VincentHunink.nl

 

Vincent Hunink


HANS WARREN: UOMO UNIVERSALE IN ZEELAND


tekst gepubliceerd in: STREVEN 69, 2002, 266-9


Enkele dagen voor Kerstmis 2001 overleed in Goes de Nederlandse schrijver Hans Warren op de leeftijd van tachtig jaar. Met hem is een van de markantste figuren uit de na-oorlogse letterkunde verdwenen, en zijn dood betekent dan ook het eind van een tijdperk.

Sinds zijn debuut als dichter met de bundel Pastorale in 1946 is Warren onafgebroken aanwezig geweest in de Nederlandse literatuur. Na zijn eerste bundel volgden er nog vele uitgaven van zijn poëzie, waaronder een aantal opmerkelijke bundels. In 't Zelve anders (1975) hernam hij een aantal verzen uit zijn eersteling, met op de pagina ernaast een sterk relativerende nieuwe versie. In De Olympos (1973) portretteerde hij op treffende en persoonlijke wijze het pantheon van de Griekse goden, met verzen aan Zeus, Hera, Poseidon en anderen. Een jaar later volgde Betreffende vogels, opgebouwd uit verzen gemaakt op verschillende vogelsoorten.

Met de laatste twee bundels zijn meteen twee van Warrens levenslange liefdes genoemd: de klassieke oudheid en de wereld van de vogels. De klassieken hebben in zijn letterkundige werk vele sporen nagelaten. Een van de meest recente is de keuze voor `de oudheid' als thema van de Dagkalender 2002 van de Nederlandse en Vlaamse poëzie, die hij traditiegetrouw ook dit jaar weer samenstelde, samen met zijn partner Mario Molegraaf. In die scheurkalender is Warrens eigen dichtwerk, onvermijdelijk en terecht, ruim vertegenwoordigd.

De Griekse literatuur heeft Warren ook tot vertalingen geïnspireerd, veelal samen met Mario Molegraaf. Bij zijn dood nog onvoltooid blijft een volledige Plato-vertaling, waarvan onlangs het tiende deel verscheen. Een sterk op de oudheid gerichte Griek van lang na die tijd zelf is K.P. Kaváfis (1863-1933). Kaváfis' poëzie heeft veel raakpunten met die van Warren zelf, en het is niet verwonderlijk dat hij dat werk heeft willen vernederlandsen. De vertaling van Kaváfis' dichtwerk door Warren en Molegraaf is sinds de eerste uitgave in 1984 herhaaldelijk herdrukt, en is uit het Nederlandse taalgebied niet meer weg te denken.

Vogels waren Warrens liefde nog vóór hij de literatuur ontdekte. Als jongen hield hij eind jaren '30 een natuurdagboek bij, waarin hij zijn observaties van vooral vogels op schrift stelde. Na korte tijd, zeker na de inval van de Duitsers in 1940, ontwikkelde het dagboek zich in een andere richting en werd veel persoonlijker. Vanwege de openhartige ontboezemingen, bijvoorbeeld over zijn ontluikende homoseksualiteit, werd het een Geheim Dagboek, dat hij vrijwel tot zijn laatste dag heeft bijgehouden.

Onder diezelfde titel is Warren vanaf 1981 overgegaan tot publicaties uit het omvangrijke materiaal. Het is misschien in deze dagboeken dat Warrens schrijverschap het bekendst is geworden en de meeste lezers heeft bereikt. Met voor Nederlandse begrippen ongekende openhartigheid en niets ontziende eerlijkheid geeft hij inzicht in zijn innerlijk leven, zijn contacten met anderen en zijn letterkundige arbeid. De lezer maakt zijn wilde verliefheden mee, vooral zijn enerverende escapades naar het vrijgevochten Parijs van de jaren '50, waar een ware reeks van Arabische mooie jongens de revue passeert. In de loop van de jaren '50 keert Warren definitief terug naar Zeeland, waar hij als getrouwd man een rustiger leven gaat lijden. De dagboeken worden dan wat minder `avontuurlijk' en bevatten bijvoorbeeld veel materiaal over duiven en antiek. Pas begin jaren '70 komt zijn leven weer flink in beroering: nieuwe publieke erkenning van zijn dichterschap, stimulerende contacten met vooraanstaande letterkundigen (zoals Gerrit Komrij) en, uiteindelijk, het einde van zijn huwelijk en gezinsleven en zijn volledige toewending tot een homoseksuele levensstijl. Vanaf 1978 ziet de lezer Mario Molegraaf, dan zeventien jaar, het leven van de veertig jaar oudere schrijver binnenkomen, waarin hij sindsdien een hoofdrol is blijven spelen. (De gepubliceerde dagboeken zijn inmiddels pas gevorderd tot 1983, dus er ligt nog het nodige materiaal op selectie en bewerking te wachten.)

Dichter, bloemlezer, vertaler, dagboekschrijver: het is al een indrukwekkende serie kwalificaties, maar Warrens letterkundige werk omvat nog meer. Zijn carrière als romanschrijver mag dan geen doorslaand succes zijn geweest (de romans Steen der hulp uit 1975 en Demetrios uit 1976 bleven iets teveel `geconstrueerd'), zijn kritische werk als recensent is letterlijk ongevenaard, zowel in duur als in invloed.

Niet minder dan vijftig jaar hield Warren voor de Provinciale Zeeuwse Courant wekelijks zijn Letterkundige Kroniek bij (een record), waarin hij op onpartijdige en betrouwbare wijze de Nederlandse én vertaalde literatuur de maat nam. Warrens oordeel was niet zo direct van invloed op verkoopcijfers als die van de opeenvolgende recensenten in landelijke kranten. Maar het gewicht van zijn oordeel is groot geweest. Door zijn consistentie en onbevooroordeeldheid, door zijn brede blik en door het enorme tijdvak dat door zijn werk wordt omspannen, is Warren als recensent van veel verdergaande betekenis geweest dan de naam van de kleine krant zou doen vermoeden. (Overigens worden de kronieken al sinds vele jaren overgenomen door een groot aantal andere regionale dagbladen in Nederland). Ik kan uit eigen ervaring als vertaler spreken dat het een eer was wanneer Warren je werk besprak, en een geluk als hij dat met enthousiasme deed, zoals mij enkele malen overkwam.

Ondanks alles wat er in de wereld en in zijn eigen wereld gebeurde bleef Warren trouw aan zijn metier als recensent. Die trouw oversteeg zelfs, letterlijk, zijn dood: zijn laatste Letterkundige Kroniek verscheen posthuum in de PZC van 20 december 2001. Hij is werkelijk doorgegaan met het volgen en beoefenen van de letterkunde tot het bittere einde.

Dat einde kwam, ondanks een gestaag slechter wordende lichamelijke gezondheid, toch plotseling. Voor mij was het zelfs een schok: medio november 2001 legde ik voor het eerst een bezoek af aan Warren en Molegraaf, na jaren van contact per brief. In het huis, dat ik uit de dagboeken op een of andere manier al goed kende, aan de rand van Goes, trof ik Warren in zijn gloedheet gestookte werkkamer, omringd door boeken en kunst. We dronken er een feestelijk glas en praatten over, tja, de actualiteit, Zeeland, het literaire werk, kortom over alles. Ik kreeg ook het huis te zien, dat tot de nok toe gevuld stond met kunst van heel de wereld. Ik bewonderde er Afrikaanse beelden, Javaanse maskers en Griekse ikonen. Warrens gezondheid was wel zichtbaar broos: hij kon nog maar met moeite uit zijn stoel komen. Maar geestelijk was hij er voor de volle honderd procent bij, en hij betoonde zich een hoffelijk, wijs en aimabel gastheer, samen met zijn vriend Mario Molegraaf. Toen deze mij wegbracht naar het station bleef Hans Warren ons nazwaaien van achter een raam. Dat kleine gebaar trof me, want ik had gezien hoe moeilijk hem het opstaan en bewegen vielen, en ik besefte dat hij in het duister eigenlijk niets kon zien behalve de autolampen. Onbegrijpelijk en vreselijk dat zo'n levendige man een paar weken later zou sterven.

De dag nadat ik over zijn dood las, kocht ik Warrens pas verschenen dichtbundel Een stip op de wereldkaart (2001). Het was zijn eerste reguliere dichtbundel sinds vele jaren, eigenlijk sinds zijn Verzamelde Gedichten (1981) en Tijd (1986). In dit nieuwe werk laat Warren de lezers toe tot misschien wel het intiemste wat hij ooit heeft willen vertellen: het antiek en de kunst waarmee hij zich in zijn huis had omringd, de voorwerpen waarmee hij dagelijks leefde. Men ontmoet er bijvoorbeeld het portret van Sibylle (zijn vriendin uit de jaren '40), een ziektemasker uit Sri Lanka, een bronzen hengst uit India, Afrikaanse goden, Boeddha's, een oosters prinsesje (heel teder beschreven), een Bataks doodskistje. Kwetsbare, haast doorschijnende poëzie, die juist in zijn beschrijvingen van `dingen' haast schrijnend persoonlijk wordt. ...et devoir quitter tout cela (Richelieu), het motto van de eigenzinnige bundel, zegt ongetwijfeld iets over de droefheid van Warren in zijn laatste maanden.

De dichtbundel is, zeker achteraf bezien, onmiskenbaar als afscheid bedoeld, afscheid van de letterkunde, de wereld, zijn huis. Daarmee is de cirkel rond en is de literaire carrière van Warren bij leven geëindigd waar ze ooit, lang geleden, begon: bij de poëzie, en heel dichtbij. De schrijver is in stilte begraven in zijn Zeeuwse geboortedorp Borssele.

Of het nu de gedichten, de kritieken, vertalingen of dagboeken zijn die het langst zullen leven, Hans Warren zal zeker herinnerd worden als een groot en veelzijdig letterkundige. Hij was een haast onnederlandse, onmoderne uomo universale in Zeeland, een schrijver die levenslang in alle genres, op alle manieren, schoonheid nastreefde. Hij opereerde daarbij in de marge van de mode en los van de waan van de dag. Voor een deel kwam dat door zijn zelfgekozen `isolement' buiten de literaire wereld van de Randstad, voor een deel was het zeker zijn bewuste keuze. Het gemis, de leegte die hij achterlaat is er niet minder om. `De Nederlandse literatuur is een boegbeeld kwijt', kopte de PZC daags na zijn overlijden. Maar het is erger: een vaderfiguur.

Het werk van Hans Warren wordt uitgegeven door Bert Bakker, Amsterdam. Laatste uitgave: Hans Warren, Een stip op de wereldkaart, gedichten, Amsterdam 2001; ISBN 90-351-2380-8.

Recent zijn voorts: Hans Warren, Geheim dagboek 1982-1983, Amsterdam 2000; ISBN 90-351-2177-5; Plato, Timaios, Kritias, in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf, Amsterdam 2001; ISBN 90-351-1870-7.

 


latest changes here: 30-07-2012 16:01


HOME VH / vincenthunink.nl

(c) 2014 V. Hunink

copyright statement  / contact