VincentHunink.nl

Home > ONDERZOEK > VERTALINGEN | EDITIES | PUBL.LIJST | PROJECTEN ||| BRONNEN | INDEX



Vincent Hunink

HANS WARREN: DAGBOEK EN GEDICHTEN


tekst gepubliceerd in: Ons Erfdeel 46, 2003, 454-6 


Hoe ver kan men gaan in een dagboek? Ongetwijfeld veel verder dan in gesprekken of interviews. Een goed dagboek is ook voor anderen dan de schrijver juist boeiend als het ver gaat en heel eerlijk is. Daarnaast moet het natuurlijk enige variatie bieden en de weerspiegeling zijn van een echte persoonlijkheid. Aan deze normen voldoet het Geheim Dagboek van de eind 2001 overleden Hans Warren volledig.

Als dichter en romancier is Warren nooit werkelijk doorgebroken tot een groot publiek, maar dankzij zijn Geheim Dagboek is hij inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse letteren. Vijftien kloeke delen verschenen er inmiddels sinds 1981. Nu is daar niet deel 16 over 1984-85 bijgekomen, maar een heel bijzonder, ongenummerd deel over 2001, Warrens laatste levensjaar.

Het boek valt in omvang een beetje uit de toon bij de rest van de reeks. Een gemiddeld dagboek-deel bevat twee of drie jaar in zo'n 175 bladzijden, nu krijgen we in dezelfde layout 340 bladzijden over één jaar. De verklaring hiervoor is vrij eenvoudig: terwijl Warren zijn originele dagboeken flink inkortte voor publicatie door te snoeien in `gezeur' en `herhalingen', zoals hij het zelf aanduidde, heeft hij zo'n selectie hier niet kunnen maken. Men heeft, zo te zien, de echte notitie-cahiers integraal gepubliceerd.

Dat levert voor de lezer een schokkende leeservaring op. Niet alleen slaat hij of zij in het volgen van Warrens leven een kleine twintig jaar over, maar ook de inhoud van dit dagboekdeel is bepaald onthutsend. Om het kort te zeggen: we lezen heel veel over ziekten, gebreken, narigheid en lichamelijk verval.

De bijna tachtigjarige schrijver spaart zichzelf beslist niet, en vertelt ons behalve over zijn beperkte belevenissen alles over zijn wisselende gewicht, zijn gebrekkige stoelgang en ongelukken daarmee, zijn inzinkingen en huilbuien. Ontluisterende taferelen zijn hierbij inbegrepen. Aan details over lichamelijk verval kun je als lezer wennen. Wat echter veel moeilijker went zijn de eindeloze ruzies met partner Mario Molegraaf, die tot in den treure worden beschreven. De veertig jaar jongere vriend lijkt in dit dagboekdeel een hysterische dwingeland, die de verwarming bij de kleumende schrijver uitzet en hem dwingt tot ellendige auto-tochtjes naar zinloze bestemmingen, en een egoïstische bruut, die de oude, hulpbehoevende schrijver regelmatig bezeert bij het helpen opstaan.

Zo erg zal het toch wel niet zijn geweest. In een relatie zijn er altijd twee, en we krijgen hier alleen de geschreven visie van een van beide te lezen. Maar we kunnen er niet omheen: hoe de werkelijkheid ook is geweest, voor Hans Warren was het laatste jaar in ieder geval een hel. Het enige waar hij nog troost en geluk in vond waren zijn antieke kunstvoorwerpen. En zijn dagboek.

Misschien is dit uiteindelijk het meest schokkende en ontluisterende: dat voor deze schrijver directe communicatie en liefde in laatste instantie niet meer echt mogelijk lijken, dat er bijna niets overblijft wat het leven de moeite waard maakt, en dat hij in een diepe eenzaamheid zit. Vriend Mario, toch de liefde van zijn leven, als we de eerdere dagboekdelen mogen geloven, heeft hier nauwelijks nog een andere rol dan die van boze ziekenbroeder, van wie, op zijn best, de goede bedoelingen worden gezien. Verder beperkt Warren zich tot zijn dagboek, waar hij hele ochtenden en middagen boven gebogen zit, wegsukkelend en vlekken makend, zijn wanhoop uitsprekend, schrijvend tot de laatste snik.

Mario Molegraaf komt er in dit boek verschrikkelijk slecht vanaf. Het siert hem dan ook dat hij deze tekst toch voor publicatie heeft willen vrijgeven. Het is daarmee, misschien paradoxaal, een eerbetoon aan een beminde en bewonderde partner. Een laatste tribuut aan een ras-schrijver, voor wie het Dagboek een leven lang misschien wel het belangrijkste is geweest.

Het blijft intussen wel de vraag of wij lezers alle details uit dit boek willen weten, en of de reputatie van Warren niet beter gediend was geweest met een selectie uit dit omvangrijke dagboek over 2001. Een ervaren Warren-lezer kan zonder veel moeite de passages aanwijzen die bij bewerking zouden zijn gesneuveld (wegens `gezeur' en `herhalingen') en de passages die onverkort zouden zijn gehandhaafd. Een inkorting tot twee derde of nog minder was zonder meer mogelijk geweest, met behoud van het eigene en confronterende aan dit boek.

Nu is een andere keuze gemaakt, en dat feit moet men eenvoudigweg respecteren. Het biedt lezers in elk geval een indringend portret van Hans Warren: intiemer dan dit lijkt onmogelijk. Geheim Dagboek 2001 vormt het opmerkelijke slot van de hele reeks dagboeken, een reeks die gelukkig nog zal worden voortgezet met de ontbrekende jaren 1984-2000.

De reeks Geheim Dagboek is zonder meer belangwekkend en mag in de Nederlandse letterkunde nu al klassiek genoemd worden. Toch is het voor sommige lezers wellicht wat veel van het goede, wat te dicht op de huid van de schrijver. Gelukkig is het inmiddels ook mogelijk om Hans Warren te (her)lezen als dichter: vrijwel tegelijk met het dagboek 2001 verschenen ook zijn Verzamelde Gedichten in een lijvige band. Hierin zijn alle bundels opgenomen, van het prille, lyrische Pastorale (1946) tot Een stip op de wereldkaart (2001), waarin de oude Warren zijn dierbaarste kunstvoorwerpen bezingt.

Wie Warrens 55-jarig dichterschap overziet, constateert al snel dat de dichter een eigen toon heeft, die niet bij enige stroming in de Nederlandse poëzie aansluit, en die in de loop der jaren ook niet erg is veranderd: persoonlijk, lyrisch, direct, niet al te vormvast, aarzelend soms, vaak romantisch. De gedichten reflecteren Warrens persoonlijkheid en liefhebberijen, met universele thema's als dood en liefde, maar ook: Griekse goden, vogels, schilderijen, beelden.

Voor een deel krijgt zijn poëzie meer reliëf tegen de achtergrond van het Geheim Dagboek. Dit geldt bijvoorbeeld voor de expressive bundels uit de jaren '50, toen Warren in Parijs een wild leven vol avonturen met Arabische jongens leidde, of de al genoemde laatste bundel Een stip op de wereldkaart, waarvan we het onstaan op de voet kunnen volgen in het dagboek over 2001. Maar waar Warren als dichter op zijn best is, laten de gedichten zich zonder verdere toelichtingen of context lezen. Een duidelijk hoogtepunt vormt de bundel De Olympos (1973), waarin elk van de welbekende Griekse goden wordt geëerd met een eigen gedicht, waarin ook de persoon van de dichter zelf ook nadrukkelijk aanwezig is.

 POSEIDON

 Ik, die aan zee geboren ben,

wil nog graag geloven, machtige Poseidon,

dat de zee onze eilanden draagt.

In de zoute wellen, diep in 't land

offeren we, ook al wordt daar onze roeispaan

nog niet voor schepel aangezien,

en als je woedt, Poseidon Asphalios,

vastgegronde, wanneer de aarde steunt,

de golven koken, dan sidderen wij radeloos.

Bergen komen en gaan, een krater gaapt

daar waar je heiligdom verrees --

maar in de prille parelmoeren morgen

na het geweld, staat daar

onstuimig hinnikend je zoon,

het vleugelpaard Pegasos klaar.

 

Werkelijk overrompelende, dwingende poëzie is dit niet, maar charmant is ze alleszins. De on-Nederlandse, Mediterrane sfeer zorgt daarbij voor een aparte, eigen kleur, die zelfs kan gelden als typisch voor Hans Warren. Niet voor niets wordt in beschouwingen over hem soms gesproken als `een Griek in Zeeland'.

Warrens hoogste prestaties in de poëzie zijn misschien vooral te zien in de vertaling van de Griekse dichter Kaváfis (1863-1933), die hij samen met Mario Molegraaf maakte. Van deze veelgeprezen vertaling verscheen tegelijk met de Verzamelde Gedichten een vierde, uitgebreide editie. In het vertalen van zijn hogelijk bewonderde voorbeeld Kaváfis bereikt Warren een concentratie en kracht die in zijn eigen werk maar zelden gehaald wordt. Als voorbeeld volgt ook hier een zeegedicht (het origineel werd geschreven in 1913).

 

MORGENZEE

 

Laat ik hier gaan staan. En laat ook ik even

de natuur aanschouwen. Het vonkende azuur

van morgenzee en wolkeloze hemel, een gele kust:

alles overgoten door een groot, mooi licht.

 

Laat ik hier gaan staan. En me wijsmaken dat ik dit zie

Ik zag het werkelijk het eerste moment toen ik bleef staan)

en niet ook hier mijn fantasieën,

mijn herinneringen, de droombeelden van de wellust.

 

Warren was beslist trots op zijn eigen dichterschap, en hij heeft voor zijn persoonlijke, eigenzinnige poëzie misschien te weinig officiële erkenning gekregen. Maar in vergelijking met Kaváfis moet Warren het als dichter uiteindelijk afleggen, zoals hij ook zelf in zijn dagboeken geregeld opmerkt.

Hoe dit ook zij, het is goed dat zowel Warrens eigen poëzie als de Kaváfis-vertaling weer integraal beschikbaar zijn, in twee kloeke, parallel uitgevoerde banden, die dus broederlijk naast elkaar in de boekenkast kunnen. Jammer alleen dat de boekverzorging in beide delen lelijk en goedkoop is (stug papier, niet ingenaaid). Wat dit betreft hadden de estheet Warren en zijn lezers beter verdiend.

Vincent Hunink

Hans Warren, Geheim Dagboek 2001, Bert Bakker, Amsterdam 2002; [352 blz.] EUR 19,95

Hans Warren, Verzamelde Gedichten, Bert Bakker, Amsterdam 2002; [884 blz.] EUR 39,95

K.P. Kaváfis, Gedichten, in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf, Bert Bakker, Amsterdam 2002 [588 blz.]. EUR 36,95

----------------------

Begin 2002 schreef ik een In memoriam over Hans Warren in het tijdschrift Streven. Wie het wil nalezen is welkom op: www.let.ru.nl/V.Hunink/documents/warren.htm

Er is een mooie, informatieve website gewijd aan Warren, gemaakt door twee enthousiaste Warren-fans:

www.home.zonnet.nl/h.warren


latest changes here: 30-07-2012 16:01


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2014 V. Hunink

copyright statement  / contact