelius Laco, de laagste en
de lafste onder de mensen. Alle afkeer van hun
immoreel gedrag en verachting voor hun
slapheid wisten zij af te schuiven op hem, het
ruïneerde zijn goede naam.
Galba's tocht verliep traag en onder
bloedvergieten. Aanstaand consul Cingonius
Varro en oud-consul Petronius Turpilianus
werden terechtgesteld. De een zou verbonden
zijn met Nymphidius, de ander generaal onder
Nero. Ze werden niet gehoord en konden zich
niet verdedigen, stierven dus 'als
onschuldigen'.
Onheilspellende intocht in Rome.
Duizenden soldaten waren inmiddels ongewapend
afgeslacht en zelfs voor hun moordenaars zag
het er dreigend uit. Het Spaanse legioen werd
de stad ingevoerd terwijl zich daar al het
legioen bevond dat Nero uit de vloottroepen
had gelicht – Rome zat dus vol vreemde
troepen. Daarbij nog grote aantallen soldaten
uit Germanië en Brittannië, uit Illyrië,
elitetroepen die Nero vooruit had gestuurd
naar de Kaukasus-pas en de geplande oorlog
tegen de Albani en vervolgens had
teruggeroepen om de opstand van Vindex de kop
in te drukken.
Er was dus een enorm revolutionair
potentieel. De gunst ging nog niet naar een
bepaald persoon maar lag klaar voor wie het
erop zou wagen.
(7) Toevallig kwamen er tegelijk
berichten over de moord op Clodius Macer en
die op Fonteius Capito. Macer had in Africa
onmiskenbaar onrust gezaaid, was door
procurator Trebonius Garutianus ter dood
gebracht op bevel van Galba, Capito in
Germanië overkwam hetzelfde wegens
soortgelijke plannen; commandanten Cornelius
Aquinus en Fabius Valens hadden bevelen niet
eens afgewacht. Er waren mensen die dachten
dat Capito weliswaar schandelijk hebzuchtig en
wellustig was, maar geen moment aan revolte
had gedacht: de commandanten hadden hem tot
oorlog aangezet en toen dat niet opschoot
hadden ze maar hem zelf beschuldigd en zo in
de val gelokt. En Galba? Ach, die had alles
goedgekeurd, uit gebrek aan karakter of om
grondig onderzoek te vermijden. Gebeurd was
gebeurd, niets meer aan te doen.
Overigens waren de reacties op beide
moorden ongunstig, en nu de keizer eenmaal
gehaat was gaf alles wat hij deed, goed of
slecht, gelijkelijk scheve ogen. De corruptie
heerste, oppermachtige vrijgelatenen, groepen
slaven, ze pakten gretig wat ze pakken konden,
haastig wegens Galba's ouderdom, en aan het
nieuwe hof deden zich dezelfde misstanden
voor, evenzeer drukkend maar niet evenzeer
vergoeilijkt. Galba's hoge leeftijd was op
zichzelf al aanleiding voor spot en weerzin.
De mensen waren gewend aan de jeugdigheid van
Nero; keizers vergeleek men, zoals het volk
dat doet, op uiterlijk en lichamelijke
schoonheid.
(8) Zo was de algemene stemming in Rome,
zoals gegeven de grootte van de bevolking ook
voor de hand lag.
IN DE MEDIA
1. nieuwsbericht
op de site van de Radboud Universiteit.
Datum bericht: 17 februari 2010
[Volledige
tekst:]
Nieuwe,
dwarse vertaling van Tacitus’ Historiën.
Deze week verschijnt een
nieuwe vertaling van Tacitus’ Historiën.
Vincent Hunink, docent Latijn en
Vroegchristelijk Latijn en Grieks aan de Radboud
Universiteit Nijmegen, vertaalde de beroemde en
onder vertalers beruchte klassieker.
Oorlog!
Moord! Andere rampen! De Romeinse
geschiedschrijver Tacitus (ca. 55-120) schreef
met zijn Historiën zijn eerste grote
werk, over de verwikkelingen in het
‘Vierkeizerjaar’ 69-70, toen het Romeinse rijk
toneel werd van een reeks verwarrende
burgeroorlogen om de macht. De keizers Galba,
Otho en Vitellius volgden elkaar snel op; de
laatste werd uiteindelijk verslagen door
Vespasianus.
Immens
sombere stijl
Tacitus’ Historiën is onder lezers en
vertalers geliefd én berucht om zijn immens
sombere stijl. Nooit eerder werd Romes verval
zo inktzwart beschreven. Tacitus doet dat in
uiterst compact Latijn; Vincent Hunink wilde
dan ook geen woord te veel in zijn nieuwe
Nederlandse vertaling.
Wrokkig en
bijtend Nederlands
De laatste Nederlandse vertaling van Tacitus’
Historiën was van J.W. Meijer uit
1958. Een nieuwe vertaling was al enige tijd
gewenst. Huninks weergave is er een die hoekig
en dwars wíl zijn, bondig en poëtisch,
juist om Tacitus' woordkunst te laten zien. De
kwaadheid en bitterheid van de auteur keren
terug in een wrokkig, bijtend Nederlands,
zoals in klassieke vertalingen nog niet is
vertoond. De vertaling is, in Huninks eigen
woorden, dus geen vlot leesbare tekst om bij
achterover te leunen. Maar wel, letterlijk, de
moeite waard.
Uit de opening
van Tacitus’ Historiën:
‘Ik aanvaard een werk rijk aan rampen,
bol staand van strijd en verscheurende
opstanden, en zelfs bij vrede grimmig: het
bevat vier vermoorde keizers, drie
burgeroorlogen en tal van buitenlandse
oorlogen, veelal beide tegelijk. Voorspoed
in het oosten, tegenslagen in het westen.’
(…) ‘Nee, nooit eerder viel het Romeinse
volk aan zo verschrikkelijke rampen ten
prooi en nooit waren de aanwijzingen zo
overtuigend en onmiskenbaar: de goden zijn
er niet op uit ons te beschermen, wel om ons
te bestraffen.’
Over de
vertaler
Vincent Hunink is docent Latijn en
Vroegchristelijk Latijn en Grieks aan de
Radboud Universiteit Nijmegen en zeer actief
als vertaler uit het Grieks, maar vooral het
Latijn. Het toeval wil dat deze maand diverse
van zijn vertalingen uitkomen. Zo verscheen
begin februari Liegen en leugens,
een vertaling van Augustinus' De mendacio
& contra mendacium (bij Damon,
Budel). Eind deze maand komt de vertaling van
De diligendo deo van Bernardus van
Clairvaux uit, God liefhebben (bij
Kok, Kampen). En daar blijft het niet bij in
2010.
2.
nieuwsbericht
op de site van Boekhandel Roelants
(Nijmegen). Datum bericht 26
februari 2010
[Volledige
tekst:]
Inktzwart.
Hartgrondig somber. Dat is het wereldbeeld van
de Romeinse historicus Tacitus.
De wereld waarin Cornelius Tacitus (ca. 55-120)
leefde was die van het Romeinse keizerrijk. En
inderdaad was daar het een en ander misgegaan en
scheefgegroeid sinds de dagen van Julius Caesar
de eerste echte keizer, Augustus (keizer van 27
v.Chr. tot 14 na Chr.). Tacitus verging het als
veel collega-senatoren: in zijn hart was hij
volbloed republikein, die met grote bewondering
en nostalgie terugkeek naar de periode van voor
Caesar en Augustus.
Maar anders dan sommige tijdgenoten, die soms
letterlijk terug wilden naar die oude tijd,
besefte Tacitus dat de weg terug naar de
republiek van weleer onmogelijk was geworden.
Augustus had teveel zaken onomkeerbaar veranderd
en door het optreden van zijn opvolgers was de
alleenheerschappij in Rome diep verankerd
geraakt.
Bij 'goede' keizers was het nog niet zo'n
beroerd systeem, maar bij gevaarlijke gekken
zoals Caligula en Nero leverde het veel
problemen op. Om maar te zwijgen van de chaos
die kon uitbreken als de keizerlijke macht
betwist werd. Zoals het geval was in het
beruchte Vierkeizerjaar 69-70, toen het Romeinse
rijk toneel werd van een reeks verwarrende
burgeroorlogen om de macht. Galba, Otho en
Vitellius volgden elkaar snel op, en de laatste
werd uiteindelijk verslagen door de eerste
Flavische keizer, Vespasianus.
Over de verwikkelingen in dat jaar schreef
Tacitus zijn eerste grote historiografische
werk, de Historiën. Daarvan is nu een
gloednieuwe vertaling verschenen van de hand van
Vincent Hunink.
De adembenemende openingsbladzijden van het werk
tonen het panorama van een wereldrijk in gestaag
verval. Nadruk op neergang en verval is
kenmerkend voor alle Romeinse
geschiedschrijving, maar Tacitus doet er een
duidelijke schep bovenop. In zijn visie schudt
het rijk werkelijk aan alle kanten op zijn
grondvesten. En menselijke waarden gaan massaal
aan de kant en dan zijn er nog natuurrampen.
De meest liederlijke figuur van de vier keizers
in dit boek is ongetwijfeld Vitellius. Tacitus
beschrijft hem met nauw verholen afgrijzen als
een karikatuur van alles wat een keizer zou
moeten zijn. Een Bourgondische lekkerbek die
eten en drinken stelt boven politiek, die niets
doet als ingrijpen vereist is en Rome's
financiële reserves er in een paar maanden
doorheen jaagt. Verkeerde beslissingen,
verkeerde raadgevers, machtwellustige helpers,
die in Rome zelfs de Capitolijnse tempel in
brand steken: Vitellius en zijn directe omgeving
vormen volgens Tacitus een regelrechte ramp voor
Rome. En natuurlijk wemelt het rondom hem van
intrigues, moordaanslagen en complotten.
Het lezen van deze bloedstollende Historiën doet
pijn. Zeker bij wie leest met een Romeinse blik
à la Tacitus. De teloorgang van Rome's
wereldmacht doet pijn, alle gevallen van
schrijnend onrecht en machtsmisbruik,
mismanagement en massamoord doen pijn. En ook
beschrijvingen van slagvelden en rokende
puinhopen, achterbakse aanslagen en nutteloze
offers vormen geen lichte lectuur.
Het befaamde, uitgesponnen verslag van de
'Bataafse opstand' in boek 4 en 5 is trouwens
ook pijnlijk voor lezers met Germaanse
sympathieën. Want onze vermeende heldhaftige
voorouders munten al evenzeer uit in
machtshonger, persoonlijke rancune, verkeerd
beleid, barbaarsheid, moord en doodslag. Heel de
Bataafse opstand, die zoveel mensenlevens kost,
loopt trouwens uit op niets.
Pijn doet vooral ook Tacitus' stijl. Zijn zinnen
zijn tot het uiterste samengebald. Vaak
ontbreken essentiële onderdelen zoals
werkwoorden of voornaamwoorden.
Verbindingswoorden die teksten normaal gesproken
soepel leesbaar maken (maar, want, dus, daarom)
worden waar mogelijk weggelaten. Het lijkt vaak
of Tacitus zo min mogelijk wil zeggen. Misschien
is het veelbetekenend dat zijn naam het Latijnse
woord is voor 'zwijgend': de taal van deze
Tacitus staat dichtbij een totaal zwijgen. Dat
heeft tot gevolg dat hij de lezer vaak uitdaagt,
voor raadsels stelt, zelf aan het werk laat
gaan. Tacitus' proza vraagt een leeshouding en
aandacht die gewoonlijk zijn weggelegd voor
poëzie.
Maar wie deze pijn wil lijden zal merken dat het
een aangename pijn kan zijn, die sterke effecten
heeft. Tacitus lezen staat borg voor indringende
leeservaringen en plotselinge vergezichten. Voor
een opwekkende onderdompeling in hartgrondige
somberheid.
De nieuwe vertaling van Vincent Hunink wil
vooral een literaire vertaling zijn, die recht
doet aan het uitzonderlijke karakter van
Tacitus' stijl. Daarom zoekt de vertaling
welbewust de grenzen van het Nederlands op.
3.
Interview
door D a a n S t o f f e l s e n
op de site van de Athenaeum Boekhandel
Amsterdam. Bericht: eind februari
2010
[Volledige
tekst:]
‘Ik ben, zo
kun je me denk ik het beste beschrijven, een man
van woorden. Mijn vak is lezen, schrijven, dat
kan ik tenminste. Voor een vertaling ben ik
eigenlijk continu op zoek naar het juiste woord,
je vertaalt de hele dag door. De zinnen blijven
hangen in je hoofd, je schrijft ze op. Je zoekt
de vervreemding op: je leest de tekst na in het
vliegtuig, of in de sauna, of ’s ochtends vroeg
aan de keukentafel, aan het strand, je probeert
even niet de vertaler maar de lezer van de tekst
te zijn. Je moet dat Latijn ook gewoon kunnen
negeren.’ We spraken Vincent Hunink, vertaler
van de Historiën, over het loslaten
van vertaalroutine, over de charme van
fragmentarische teksten, en over het
impressionisme en de dubbellagigheid van
Tacitus. En we
vergeleken
zijn oude vertaling van De opstand der
Bataven met de nieuwe.
Een heel andere aanpak
‘Ik ben eigenlijk in 1997 begonnen met
Tacitus. In 2000 kwam mijn vertaling van
Leven van Agricola en De
Germanen, in 2003 van de Dialogus
(Tegen het verval van de retorica) en
in 2005 het deel van de
Historiën dat over de Bataafse Opstand
gaat (De opstand van de Bataven). Dat
laatste was een enorme klus, het is al een
groot stuk van de Historiën, maar ik
was niet helemaal tevreden. Ik heb daarna een
tijdje niet naar Tacitus omgekeken. Eigenlijk
kun je het ook nooit goed doen. Altijd klaagt
er iemand, men vindt het aardig, maar net niet
kloppen. Ik had de moed eigenlijk opgegeven
met Tacitus. Het keerpunt kwam toen ik eind
2008 gevraagd werd om voor
Hermeneus een paar fragmenten van de Annalen
te vertalen. Ik had dat toegezegd, maar schoof
de klus steeds voor me uit.
Toen moest ik
wel, de deadline naderde, en ik besloot het eens
heel anders aan te pakken. Het ging om een
slagveldscène van het leger van Germanicus in
het Teutoburgerwoud, een standaardscène, waarbij
Tacitus met bitterheid de nederlaag van Varus in
herinnering roept. Ik besloot om het
impressionistisch te vertalen.
Tacitus, Annalen
1.60, in Hermeneus 81, 2009,
108-113: ‘De Chauci zegden hulp
toe en zij kregen een plaats in de
troepenmacht. De Bructeri waren hun eigen
gebied aan het platbranden. Lucius Stertinius,
die met lichtbewapende troepen door Germanicus
was uitgezonden, joeg ze uiteen. Tijdens het
moorden en buitmaken vond hij iets: het
adelaarsteken van het negentiende legioen.
Verloren gegaan samen met Varus.
Vandaar trok
de legerstoet naar het verst weg gelegen land
van de Bructeri. Alles tussen Ems en Lippe
werd grondig verwoest. Zo kwamen ze in de
buurt van het Teutoburgerwoud. Daar zouden,
naar verluidde, resten liggen van Varus en
zijn legioenen, onbegraven.’
Zo kon het dus
ook! Dit was een mogelijkheid om die Historiën
te lijf te gaan. Als een bezetene ben ik toen
begonnen te herschrijven – ik had die eerste
capita al eerder vertaald, maar niet tot
tevredenheid, en nu pakte ik ze
impressionistischer aan, harder, zodat die
prachtige bitterheid beter naar voren kwam.
Wikken,
wegen, bikken, schaven
Gaandeweg formuleerde ik mijn principes. Ik
zou zinnen opsplitsten waar mogelijk, streven
naar korte zinnen. Het is een misverstand dat
Tacitus alleen van de lange perioden was, daar
stuit je op in zijn
Annalen,
maar dit vroegere werk is beknopter, directer.
Fraaier, vind ik ook. En als je dan recht wilt
doen aan de eigen taal van een auteur, wat de
belangrijkste regel is voor een vertaler, dan
moet je dus ook de lengte van de zinnen
aanpassen.
Ik zou geen
woord te veel laten staan. Ik heb letterlijk
ieder woord gewikt en gewogen. Veel lidwoorden
kun je missen bijvoorbeeld, maar ook veel
voegwoorden, vooral die die tegenstellingen en
reden aanduiden. Maar, want, toch, omdat – het
staat alleen in de vertaling als het er ook in
het Latijn stond. Ik heb veel boeken gemaakt, en
dan heb je een zekere routine waarbij je
onhandigheden wegstrijkt, maar nu heb ik dingen
vager gelaten dan ik het zelf interpreteer.
Ik zou recht
doen aan allerlei stilistische kenmerken, en dus
ondanks dat andere principe niet te veel korte
zinnetjes met korte woorden laten staan. Ik zou
kiezen voor zinnen zonder werkwoorden als
Tacitus dat ook deed. Ik zou het praesens
historicum handhaven. Toen ik Sallustius
vertaalde, maakte ik van die vertellende
tegenwoordige tijden gewoon een verleden tijd.
Daar doen we niet aan in het Nederlands, vond
ik, met dat stijlmiddel kunnen we niets. Maar
daar ben ik op terug gekomen, het is lang niet
zo gek meer om af en toe een tegenwoordige tijd
te gebruiken. Ik zie mijn studenten het ook
doen. En het heeft een functie natuurlijk, foregrounding,
verlevendiging, het maakt een tekst op goede
momenten statischer, impressionistischer.
Ik heb ook,
anders dan vroeger, verzelfstandigde bijzinnen
gebruikt, en wel eens twee hoofdzinnen met een
komma gescheiden. Vroeger was ik dan ook veel
braver dan nu, en het Nederlands is ook vrijer
geworden. Ik weet dat er classici zijn die dat
taalverloedering noemen, die het Nederlands
willen beschermen, maar het is nog steeds een
mooie, prettige taal, veel mooier dan het
Engels. Ik heb wel eens naar het Engels moeten
vertalen, en dat blijkt veel strikter te zijn,
er is veel minder ruimte voor stilistische
variatie.
Het werd een
proces van veel bikken, schaven en slijpen. Ik
kon anderhalf, twee uur bezig zijn met de eerste
versie van een paragraafje, dus met niet meer
een derde pagina. De dag erna herzag ik het,
printte ik het uit voor een frisse blik. Later
herzag ik het dan nog een keer: waar kan het nog
harder, waar nog snijdiger? Er is veel tijd in
gaan zitten. En ik vind het niet erg om veel te
werken, maar het werk moet wel opschieten. Het
heeft ongeveer een heel jaar gekost, met
bijeengesprokkelde avonden, zondagochtenden, een
klus die mijn hele vrije tijd opslokte, en dat
kon alleen door een bepaalde obsessiviteit.
De
Historiën als bron en als
literatuur
Tacitus vertalen was dan ook eigenlijk
onvermijdelijk. Ik houd van kleine werken, ik
houd van proza, niet van poëzie, niet van
klassieke poëzie althans. En dan waren die
eerste werken die ik van hem vertaalde, de
Agricola,
de
Dialoog, De Germanen, ook nog eens heel
erg Tacitus, met die bittere toon en die
strakke stijl.
De Germanen
ging ook nog eens over ons. En dan paste hij
goed in het rijtje van Caesar en Sallustius,
die ik al eerder vertaalde. Ten slotte is
Tacitus gewoon verschrikkelijk mooi.
En niet altijd
even duidelijk, dat is waar. De Bataafse Opstand
is heel ingewikkeld, met allerlei veranderende
loyaliteiten en vijanden van Rome met Romeinse
namen. Maar ik verdenk Tacitus ervan dat hij
opzettelijk verwarring wil scheppen, de grenzen
tussen vriend en vijand wil vervagen, de gruwel
van burgeroorlog wil benadrukken. Lucanus heeft
dat bijvoorbeeld ook gedaan.
Die hele
Opstand was natuurlijk een ding van niets. Het
is evident dat Tacitus er iets mee wilde, hij
geeft wel heel veel aandacht aan iets dat je
makkelijk als gerommel in de marge kunt
kwalificeren. Ik denk dat hij het als een
potentieel heel gevaarlijk incident inschatte,
dat hij wilde waarschuwen dat zoiets onbenulligs
het Rijk in de vernieling kon helpen. Je moet je
bedenken dat de Bataven geen woeste barbaren
zijn – al ontkomt Tacitus niet helemaal aan dat
cliché –, dit zijn trouwe bondgenoten, goede
vechters die zelfs in Rome als lijfwachten
worden ingezet, prima lui. En die komen in
opstand!
Je kan daar
dus moralistische motieven in lezen, maar
Tacitus is bovenal een realist. Hij moest ook
wel, hij werd voor de topfunctie van consul
aangewezen tijdens de heerschappij van
Domitianus, eigenlijk was hij een collaborateur.
Moreel maagdelijk wit was hij in ieder geval
niet en zou hij niet meer worden. Ik lees die
dubbelzinnigheid en ambivalentie ook in zijn
werk, dat maakt het juist ook interessant.
Er is de
bewondering voor het oude Rome, de mores van de
Republiek – alleen, dat kan niet meer hersteld
worden. Dus zoekt hij binnen het Keizerrijk naar
de oude Romeinse waarden, probeert de goede
keizers eruit te halen, die voor overleg kozen,
die het volk niet uitzogen, die in ieder geval
een functioneel morele onkreukbaarheid
hadden. Hij is op zoek naar mensen die redden
wat er te redden valt. Dat betekent niet dat hij
sympathiseert met de Republikeinse oppositie in
de Senaat, hij neemt het niet op voor hen die
terug willen naar de oude tijd. Die
meer-dimensionaliteit, die meerlagigheid, die
maken Tacitus ook interessant.
Dat boeit mij
meer in de Historiën
dan de feiten die het werk beschrijft. De
vraag is ook sterk of Tacitus’ tijdgenoten van
hem verwachtten dat hij een objectieve bron was.
Historiografie was immers literatuur. Wel zullen
ze geïnteresseerd zijn in wat er nu was gebeurd,
maar het is niet te vergelijken met hoe wij
inmiddels omgaan met Tacitus. Hij is als bron
verschrikkelijk belangrijk voor historici. Maar
ook literair is hij zeer de moeite waard, en dat
heeft mijn interesse. De vormgeving, de taal, de
hogere stijlelementen, daar kijk ik naar. Als ik
wil weten hoe het zat dan lees ik de
geschiedenisboeken wel.
Dat is
natuurlijk een keuze. De vertaling die M.A. Wes
van de Annalen maakt is heel duidelijk
bedoeld voor historici: keurig vertaald, goed
leesbaar, de gaatjes opgevuld. Hier en daar
heeft hij wel een kleinigheidje van de stijl
gehandhaafd. Hij gebruikt voetnoten, inleidende
teksten, dingen die ik probeer te vermijden. Bij
mijn vertaling van de Historiën zit
een omschrijvende index, maar dat had van mij
niet gehoeven. Wes vertaalt voor mensen die zich
afvragen: hoe ging dat toen. Beide benaderingen
hebben natuurlijk hun bestaansrecht.
De charme van het
fragmentarische
Bovendien heeft de Historiën door zijn
overleveringsgeschiedenis beperkingen als
bron. We hadden graag over de verwoesting van
Jeruzalem gelezen, maar die staat niet meer in
het ene handschrift dat we hebben. Ook in de
andere verhaallijnen eindigt de
Historiën
onlogisch: is Civilis nog gekielhaald, hoe
komt Vespasianus uiteindelijk Rome binnen?
We hoeven ook
niet meer te verwachten dat de ontbrekende delen
nog opduiken – Tacitus schreef natuurlijk ná de
vernietiging van Herculaneum, en daar zullen we
hem dus niet meer vinden. Voor archaïsche
Latijnse poëzie staan de kaarten wat dat betreft
gunstiger. Maar misschien is dat ook de charme
hoor. Ik ben sowieso erg vóór fragmentarische
teksten, je blijft als het ware op je honger
zitten. Neem Plutarchus: als we nu maar wat
losse delen van de Moralia hadden
gehad, en bijvoorbeeld maar één leven, dan had
toch iedereen dat gelezen? De paradox is dat
volumineuze werken minder toegankelijk zijn. Dus
ik ben eigenlijk wel tevreden met die paar
boeken die we over hebben van de Historiën.
En de Annalen?
Als ik tijd van leven heb, ja, dan wil ik het
nog wel doen. Maar het maken van deze vertaling
liep niet altijd even soepel. Het ligt een
beetje aan de ontvangst. Als er belangstelling
naar is, dan zal ik, met een mengeling van
grootheidswaan en zelfvernedering, de knop
omzetten. Dan komt ook die vertaling er.’
Zoek de
verschillen: tweemaal de Bataafse Opstand
Hunink
vertaalde de delen van de
Historiën waarin de opstand van de
Bataven werd beschreven al eerder in 2005, en
het verschil in vertaalstrategie is goed
zichtbaar. We zetten de vertalingen naast
elkaar met de originele Latijnse tekst en
opmerkingen van de vertaler.
Latijn Igitur Civilis
desciscendi certus, occultato interim altiore
consilio, cetera ex eventu iudicaturus, novare
res hoc modo coepit. Iussu Vitellii Batavorum
iuventus ad dilectum vocabatur, quem suapte
natura gravem onerabant ministri avaritia ac
luxu, senes aut invalidos conquirendo, quos
pretio dimitterent: rursus impubes et forma
conspicui (et est plerisque procera pueritia)
ad stuprum trahebantur. Hinc invidia, et
compositae seditionis auctores perpulere ut
dilectum abnuerent.
2005 Civilis
was nu vastbesloten tot afvalligheid.
Voorlopig verborg hij zijn diepere bedoelingen
- hij zou zien hoe de dingen liepen - en begon
als volgt onrust te stoken.Op bevel van
Vitellius werd er een lichting onder jonge
Bataven gehouden. Dat was op zichzelf al een
last, maar het werd nog bezwaard door de
corruptie en perversie van de uitvoerenden:
die selecteerden oude of zwakke mannen om ze
tegen betaling weer te laten gaan, terwijl ze
anderzijds de mooiste jonge jongens (en die
hebben daar doorgaans al vroeg een rijzige
gestalte) meevoerden en zich aan hen
vergrepen. Dat zette kwaad bloed en er werd
een opstand op touw gezet: de aanstichters
bepleitten dienstweigering.
2010 Civilis
was vastbesloten tot rebellie. Voorlopig
verborg hij zijn diepere bedoelingen: hij zou
wel zien hoe alles liep. Hij begon als volgt
onrust te stoken.
Op bevel van Vitellius werd een lichting onder
jonge Bataven gehouden, een grote last op
zichzelf, nog verzwaard door corruptie en
perversie van de uitvoerenden. Zij
selecteerden oude of zwakke mannen om die
tegen betaling weer te laten gaan, terwijl ze
anderzijds de mooiste jonge jongens (en die
zijn daar doorgaans al vroeg uit de kluiten
gewassen) meevoerden en zich aan hen
vergrepen. Dat zette kwaad bloed, er werd een
opstand op touw gezet, de aanstichters
bepleitten dienstweigering.
Hunink ‘Vooral in de
vierde zin van deze passage heb ik gesnoeid,
een overbodig voegwoord en verwijzingen eruit
gehaald. En ik heb lang getwijfeld over een
goede vertaling van procera pueritia
die tegelijk de mannelijke homo-erotiek
uitdrukt en iets martiaals houdt.’
Latijn Civilis primores gentis et
promptissimos vulgi specie epularum sacrum in
nemus vocatos, ubi nocte ac laetitia
incaluisse videt, a laude gloriaque gentis
orsus iniurias et raptus et cetera servitii
mala enumerat:
2005 Civilis
riep de stamleiders en de felste mannen bijeen
in een heilig woud, zogenaamd voor een banket.
Zodra hij zag dat ze door nacht en
feestvreugde verhit waren, begon hij over de
roem en glorie van hun volk, om vervolgens
alle onrecht en afpersingen en andere
slavernij-ellende op te sommen.
2010 Civilis
roept de stamleiders en felsten van het volk
bijeen in een heilig woud, zogenaamd voor een
feestmaal. Zodra hij ziet dat ze door nacht en
vreugde verhit zijn, begint hij over roem en
glorie van hun volk, somt alle onrecht en
afpersingen en andere slavernijellende op.
Hunink ‘Dit is
een goed voorbeeld van het praesens
historicum dat ik nu wel als
tegenwoordige tijd heb vertaald.’
Latijn … neque enim societatem,
ut olim, sed tamquam mancipia haberi: quando
legatum, gravi quidem comitatu et superbo, cum
imperio venire? Tradi se praefectis
centurionibusque: quos ubi spoliis et sanguine
expleverint, mutari, exquirique novos sinus et
varia praedandi vocabula. Instare dilectum quo
liberi a parentibus, fratres a fratribus velut
supremum dividantur. Numquam magis adflictam
rem Romanam nec aliud in hibernis quam praedam
et senes: attollerent tantum oculos et inania
legionum nomina ne pavescerent. At sibi robur
peditum equitumque, consanguineos Germanos,
Gallias idem cupientis. Ne Romanis quidem
ingratum id bellum, cuius ambiguam fortunam
Vespasiano imputaturos: victoriae rationem non
reddi.
Magno cum adsensu auditus […]
2005 Dit was
toch geen bondgenootschap meer zoals vroeger?
Ze werden nu behandeld als een soort slaven!
Wanneer kwam er nog eens een volledig bevoegd
gouverneur, zo bezwaarlijk en arrogant als
zijn gevolg ook was? Nee, ze werden
overgelaten aan prefecten en centurio's, en
als ze die met hun bezit en bloed hadden
verzadigd werden die gewisseld. Dan zocht men
weer nieuwe zakken om leeg te schudden en
allerhande excuses voor plundering. En nu
stond er een lichting voor de deur. Die zou
kinderen van ouders, broers van broers
scheiden, misschien wel voorgoed. Maar nog
nooit had Rome er zo slecht voor gestaan! En
in het winterkamp vond je alleen buit en oude
mannen. Ze hoefden de ogen maar op te slaan en
moesten niet beducht zijn voor legioenen die
er alleen in naam waren. Zelf hadden ze toch
sterk voetvolk en ruiters? De Germanen waren
toch hun bloedverwanten en de Gallische
provincies wilden toch precies hetzelfde? Ja,
zo'n oorlog zou zelfs Rome niet slecht
uitkomen. Werd het geen onverdeeld succes, dan
zouden ze zeggen dat het `voor Vespasianus'
was, en bij een zege was er van verantwoording
geen sprake.
Zijn woorden kregen groot applaus.
2010
Dit is toch geen bondgenootschap meer zoals
vroeger? Behandeld als slaven! Wanneer komt er
eens een bevoegde gouverneur, hoe bezwaarlijk
en arrogant zijn gevolg ook is? Nee, ze worden
overgelaten aan prefecten en centurio’s, en
als die door buit en bloed zijn verzadigd
worden ze afgelost. Dan zoekt men weer nieuwe
zakken om leeg te schudden, en allerhande
excuses voor plundering. Nu staat er een
lichting voor de deur die kinderen van ouders
scheidt, broers van broers, misschien wel
voorgoed. Maar nog nooit heeft Rome er zo
beroerd voor gestaan! En in het winterkamp heb
je louter buit en oude mannen. Ze hoeven de
ogen maar op te slaan zonder schrik voor
legioenen die er alleen in naam waren.
Zelf hebben ze toch sterk voetvolk en ruiters?
En de Germanen, hun bloedverwanten? En de
Gallische provincies, die precies hetzelfde
willen? Ja, zo’n oorlog komt zelfs Rome niet
slecht uit. Wordt het geen onverdeeld succes,
dan was het ‘allemaal voor Vespasianus’. En
bij zege komt er geen verantwoording.
Grote bijval voor zijn woorden.
Hunink ‘Ik
ben erg gevoelig voor de vrije indirecte rede
die Tacitus hier gebruikt. Daarmee kan je
spelen, er een smaak aan toekennen. Tacitus
schrijft Civilis hier een motief toe, maar
laat er iets insinuerends insluipen. Als je
het vergelijkt met de echte redevoeringen die
hij opvoert, in de directe rede, dan zijn die
heel klassiek. Het waren de makkelijkste
passages om te vertalen. Een passage als deze
heeft een heel ander stijlregister.
En die laatste zin is onherkenbaar verbeterd.’
4.
Interview met H a n s v a
n G u l p e n van De
Gelderlander, gehouden op 22 februari. Tekst
in De Gelderlander van 23 februari 2010, p.
14-15. Volledige tekst online (855 kB).
5. interview
met A n n a v a n d
e W e y g a e r t voor
Radboudnet
(het niet vrij toegankelijke Intranet van de
Radboud Universiteit), bericht van 25 februari
2010.
[Volledige
tekst:]
'Voor Tacitus
is moed nodig'
Wie aan Tacitus Historiën
komt, komt aan classici. Weinig vertalers wagen
zich aan de eigenzinnige en klassieke stijl van
Tacitus. Vincent Hunink, docent Latijn en
Vroegchristelijk Latijn en Grieks, durfde het
aan. ‘Voor het vertalen van Tacitus is ervaring
nodig, en vooral moed.’ In 1997 stoeide Vincent
Hunink al met Tacitus’ Historiën, maar hij vond
nog niet de juiste vorm. Dinsdag 23 februari was
het eindelijk zover: Huninks vertaling ligt in
de boekhandel.
Vanaf
dinsdag ligt uw vertaling in de boekhandel.
Is dat het mooiste moment?
‘Het is de
bekroning op je werk als al die noeste arbeid
wordt gematerialiseerd, maar het is niet het
mooiste moment. Dat een uitgever zegt: we gaan
het doen, dat vind ik een heerlijk moment. En
de allermooiste momenten zijn als je voelt dat
je precies de juiste formulering raakt,
precies de goede toon hebt.’
Was
het een lastige klus?
‘Dertien
jaar geleden maakte ik een begin met het
vertalen van Tacitus, maar ik was niet
tevreden. Daarna zag ik er tegenop. Maar nadat
ik in 2005 de Batavenopstand vertaalde, een
gedeelte uit de Historiën, vatte ik weer moed.
Ik had de ervaring en vooral de durf om het
werk te lijf te gaan.’
Voor
het vertalen van Tacitus is moed nodig?
‘Zeker.
Tacitus’ stijl is zeer eigenzinnig en bondig,
zoals die van Bordewijk. Zo laat Tacitus soms
voegwoorden als ‘maar’ en ‘ook’ weg. Je moet
het overbodige weg durven laten, en niet te
mooi willen schrijven. Die eigenzinnige stijl
maakt het tot een lastige onderneming. Wie aan
Tacitus Historiën komt, komt aan classici. Als
je je eraan waagt kun je rekenen op heftige
kritiek, maar ik heb besloten me daar niets
van aan te trekken.’
Waarom
een nieuwe vertaling?
‘Dergelijke
werken worden om de twintig, vijfentwintig
jaar vertaald. Maar de laatste vertaling van
Tacitus Historiën dateert van 1958. Niemand
durfde het aan. Het was tijd voor een nieuwe
vertaling. Niet alleen het Nederlands is
veranderd, maar ook onze houding ten opzichte
van de Klassieken. We plaatsen deze auteurs en
de Klassieken nu minder op een voetstuk. De
laatste jaren is de bereidheid gegroeid de
negatieve kanten, zoals etnocentrisme,
vrouwvijandigheid, slavernij onder de ogen te
zien. Ook plachten vertalers onvolkomenheden
of onjuistheden glad te strijken of te
vergoeilijken. Zo was Tacitus’ kennis over
militaire operaties niet zo groot, die gaten
werden in lange voetnoten nog wel eens
gladgestreken. Dat heb ik niet gedaan.’
Er
komen deze maand drie vertalingen van u uit.
U bent productief!
‘Ik werk
gestaag, iedere dag vertaal ik een halve
pagina, dat levert een goede jaaroogst op.
Andere projecten, waarmee ik soms al jaren
bezig ben, komen toevallig in 2010 uit.’
Wat
is het geheim van een goede vertaling?
‘Een goede
vertaling is ondergeschikt aan het origineel.
De lezer moet het gevoel hebben het origineel
te lezen. Of dat gelukt is? Ik hoop het. Voor
echte recensies is het nog te vroeg.
Anton van Hooff was op de radio in ieder
geval positief.’
6. Interview
op de
site van Uitgeverij
Athenaeum - Polak & Van Gennep.
Geplaatst 3 maart 2010. Tekst
online.
(Verwijzing
naar dit interview ook in de digitale Athenaeum
Nieuwsbrief van 5 maart 2010, met in de email
zelf de volgende inleidende woorden:
Vincent Hunink heeft Historiën van Tacitus
opnieuw vertaald, hét geschiedwerk waarin de
neergang van Romes macht en moraal na de dood
van de gehate keizer Nero wordt beschreven.
Tacitus’ woede hierover blijkt op elke
bladzijde en krijgt vorm in snoeihard,
bloedstollend proza. Groots, elitair,
verbijsterend: zijn stijl en visie maken nog
altijd diepe indruk.)
Volledige tekst:
Interview
met vertaler Vincent Hunink
Tacitus is al eerder vertaald. Wat heeft jou
ertoe bewogen het opnieuw te doen?
'De vorige vertaling van de Historiën dateert
van 1958. Daarmee heb ik eigenlijk alles al
gezegd. Het Nederlands verandert als taal sterk
en daarom is een nieuwe vertaling van een
belangrijk boek als de Historiën na enkele
tientallen jaren simpelweg nodig om het voor
Nederlandstalige lezers toegankelijk te houden.
Daarnaast vind ik het werk van Tacitus erg mooi.
Een paar jaar geleden vertaalde ik een deel van
de Historiën (het verhaal over de opstand van de
Bataven). Het was dus wel heel verleidelijk om
vervolgens het hele boek te vertalen. Het was
wel een echte uitdaging om voor de stijl een
geschikte vorm te vinden Ook als vertaalproject
was het dus heel interessant.'
Voor de lezers die de historische situatie
beschreven in de Historiën niet of niet goed
kennen kan Tacitus soms ontoegankelijk zijn.
Wat zouden zij ernaast kunnen lezen?
'Ach, er staat al een handig chronologisch
overzichtje 'Vierkeizerjaar' op Wikipedia (ik
hoor niet tot de mensen die daarover neerbuigend
of afwijzend spreken). Algemene handboeken en
overzichten van de antieke geschiedenis helpen
je ook verder. En er zijn genoeg boeken over de
Romeinse keizers. Onlangs nog schreef Olivier
Hekster een mooi Nederlandstalig boek Romeinse
keizers. De macht van het imago. Wel verschenen
bij een concurrerende uitgeverij... Overigens
vind ik dat je Tacitus niet moet lezen vanwege
de historische inhoud, maar vanwege zijn stijl
en visie.'
In zijn literatuurgeschiedenis van het oude
Rome, Het feest van Saturnus , schrijft Piet
Gerbrandy: ‘Tacitus is zonder serieuze
concurrentie de grootste prozaïst uit de
Latijnse literatuur. Juist de aspecten die hem
tot een eeuwig modern auteur maken, zijn
meedogenloos cynisme, zijn neiging het leggen
van verbanden aan de lezer over te laten, zijn
onklassieke, soms zelfs gewrongen zinsbouw,
hebben ervoor gezorgd dat hij in de eeuwen na
zijn dood nooit een groot en enthousiast
publiek heeft gehad. Het proza van Tacitus
grijpt je bij je strot, dwingt je stelling te
nemen in onmogelijke dilemma’s, vervult je met
het besef dat niet alleen geen mens deugt,
maar dat je ook zelf voortdurend vuile handen
maakt. Moralisme is vrijwel geen enkele
Romeinse schrijver vreemd, maar alleen Tacitus
slaagt erin je zijn obsessies en frustraties
zo op te dringen dat je je medeplichtig gaat
voelen. De lectuur van Tacitus is
verontrustend, nooit ontspannend.’ Wil je
daarop reageren?
'Ik vind het prachtig geformuleerd, ik zou het
niet beter kunnen verwoorden! Als je dit leest,
wil je toch meteen naar Tacitus' teksten
grijpen? Dit is echte literatuur.'
Jouw vertaling van Tacitus is eigenzinnig te
noemen. In het geval van Petronius’ Satyrica
is jou dat zelfs door een recensent verweten.
Heb jij een persoonlijk vertaalstrategie, en
op basis waarvan bepaal je die?
''Eigenzinnig' ervaar ik als een compliment in
het geval van Tacitus. Zijn stijl ís
eigenzinnig, in de hoogste mate zelfs, en een
goede vertaling moet dat dus weergeven. In de
recensie van mijn Satyrica-vertaling (in Vrij
Nederland) waarop je doelt staat overigens
helemaal niets over eigenzinnig. Ik kan daar
eigenlijk beter over zwijgen. De recensent deed
toen een moedwillige poging mijn tekst verkeerd
te lezen, door bijvoorbeeld niet te kijken of
iets parodiërend was of serieus. Ik kan tegen
eerlijke kritiek, maar dat was heel onaangenaam.
Over het algemeen probeer ik altijd om de
specifieke toon en stijl van een boek te pakken
te krijgen en dan in het Nederlands weer te
geven. Natuurlijk ben ik één mens en is er dus
veel wat al mijn teksten verbindt, maar ik
streef ernaar dat elk boek zijn eigen stijl
krijgt.'
Je hebt al zeer veel vertaald uit het Latijn.
Heb je nog wensen, en wat staat er boven aan
jouw verlanglijst?
'Dit jaar ga ik een voorganger van Tacitus
vertalen: Velleius Paterculus. Een historiograaf
uit de tijd van keizer Tiberius. Hij geldt als
een hielenlikker van de keizer, en als een
aanstellerig stilist. Dat vind ik allemaal erg
vóór hem pleiten als schrijver: zogenaamd zwakke
kanten maken een auteur interessant. Tja, en
verder is er nog zo veel! Tacitus' Annalen
bijvoorbeeld, om maar even op Tacitus terug te
komen. Dat staat definitief op mijn programma,
maar het is wel een enorme klus. Ik zou ook wel
eens een oudere vertaling willen herzien,
bijvoorbeeld mijn vertaling 'Oorlog in Gallië'
van Caesar uit 1997. Het gaat dan om bepaalde
stilistische details. Maar of de uitgeverij
daarop zit te wachten weet ik niet. Hoe dan ook
is er nog werk genoeg. Ik zit nu rond de vijftig
vertalingen, maar hoop nog lang door te gaan. Op
naar de honderd!'
7. Interview
met Karin van den Boogaert voor
HoeZo?-radio (Teleac, Radio5), 9 maart
2010.
Beluister
dit interview (in twee delen: vanaf
00'47 en vanaf 27'29)
8.
Interview van
Vincent met Maarten Westerveen van VPRO radio
'De Avonden', Radio 6, 30 maart 2010.
Beluister dit interview (vanaf minuut
7)
9. Interview met P i e t e
r S t e i n z van
NRC
Handelsblad, vrijdag 16 april
2010, CS, Boeken, p.5.
Lees het hele
interview (PDF-formaat 544 kB) hier
(met vriendelijke toestemming van de
interviewer)
Het hele
interview is ook te vinden op de site van NRC,
in de rubriek NRC leest.
Klik
daarvoor hier.
10.
Interview met B o
b W i t m a n van De
Volkskrant, vrijdag 23 april 2010,
Kunst, p.40
Lees het hele
interview (PDF-formaat 562 kB) hier
(met vriendelijke toestemming van de
interviewer)
11. Column
van B a r b e r v a
n d e r P o l in
De Groene
Amsterdammer 18,2010van 4 mei 2010
over vertalen. De column opent als volgt:
Tacitus'
Historiën, een kleine tweeduizend jaar oud, zijn
opnieuw vertaald en het is goed gedaan, lees ik.
Het gaat er bij Vincent Hunink gepast bloedig
aan toe en de taal is kunstig gebleven. Ik klap
bij voorbaat. Tacitus: dat was puzzelen, stukjes
zin bij elkaar zoeken met behulp van de
naamvallen en de werkwoordsvormen en de volgorde
fatsoeneren tot Nederlands. Zo raar als Tacitus
was kon je het niet houden, want het Nederlands
is zelfs bij de rederijkers niet zo afwijkend
van de spreektaal geweest.
Zijn Latijn vertalen was denksport voor de
gymnasiast. Voor de muziek moest je bij Tacitus
niet zijn, maar ik was verslaafd aan hem,
misschien omdat ik kwam uit een gezin waar
eindeloos werd gedamd en geschaakt. Wie weet
hebben zijn Annalen een vertaler van me gemaakt.
Onlangs was er ophef over een voorstel om de
proefvertaling Grieks en Latijn bij het
eindexamen te laten vervallen; dit vanwege
slechte resultaten. Dat zal dan in de lessen z'n
weerslag hebben. Waar wordt een leerling dan nog
gedwongen om goed te lezen? Vertalen is de
opperste vorm van close reading. Het taalbesef
wordt erdoor gescherpt en versoepeld. (...)
12. Interview
[met B r e g j e C o b u s s e n]
in
Radboud
Magazine, kwartaalblad voor relaties
en alumni Radboud Universiteit Nijmegen, nr. 24,
juni 2010, p.9
De deskundige: Universitair docent Griekse
en Latijnse taal en cultuur Vincent Hunink.
In beeld bij: NRC Handelsblad, De
Volkskrant, De Morgen, De
Gelderlander, De Groene Amsterdammer,
De Avonden (Radio 6), Hoe?Zo!
(Radio 5),
TROS-nieuwsshow (Radio 1).
De kwestie: Half februari verscheen Huninks
vertaling van Tacitus’ Historiën. Hunink bleef
in zijn vertaling dicht bij de schrijfstijl waar
Tacitus beroemd mee werd.
Uw vertaling van Tacitus’
Historiën heeft veel aandacht gekregen.
Verrast?
“Het is wel te verklaren. Volgens mij zijn
er twee redenen voor: Tacitus is altijd geliefd
geweest. Hij is een bijzondere auteur: beroemd
en berucht. Interessant, maar tegelijk
ingewikkeld. En hij heeft een wat sombere stijl,
die ook cynisch is. Dat heeft door de eeuwen
heen veel mensen aangesproken. En nu de wereld
in beweging is en we in een onzekere tijd leven
is er behoefte aan vaste grond onder de voeten.
Men keert zich daarom met hernieuwde
belangstelling naar de oude, vertrouwde
Klassieken. Daarnaast heb ik een speciaal soort
vertaling gemaakt. Tacitus dankt zijn bekendheid
aan zijn eigenzinnige stijl. Ik heb geprobeerd
daar zo dicht mogelijk bij te blijven in mijn
vertaling. Dat heeft in ieder geval veel
aandacht getrokken.”
U had
niet verwacht dat uw vertaling zo goed
ontvangen zou worden?
“Eerlijk gezegd had ik verwacht dat ik ook
negatieve reacties zou krijgen. Met flink
ingrijpen in een bekende, klassieke tekst maak
je doorgaans geen vrienden. Het is niet gauw
goed. Maar tot nu toe zijn de reacties
uitsluitend positief. Zelfs in de meer
conservatieve hoek.”
En hoe
was het: optreden in de media?
“In het verleden heb ik al geregeld te maken
gehad met kranten en radio, maar nooit zoveel
tegelijk. Ach, het geeft voldoening. Deze
vertaling is in eenzaamheid geschreven. Ik ging
hiermee behoorlijk tegen de stroom in en dat
zorgde voor nogal wat tegenstand. Om nu dan zo
in de belangstelling te staan voelt goed. En ik
ben blij met alle publiciteit voor de Oudheid.
Ik doe het voor de goede zaak, maar ik kan niet
ontkennen dat ik ijdel genoeg ben om het leuk te
vinden met mijn kop in de krant te staan.”
Al die positieve aandacht
móet de verkoop gestimuleerd hebben.
“Geen idee of het aan de media-aandacht
ligt, maar het boek verkoopt boven verwachting
goed. We zijn toe aan de tweede druk en de derde
staat in het najaar gepland.”
Bent u nog verrast door
interessante vragen van journalisten?
“De een is wat kritischer dan de ander. Het
leukst is het als een journalist goed is
voorbereid. Dat was het geval met Pieter Steinz
van NRC Handelsblad. Hij was
belangstellend, had zich goed ingelezen. Dat
werd een verrassend interessant gesprek.
Een vraag van De Volkskrant was het
meest verrassend. De journalist wist zich te
herinneren dat een collega-classicus ooit
meewerkte aan een film over de Oudheid en in
ruil een rol in de film eiste. De Volkskrant
wilde weten of ik ook de ambitie heb om in
een film te paard door het beeld te galopperen.
Daar heb ik uiteraard volmondig ‘ja’ op gezegd.”
13. Een
enthousiaste reactie op het blog 'Festina
lente'.
14. De
Tacitusbrug bij Nijmegen (2013)
(klik op de afbeelding om te
vergroten)
RECENSIES
1. In
het VPRO radioprogramma O.V.T. op
zondag 14 februari sprak de Nijmeegse classicus
Dr.
A n t o n v a n H o o
f f in een interview over Tacitus
en de nieuwe vertaling. Hij prees de nieuwe
vertaling, al had hij uiteraard ook een of twee
punten van kritiek. Opvallend was zijn uitspraak
dat hij ooit klassieken was gaan studeren
doordat hij was gegrepen door de fascinerende
somberheid van Tacitus.
Beluister
dit interview
Naar de homepage van
OVT.
2. Het
TROS-radioprogramma TROS-nieuwsshow
op Radio 1 besteedde op
zaterdag 27 februari aandacht aan de
Tacitus-vertaling. Boekenbespreker P i e t e
r S t e i n z
was enthousiast over het boek: hij prees de
aanpak en stijl ('telegramstijl, 'stijl zonder
smeerolie'). Op een vraag van Mieke van der Wey
of het dan wel leesbaar was antwoordde hij
bevestigend. ('Wie heeft er behoefte aan "maar",
"want", "bovendien"?) Na een voorbeeldzin was
zijn oordeel: 'fantastische zin, dit is echt
goed vertaald'. Ook sprak hij van 'echt
verrukkelijk lezen' en zelfs 'dit was echt een
feest'. Van een leraar zoals hij zelf op school
had gehad zou de vertaler een tien hebben
gekregen. Wel voorzag Steinz dat anderen ook
kritiek kunnen hebben op deze Tacitus-vertaling.
Beluister
het item
Naar de homepage van de
Tros
Nieuwsshow.
3.
Bespreking door K l a a s W i
e r e n g a in het
Nederlands Dagblad van 19
maart 2010.
De recensent vergelijkt de vertaling met die
van Meijer en benadrukt de verschillen (Meijer
ziet de H. als historisch werk, Hunink
als taalkunstwerk), en constateert daarmee een
verschuiving van de inhoud naar de vorm. De
bespreking besluit als volgt: 'Of men nu
Tacitus'Latijn, Meijers volzinnen of Huninks
poëzie leest. de strekking blijft dezelfde:
waartoe is de mens eigenlijk niet in staat?
Zeer actueel. Vertaalexperimenten doen daar
niets aan of af.'
4. 'Meesterlijke vertaling van Tacitus'
Historiën'.
Aldus P i e t G e r b r a n d
y in
De
Volkskrant van 26 maart 2010, p.
28. In zijn enthousiaste bespreking geeft hij
de vertaling 5 sterren (het maximaal
haalbare). Hieronder volgt de volledige tekst
van de bespreking (met vriendelijke
toestemming van de auteur).
"Geen bladzij zonder
bloedbad"
Cornelius Tacitus schreef 1900 jaar geleden
zijn Historiën, over de chaos na de dood van
de Romeinse keizer Nero. Keiharde, cynische
verhalen, in een meedogenloze stijl.
Classici hebben een missie. Ervan
overtuigd dat de Griekse en Latijnse klassieken
tot het edelste behoren dat de menselijke geest
heeft voortgebracht, kunnen zij zich soms niet
voorstellen dat niet iedereen bereid is zich de
weerbarstige dode talen eigen te maken.
Zelfs de fanatiekste voorvechters van
het gymnasium zullen echter moeten toegeven dat
de meeste leerlingen na vijf of zes jaar
onderwijs nog steeds niet in staat zijn
zelfstandig Griekse of Latijnse teksten te
decoderen, laat staan dat het leestempo hoog
genoeg is om er ook nog een beetje van te kunnen
genieten.
Gelukkig zijn de belangrijkste teksten
in vertaling beschikbaar. Nog tot ver in de
twintigste eeuw hadden vertalers de neiging hun
geliefde auteurs weer te geven in een verheven
jargon dat vooral bedoeld leek om
niet-ingewijden op afstand te houden, maar de
afgelopen decennia zijn er, met name bij
Athenaeum–Polak & Van Gennep en de
Historische Uitgeverij, vele vertalingen
verschenen die niet alleen toegankelijk, maar
ook literair genietbaar zijn.
De productiefste vertaler op klassiek
gebied is zonder twijfel Vincent Hunink, die in
duizelingwekkend tempo de ene na de andere
auteur beschikbaar maakt, van de allervroegste,
fragmentarisch overgeleverde pioniers van de
Latijnse literatuur uit de derde eeuw voor
Christus, tot de laat-antieke preken van
Augustinus en obscure heiligenlevens uit de
Middeleeuwen.
Het geschreven Latijn was al vroeg een
hoogst gestileerde kunsttaal. Dichters en
prozaïsten legden zich toe op het vormen van
ritmisch overrompelende volzinnen waarvan de
woordvolgorde op vervreemdende wijze afweek van
de spreektaal, en vaak werden ze ook nog
opgetuigd met subtiele verwijzingen naar de
canonieke teksten die hun lezers op school van
buiten hadden geleerd. Voor ons is het doorgaans
vrijwel onmogelijk na te voelen hoe het Romeinse
publiek, dat overigens bij voorkeur niet zelf
las maar zich liet voorlezen, de teksten heeft
ervaren.
Dat geldt zeker bij de historiograaf
Cornelius Tacitus, die aan het begin van de
tweede eeuw zijn Historiën en Annalen schreef,
in een eigenzinnig Latijn dat nog steeds iedere
lezer in verwarring brengt, niet omdat het zo
moeilijk, maar omdat het zo heftig is. Het
grillig verloop van Tacitus’ zinnen en alinea’s
maakt je aan het schrikken, de gedrongenheid van
zijn formuleringen laat veel impliciet dat je
als lezer in gedachten moet aanvullen, zijn
oneliners zijn snijdend en meedogenloos.
Deze stijl is het perfecte vehikel
voor keiharde, cynische verhalen over
incompetente machtswellustelingen, corrupte
generaals, verwijfde senatoren, bloeddorstige
barbaren en konkelende courtisanes. Huninks
radicale, klankrijke vertaling van Tacitus’
Historiën is onthutsend, en daarom een
meesterstuk van ongekende klasse.
Van de Historiën is alleen het begin
overgeleverd, ruim vier boeken die gewijd zijn
aan de chaotische gebeurtenissen in de anderhalf
jaar na de dood van keizer Nero in 68.
Achtereenvolgens grijpen Galba, Otho en
Vitellius de macht, alle drie even fout en
onbekwaam, maar uiteindelijk is het de min of
meer respectabele Vespasianus die het
keizerschap in handen weet te krijgen.
Geen bladzijde zonder bloedbad, geen
hoofdstuk zonder verraad, geen alinea zonder
sarcastische karakterisering. Onder leiding van
de eenogige Julius Civilis komen de Bataven in
opstand, in
Judea maakt
Vespasianus’ zoon Titus zich op om Jeruzalem te
veroveren.
Een van de meest schokkende passages
betreft de inname en plundering van Cremona:
‘Veertigduizend gewapenden drongen binnen. En
een groter aantal soldatenknechten en
marketenters, verdorvener nog, in de ban van
lust en wreedheid. Rang noch leeftijd bood
bescherming, ze mengden verkrachting met moord,
moord met verkrachting. Heren op leeftijd, dames
aan het eind van hun dagen, die als buit niets
meer opleverden, werden meegesleept voor de
aardigheid. Kwam er een volgroeid meisje of
knappe jongen op hun weg, dan geweld en gretig
trekkende handen, ze werden in stukken
gescheurd, en ten slotte vlogen de plunderaars
elkaar naar de keel.’
Fascinerend is Tacitus’ neerbuigende visie op de
Joodse volksaard: ‘Ondanks hun oversekstheid
mijden ze geslachtsverkeer met niet-Joodse
vrouwen, onderling mag alles.’ Hun rituelen zijn
‘ongerijmd, smoezelig’. Ook de Bataven komen er
niet best van af. Zo geeft de wrede Civilis zijn
zoontje een paar krijgsgevangenen ‘als
schietschijf voor pijlen en oefensperen’.
De grootste schurken zijn echter de
Romeinen zelf: ‘Wat restte was een wedstrijd in
bedrog.’ Wie nog enig geloof in de mensheid wil
blijven koesteren, kan dit boek beter ongelezen
laten.
5.
'Lef en gedurfde keuzes in weerbarstige,
nieuwe vertaling'
P a t r i c k D
e R y n c k in De
Morgen van 31 maart 2010.
Hieronder
volgt de volledige tekst van de bespreking
(met vriendelijke toestemming van de auteur).
"Tacitus
is venijn"
Sine ira et studio. Niet verbitterd en
onpartijdig. Objectief. Zo schreef de Romeinse
auteur Tacitus naar eigen zeggen geschiedenis.
“De grootste leugen uit de antieke
literatuur,” aldus Ilja Leonard Pfeijffer, die
Tacitus ook Rome’s “vuilste en briljantste
prozaïst” noemt. Tacitus schreef het
inktzwarte verhaal van Rome’s eerste eeuw
onder de keizers. In zijn nieuwe vertaling
zoekt Vincent Hunink de grenzen van het
Nederlands op.
Een militaire dictatuur in haar laatste dagen,
met facties en fracties, moordpartijen en
executies, paranoia en verraad, plunderingen en
corruptie. Dat moet ongeveer de sfeer zijn
geweest in het Rome van het zogeheten
Vierkeizerjaar (68-69), net na de moord op het
monster Nero. Tacitus wijdt er in zijn Historiën
zo’n 250 bladzijden aan, de enige die bewaard
bleven uit het veel ruimere werk. Zestig jaar
eerder al had Augustus te kennen gegeven
bevreesd te zijn voor wat in 69 effectief
gebeurde: opstandige generaals die een loyaal
leger achter zich kregen en de macht grepen. De
ene keizer werd al op het schild gehesen toen de
andere nog maar pas op de troon zat. De in Rome
zo gevreesde burgeroorlogen waren even terug.
Tacitus: “Na de moord op Vitellius (keizer
nummer 3) was het meer einde oorlog dan het
begin van vrede. Gewapende winnaars zaten in
heel de stad met onverzoenlijke haat verliezers
achterna. Wegen vol lijken, forums en tempels
bloedbesmeurd na moordpartijen her en der, de
slachtoffers lagen willekeurig waar. En al gauw
nam de anarchie toe: gerichte zoekacties, naar
buiten slepen van onderduikers. Zagen ze ergens
een rijzig, jeugdig figuur, dan meteen kop eraf,
soldaat of burger. Wreedheid vond bij verse
haatgevoelens verzadiging in bloed, verkeerde
vervolgens in hebzucht.” Of nog: “Goor en
grimmig tafereel, geen veertig dagen na de slag.
Verminkte lijken, afgehakte ledematen,
halfvergane resten mens of paard. De bodem
doordrenkt van rotting. Bomen en gewassen
omgehaald, alles ijselijk doods.” Het lijkt wel
de Westhoek na de Eerste Wereldoorlog. Het
Vierkeizerjaar, een korte storm, vormde achteraf
bekeken het begin van een nieuwe tijd, waarin
Romeinse keizers niet langer in Rome werden
‘gemaakt’. Het was ook het jaar van de Bataafse
opstand, een in Nederland lang tot mythe
opgepompt maar in wezen kortstondig en
twijfelachtig moment de gloire. En in 70 werd in
Jeruzalem de tempel vernield, maar die episode
stond in het niet-bewaarde deel van Historiën.
Nu had Tacitus, van wie ook de Annalen
gedeeltelijk bewaard zijn en drie kleinere
werkjes, dat dieptepuntjaar niet nodig om te
vinden dat Rome’s dagen geteld waren en dat
alles naar de verdoemenis ging. Hij leed aan een
verregaande vorm van het
vroeger-was-alles-betersyndroom. ‘Vroeger’, dat
wil in zijn geval zeggen de tijd van de
republiek en van de aloude Romeinse normen en
waarden die volgens de toenmalige mythevorming
Rome’s grootheid hadden uitgemaakt:
onkreukbaarheid, eerlijkheid, deugdzaamheid,
werklust, soberheid… Draai al deze oud-Romeinse
kwaliteiten binnenstebuiten en je hebt de kern
te pakken van waar Tacitus’ historisch werk over
gaat. Over Vitellius schrijft hij: “Copieus
dineren was zijn passie, het was weerzinwekkend,
een verslaving. Vanuit Rome en Italië gestage
aanvoer van delicatessen, een drukte van belang
op wegen vanaf beide zeeën. De banketten
ruïneerden de voornaamste burgers in de steden,
de steden zelf werden verwoest. Soldaten
verslapten in werk en mentaliteit door gewenning
aan luxe, door verlies van respect voor hun
leider.” Of deze: “Niemand aan dat hof zocht het
hogerop door rechtschapenheid of hard werken, er
was maar één weg naar macht: decadente
banketten.” De keizer als toppunt van de rotte
piramide en als symboolfiguur staat uiteraard
centraal in dergelijke zedenschetsen. De eerste
eeuw, waar Tacitus over schrijft, had qua
mallotige en gewelddadige keizerfiguren wat te
bieden…
Dit schrijft Tacitus aan het begin van zijn
Historiën: “Ik aanvaard een werk rijk aan
rampen, bol staand van strijd en verscheurende
opstanden, en zelfs bij vrede grimmig: het bevat
vier vermoorde keizers, drie burgeroorlogen en
tal van buitenlandse oorlogen, veelal beide
tegelijk. Voorspoed in het oosten, tegenslagen
in het westen…” Tacitus was compleet verzuurd.
Werkelijk niets en niemand deugt, en als iemand
er dan toch even bovenuitsteekt, wordt hij
meteen van kant gemaakt: “Voornaamste stimulans
van de slechten? Droefheid van de goeden.” Voor
wie graag psychologiseert: die bittere
grimmigheid kan te maken hebben gehad met het
feit dat Tacitus onder de weerzinwekkende keizer
Domitianus carrière had gemaakt. Hij had vuile
handen en zat met een moreel probleem dat hij
als collaborateur van zich af moest schrijven.
Die schrijverij van hem, daar is het de echte
Tacituslezers – met excuus aan de historici – om
te doen: de lof voor zijn stijl is unaniem:
“Tacitus is zonder serieuze concurrentie de
grootste prozaïst uit de Latijnse literatuur,”
aldus Piet Gerbrandy. Zijn verzuring heeft hij
omgezet in bijtend vitriool: “Het proza van
Tacitus grijpt je bij de strot, dwingt je
stelling te nemen in onmogelijke dilemma’s,
vervult je met het besef dat niet alleen geen
mens deugt, maar dat je ook zelf voortdurend
vuile handen maakt… De lectuur van Tacitus is
verontrustend, nooit ontspannend.” Tacitus,
wiens naam betekent ‘de zwijger’, is een
typische tussen-de-regelsauteur, veeleisend voor
zijn lezers. Hij comprimeert, insinueert,
suggereert, contrasteert, varieert, alludeert…
Bijna op elke bladzijde moet je je zitten
afvragen: wat is hier nu echt aan de hand? Welke
drijfveren zitten achter wat mensen doen en
laten? Tacitus is venijn. Tegelijk schrijft hij
bijzonder filmisch, met veel oog voor details,
dramatiek en uitvergroting, en voor
massapsychologie, waarvan hij zowat de bedenker
is: “Het volk foeterde hem uit toen hij zo
vermoord terneerlag, even laaghartig als men hem
bij leven naar de mond had gepraat.” En:
“Soldaten zwermden door de stad om praatjes van
het volk te stoppen. Dat bij uitstek voedde
geruchten.”
Dat alles brengt Tacitus in een extreem gebalde
stijl, met zinnen zonder vervoegd werkwoord,
zonder de klassieke verbindingswoordjes die een
tekst vlot laten lopen, en met volop
knock-out-oneliners. In z’n befaamde innuendo’s
slaagt hij er vaak in iemands positie of
karakter in een paar woorden neer te zetten:
“Een man van risico’s nemen, handig opereren,
zaken aanpakken en al naar gelang zijn stemming
was hij verdorven of daadkrachtig, beide even
energiek.” Of deze: “Zelf was hij niet meer bij
machte tot bevelen of verbieden. In feite geen
keizer meer, maar slechts een reden voor
oorlog.” Nog eentje: “Hij begon tot de
gewapenden te spreken over het goede van vrede,
de risico’s van oorlog. Tot algemeen vermaak en
algemene verveling.” Tacitus’ navrante Latijn
wijkt grondig af van wat gewoon is en vergt
opperste concentratie en wat een ‘actieve
leeshouding’. Trek zelf uw sombere conclusies.
Zoiets.
De meeste vertalers normaliseren Tacitus’ taal.
Ze druppelen wat smeerolie op de knarsende
tekst, voegen werkwoorden toe en expliciteren
logische verbanden: maar, omdat, want, hoewel…
Dat is te verantwoorden: als historisch
geïnteresseerde lezer word je anders voortdurend
opgehouden. De uiterst productieve vertaler
Vincent Hunink doet dat niet en wil juist dat we
voortdurend halt houden. Een typerend
voorbeeldje: “De meeste wonden waren het gevolg
van beestachtige wreedheid: blijven hakken op
een hoofdloze romp.” Deze vertaler treedt met
dit uitgangspunt in het spoor van zijn grote
voorganger P.C. Hooft, die in 1684 Tacitus
vertaalde om het Nederlands te verrijken. Hunink
koos ervoor om Tacitus’ rauwe bondigheid in het
Nederlands te proberen te bewaren, uiteraard met
compromissen: de lidwoorden weglaten zou
koeterwaals opleveren. De citaten in dit stuk
geven een idee van het resultaat van zijn
uitgangspunt. Nog eentje, over soldaten die
Cremona binnenvallen: “Veertigduizend gewapenden
drongen binnen. En een groter aantal
soldatenknechten en marketenters, verdorvener
nog, in de ban van lust en wreedheid. Rang noch
leeftijd bood bescherming, ze mengden
verkrachting met moord, moord met verkrachting.
Heren op hoge leeftijd, dames aan eind van hun
dagen, die als buit niets meer opleverden,
werden meegesleept voor de aardigheid. Kwam er
een volgroeid meisje of knappe jongen op hun
weg, dan geweld en gretig trekkende handen, ze
werden in stukken gescheurd, en ten slotte
vlogen de plunderaars elkaar naar de keel. Wie
geld, wie zware gouden tempelgaven voor zichzelf
meesleepte werd afgemaakt als anderen sterker
bleken.”
Dit is lezen met veel weerhaken en zo heeft
Hunink het bedoeld. Hij wil naar eigen zeggen
bij de doelgroep van literair geïnteresseerden
“nieuwe belangstelling wekken voor Tacitus’
fenomenale kunstwerk”. Eigenlijk zeg je dan:
lees het Latijn, als het enigszins kan. Ik
begrijp Huninks basiskeuze van de stilistische
equivalentie perfect en het levert knappe
tempowisselingen, mooie klankspelletjes en
krachtige zinnen en paragrafen op, en toch ben
ik niet overtuigd. Impliciet stelt Hunink de
Nederlandse stilistiek gelijk met de Latijnse,
alsof we voor hetzelfde effect dezelfde middelen
gebruiken als Romeinse schrijvers. Quod non.
Zinnen zonder vervoegd werkwoord associeer ik
bijvoorbeeld vooral met snelle spreektaal en met
de van beelden overlopende columns van Camps.
Het soortelijk gewicht van de vertaling wordt
ook wel erg hoog voor de literair
geïnteresseerde die kennis mist van de militaire
en bestuurlijke context waarover Tacitus het
heeft – bijna iedereen dus – en als alleen een
namenregister soelaas biedt; er zijn nogal wat
nevenpersonages. Spreek me gerust tegen, zoals
Gerbrandy in de Volkskrant over deze vertaling:
“een meesterstuk van ongekende klasse”. In elk
geval, zijn lef en gedurfde keuzes sieren deze
vertaler. En dat is veel.
6.
'Groots, elitair en meeslepend'
De Tacitus-vertaling is verkozen als 'BOEK VAN
DE WEEK' in signalement door M i c h a e
l v a n B u i z e n
in:
Noordhollands
Dagblad ed. Alkmaarsche Courant, 1
april 2010, p 19.
'Af en toe verschijnt er een
boek dat aangekondigd wordt als 'elitair en
meeslepend' en door iedereen die van literatuur
houdt - en een beetje van geschiedenis - gelezen
zou moeten worden. De Historiën van Tacitus is
zo'n boek. Oorlog, moord, macht en andere
rampen; daar draait het in deze nieuwe vertaling
om. Vincent Hunink (...) zette zijn tanden in
dit beroemde en onder vertalers gevreesde boek.
(...)
Wat mij betreft leest de Historiën van Tacitus
als een jongensboek. Niet altijd gemakkelijk
maar dat maakt het tegelijkertijd interessant en
boeiend. Wat resteert is een fantastisch verhaal
dat uitdaagt om gelezen te worden.'
7.'Historische horror'
(grote delen) uit de recensie door A.
J. K l e y w e g t in
Amphora, mededelingen van de
vereniging
Vrienden van het Gymnasium voor
gymnasiaal onderwijs in de ruimste zin 29,
1010, 3, 14-16.
'(...) en deze Historiën zijn nu
vertaald door Vincent Hunink, die eerder al
vertalingen van Tacitus (en andere auteurs,
niet te vergeten ook Apuleius) het
welverdiende licht deed zien.
Hij begint met een
'Inleiding', waarin hij een helder beeld
geeft van de historische feiten. Daarna
wijdt hij enkele belangrijke bladzijden
aan de uitgangspunten van zijn vertaling.
Hij kiest er bewust en nadrukkelijk voor,
de zeer specifieke stijl waarom Tacitus
beroemd geworden is, zo accuraat mogelijk
na te volgen. Dat lijkt mij een
uitstekend, zo niet het enig geldige
uitgangspunt: het Latijn van Tacitus is zo
karakteristiek en individueel, dat elke
weergave in 'vlot te lezen proza' door dat
feit alleen al mislukt zou zijn.
(...)
Twee vragen zal men zich hierbij stellen:
in hoeverre heeft de vertaler zich
gehouden aan zijn uitgangspunt, de stijl
van het origineel zoveel mogelijk te te
volgen? En, mede in verband daarmee, tot
welk oordeel over de vertaling komen we?
Wat de eerste vraag betreft constateren we
dat Hunink zijn voornemen in hoge mate
waar gemaakt heeft. Evenals Tacitus
gebruikt hij sporadisch enigszins
archaïsche woorden of eenvoudige
neologismen (vleizucht, gunstbejag;
onvermijdbaar), en construeert hij zijn
zinnen doorgaans strak en zo summier
mogelijk. Zelf geeft hij aan, dat hij soms
wel Nederlandse woordjes toevoegt (als
'smeerolie', p. 20), om een verband te
expliciteren of een reactie van personen
te suggereren: 'dan', 'wel', 'ja'. In vele
gevallen gaat het daarbij om partikels
waarvoor in het Latijn niet zo eenvoudig
een equivalent te vinden zou zijn, en in
zoverre is deze lichte vereenvoudiging van
de soms 'zware' kost van Tacitus wel
verdedigbaar. Een enkele keer overschrijdt
hij naar mijn mening de zelf gekozen
perken, zoals bij 1.65 (p. 63), waar de
bewoners van Lyon proberen, de Romeinse
legioenen op Vienne af te sturen als een
stad van verraders: 'En 0 ja, er lag veel
buit, wisten ze dat?' Dat samenzweerderige
toontje vind ik wel wat ver af staan van
de afgemeten formulering in de grondtekst;
er staat 'woordelijk': 'ze wezen op de
grootte van buit'. Resumerend zou ik
willen zeggen dat deze vertaling ten
opzichte van de bron streng is, maar niet
ultra-streng.
Over de kwaliteit van de vertaling als
geheel kunnen we kort zijn: die is hoog. In
een helder, duidelijk - al zal niet iedereen
meteen begrijpen wat 'ringrecht' (p.32)
inhoudt - en overtuigend Nederlands vindt
Hunink veelal treffend adequate woorden en
uitdrukkingen, zoals 'het vitale deel van de
bevolking' (p. 27)
voor pars populi integra,
'een enorm revolutionair
potentieel' (p. 28) voor
ingens novis
rebus materia
en 'zonder enige imagoschade'
(p. 256) voor
incorrupto
ducis honore.
Het is zonder meer een
genoegen dit Nederlands te lezen, al is het
niet steeds om de inhoud: vol gruwelen; denk
aan de Romeinse
eques
die bij zijn commandant een
beloning kwam vragen omdat hij de vorige dag
in een gevecht zijn eigen broer, die bij de
tegenpartij diende, gedood had. Dilemma:
moreel verwerpelijk, militair
verdienstelijk; resultaat onbekend. Zie p.
168.
Tussen alle overlopende generaals, muitende
manschappen en bloedige executies lezen we
ook samenhangende verslagen van
gebeurtenissen die ons misschien wat meer
van nabij raken. In de eerste plaats
natuurlijk het (bijna compleet
overgeleverde) relaas over de 'opstand van
de Bataven', door Hunink eerder onder deze
titel vertaald (2005; besproken in dit blad,
juni van dat jaar). Hij heeft van deze
eerdere vertaling een herziene versie
gemaakt, en het is interessant te zien
waartoe dat geleid heeft. Bij een
vergelijking van de twee vertalingen van het
eerste hoofdstuk (4.12) blijkt dat in zo'n
20 regels twaalf kleine wijzigingen zijn
aangebracht, alle met als doel en gevolg dat
het Nederlands nog dichter bij de grondtekst
blijft, dit dus in overeenstemming met
Huninks strengere uitgangspunt.
(...)
Het ook weer voortreffelijk verzorgde boek
bevat enkele 'Noten' en een nuttig
'Register' van namen. Het zou ondankbaar
zijn op te merken, dat het nut hiervan nog
groter had kunnen zijn als van alle namen
aangegeven was waar ze voorkomen. Doordat
een verslag veelal onderbroken en later
hervat wordt, valt het vaak niet mee, na te
gaan waar een bepaalde figuur al eerder
genoemd was, temeer daar sommige namen
verwarrend vaak voorkomen (zo zijn er
minstens acht personen wier laatste naam
'Sabinus' is). Maar dat mag men van een
vertaling eigenlijk niet verwachten.
(...)
Als u dit boek koopt, gaat u het dan in één
ruk uitlezen? Dat denk ik niet. Afgezien van
de vraag hoeveel verraad en bloedvergieten u
achter elkaar aankunt, is de stijl zo
compact, dat nauwkeurig lezen geboden is;
'even met een half oog doornemen wat er
staat' is er niet bij. Dit is zeker niet als
kritiek bedoeld, integendeel: hiermee volgt
de vertaler de stijl van het origineel, en
zo hoort dat ook. U hoeft overigens geen
haast te maken: Hunink gaat nu het andere
meesterwerk van Tacitus vertalen, de
'Annalen', maar het duurt vast nog wel even
voor dit voltooid is.'
===
8. 'Vincent
Hunink heeft een uitgebreid palmares van
vertalingen op zijn conto. Daar voegt hij nu
de Historiae van Tacitus aan toe. In dit
boek bespreekt de Romeinse historicus de
onzekere en onstabiele toestand in het
Romeinse Rijk na de val van Nero in 69. De
ene keizer verdringt zich na de andere en de
ene burgeroorlog volgt de andere op. Typisch
voor deze geschiedschrijving is de morele
inmenging van de auteur. Hij verbergt zijn
verontwaardiging op geen enkele bladzijde.
Voor de Lage Landen is it boek heel
belangrijk want er zijn twee hoofdstukken
gewijd aan de opstand van de Bataven. Hunink
heeft de vertaling voorzien van een
degelijke inleiding en van een
verantwoording bij de vertaling. Helaas
bevat het boek geen register om dingen
meteen terug te vinden in het boek.'
HG
op
www.christusrex.be
9. 'Hooft redivivus'
grote delen uit de
recensie door
D a a
n d e n H e n g
s t in:
Hermeneus
82, 2010, 236-237
Op zichzelf is het
verschijnen van een vertaling van Vincent
Hunink niets bijzonders. Integendeel, als er
een jaar verstrijkt zonder dat Hunink een
nieuwe auteur aan zijn zegekar bindt, begint
men zich licht ongerust te voelen: de
Latijnse literatuur zal toch niet op zijn?
Maar de vertaling die hij dit jaar
gepubliceerd heeft is wel degelijk iets heel
bijzonders. In afwijking van zijn eerdere
stijl van vertalen, waarin hij bovenal naar
helderheid en toegankelijkheid voor de
moderne lezer streefde, heeft Hunink ditmaal
de brontaal, het Latijn, meer gewicht
toegekend dan de doeltaal, het Nederlands.
Dat is ongetwijfeld het gevolg van de
overweldigende indruk die Tacitus'proza
maakt op iedere lezer die enig gevoel voor
taal heeft. Zo ergens dan geldt hier: 'the
medium is the message',
(...)
In deze vertaling is het Latijn van Tacitus
op de achtergrond hoorbaar. Hoe de vertaler
dat bereikt, moet men maar in de
voortreffelijke verantwoordmg van zijn
werkwijze nalezen (p.15-21, en in het
tijdschrift Filter 17.3, p. 34-37.) Mij deed
dit onmiddellijk aan Hunmks meest illustere
voorganger denken, Pieter Corneliszoon
Hooft, die zich tot het vertalen van Tacitus
zette nadat hij diens werk 52 maal gelezen
had.
(...)
Hiermee heb ik één van de twee bezwaren die
ik een enkele keer voelde bij het lezen van
deze unieke vertaling aangestipt. Het
stijlregister is mij soms te
gemeenzaam.Tacitus is een isegrim, en
spreekt nooit als een voetbaltrainer ("Dus
volle kracht vooruit: rotte plekken in
beweging brengen en opschudden, overal", p.
129). Een tweede bezwaar is dat de
elliptische zinnen soms ontaarden in een
soort sms-taaltje ("Druk van Antonius op de
teruggedrongenen, ze maaien neer wie blijft
komen.Tegelijk bij de rest, al naar ieders
aard, rippen en plukken, afvoeren van
wapens, paarden", p. 148). Maar dat zijn
uitzonderingen in een vertaling die gewaagd
en geslaagd is. Een unieke prestatie.
10. Huzarenstukje
'Het was Vincent Hunink
niet te doen om een lekker lopende
vertaling. Het weerbarstige Latijn van de
meesterstilist Tacitus zet hij om in gebald
Nederlands, dat het origineel zo veel
mogelijk benadert en toch leesbaar blijft.
Een huzarenstukje.'
M a n u T
a s s i e r (buitenlandjournalist) in
De Standaard, 23 december 2010 (boek
genoemd op plaats twee in zijn lijstje van
beste boeken van 2010)
---
latest changes
here:
17-09-2017
|
|